Begrippen op binnenwater
door Rijkswaterstaat gehanteerd


autoafzetplaats
Ligplaats, die speciaal is ingericht en uitsluitende bedoeld is om een auto van boord te zetten of aan boord te nemen.

bakenlijn
Lijn over de bakens op de koppen van de kribben of bakens langs een gestrekte rivieroever.
beschut water
Het geheel aan Nederlandse binnenwateren, met uitzondering van de grote Deltawateren, IJsselmeer/Markermeer en Waddenzee.
bodem
Het onder de waterspiegel gelegen grondvlak van een rivier, kanaal, meer, haven, enzovoorts exclusief de taluds naar de oever

Centrale Commissie voor de Rijnvaart (CCR)
Internationaal bestuursorgaan, dat ingevolge de Akte van Mannheim (1868) de vrije en veilige vaart op de Rijn in stand moet houden, gevestigd te Straatsburg.
CEMT-classificatie
Indeling van binenvaartschepen in een beperkt aantal standaardtypen, opgesteld door Conférence Européenne des Ministres de Transports (CEMT).
chartervaart
Voormalige bedrijfsvaar tuigen die (weer) onder zeil gebracht zijn, zowel charterschepen als de grootste categorie pleziervaartuigen in privé-bezit. De chartervaart wordt ook vaak aangeduid als bruine vloot.
conventionele Rijn
De Rijn en Rijntakken, voor zover vallend onder het Rijnvaartpolitiereglement; in Nederland: Rijn, Waal, Lek, Nederrijn en Pannerdensch Kanaal.
corridor
Verzameling van vaarwateren tussen hetzelfde begin- en eindpunt.

doorvaartbreedte
De doorvaartbreedte of -wijdte is de kleinste breedte onder een brug of in een sluis, die bij de maatgevende waterstand volledig door het maatgevende schip kan worden benut, gemeten loodrecht op de vaarwegas.
doorvaarthoogte
De doorvaarthoogte is de verticale afstand tussen de maatgevende hoge waterstand en de onderkant van een overspanning boven de vaarweg bij volbelasting, die te allen tijde beschikbaar is voor de scheepvaart.
drempeldiepte
Het ondiepste punt van de drempel tussen de sluishoofden.
duwbak
Bak zonder eigen voortstuwingsmiddelen, anders dan een beperkt vermogen voor (bij)sturen, bedoeld om te worden geduwd.
duwboot
Motorschip, dat uitsluitend is bedoeld voor het duwen van duwbakken, dus zelf geen lading kan vervoeren.
duwkonvooi/duwstel
Samenstel van een of meer duwbakken en en duwboot.


geleidewerk
Fuikvormige constructie, aansluitend aan het hoofd van de sluis of brug, voor het geven van mechanische en visuele geleiding tijdens het invaren van een sluiskolk

high cube container
Container met een grotere hoogte dan de standaardcontainer, dus hoger dan 8½ voet of 2,60 m.
hoofdvaarweg
Vaarweg, waarover meer dan 5 miljoen ton goederen of 25.000 TEU per jaar worden vervoerd. Er zijn doorgaande en overige hoofdvaarwegen.

jachtensluis
Sluis, die primair bedoeld is voor het schutten van recreatievaart. In noodgevallen ook te gebruiken voor (kleine) beroepsvaart.

kegelschip
Schip dat door het verplicht voeren van 1, 2 of 3 blauwe kegels (’s nachts: blauwe seinlichten) aangeeft gevaarlijke lading te vervoeren.
kielspeling
Kleinste afstand tussen de onderkant van het kielvlak van een schip en de bovenkant van de drempel of vloer van een sluis of bodem van de vaarweg. Bruto kielspeling: als het schip stilligt. Netto kielspeling: als het schip vaart.
kielvlak
Het kielvlak is het denkbeeldige horizontale vlak dat raakt aan het diepst onderwater stekende deel van het schip.
kleine watersport
Watersport waarbij gebruik wordt gemaakt van relatief kleine vaartuigen (kano’s, roeiboten, zeilplanken en zeil- en motorboten korter dan ca. 5 m).
kolklengte
De (nuttige) kolklengte is de afstand tussen de stopstrepen van een sluiskolk.
koppelverband
Motorvrachtschip met ervoor of ernaast een gekoppeld vrachtschip of één of meer gekoppelde duwbak(ken).

laadvermogen
Maximum gewicht van de lading, die door het schip mag worden vervoerd.
Lowest Astronomical Tide (LAT)
Het minimum van de laagwatervoorspellingen in de huidige hydrologische toestand.
langshaven
Parallel aan de vaarweg gelegen afmeergelegenheid.
ligplaats
Gelegenheid om met een schip te liggen.
loswal
Parallel aan de vaarweg gelegen afmeergelegenheid, bestemd voor de overslag van goederen uit of in een schip.

Maatgevende Hoge Waterstand (MHW)
De maatgevende hoge waterstand voor de beroepsvaart is de waterstand, die gemiddeld 1% van de tijd wordt overschreden, gemeten over een langjarige periode van tenminste 10 jaar. Voor de recreatievaart is dit 2% in het zomerhalfjaar.
Maatgevende Lage Waterstand (MLW)
De maatgevende lage waterstand voor de beroepsvaart is de waterstand, die gemiddeld 1% van de tijd wordt onderschreden, gemeten over een langjarige periode van tenminste 10 jaar. Voor de recreatievaart is dit 2% in het zomerhalfjaar.
maatgevend schip
Grootste schip, dat de betreffende vaarweg vlot en veilig kan bevaren en bepalend is voor de CEMT-klasse van de vaarweg en de daarin gelegen kunstwerken. De vaarwegbeheerder stelt de afmetingen van het maatgevende schip vast.
minimumsluis
Een sluiskolk, waarin één maatgevend schip tegelijk geschut kan worden.
motorboot
Een pleziervaartuig, dat ontworpen en uitgerust is om nagenoeg uitsluitend te worden voortbewogen door middel van eigen motor of motoren.
motorbootroute (M-route)
Een vaarroute met een functie voor het verkeer met motorboten, waarvoor geldt dat motorboten maatgevend zijn voor de normstelling.

normaallijn
Een denkbeeldige lijn lopend over de stroomgeleidingswerken, zoals de koppen van de kribben, bij een bepaalde afvoer, doorgaans de middelbare afvoer.

oeverlijn
De oeverlijn is de scheidingslijn tussen water en land, ook wel vaarwegbegrenzing genaamd.
open vaarweg
Een open vaarweg is een vaarweg met een doorvaarthoogte van 30 m of meer, bestemd voor hoge transporten of zeilschepen met staande mast.
opstelruimte
Afmeerruimte bij een sluis, waarin schepen zich moeten opstellen om met de
eerstvolgende schutting mee te kunnen. Bij bruggen de afmeerruimte tot de eerstvolgende brugopening.
overligger
Een schip, dat niet met de eerste schutting na aankomst bij de sluis meekan, en dus een schutcyclus moet wachten.
overligtijd
Tijdsperiode ingaande op het moment dat de invaardeuren van de sluis sluiten en eindigt als de schuttijd voor het betreffende schip begint.
overnachtingsplaats/-haven
Ligplaats of haven, die de scheepvaart gelegenheid biedt te overnachten. Dergelijke ligplaatsen of havens zijn niet bedoeld voor goederenoverslag.

passeertijd
De tijd, die een schip nodig heeft bij het passeren van een sluis, samengesteld uit wachttijd, schuttijd en eventueel overligtijd.

recreatietoervaart
Een vaartuig geschikt voor het maken van een tocht van één of meer dagen, waarbij het vaargebied in de omgeving van de thuishaven wordt verlaten.
recreatievaart
Waterrecreatie of watersport met gebruikmaking van een pleziervaartuig.
remmingwerk
Constructie langs de opstelruimte en wachtruimte bedoeld voor het afmeren van schepen.

schrikhoogte
De schrikhoogte is de veiligheidsmarge, die wordt aangehouden tussen de bovenkant van het maatgevende schip en de onderkant van de brug.
schutpeil
Maximum schutpeil: Waterstand waarboven het schutten niet meer wordt toegestaan.
Minimum schutpeil: Waterstand waaronder het schutten niet meer wordt toegestaan. Vast te stellen door de vaarwegbeheerder.
sleepschip
Vrachtschip zonder eigen voortstuwing.
staande mast route
Zie: open vaarweg.
strijkhoogte
De strijkhoogte van een schip is de verticale afstand tussen de waterlijn en het hoogste punt van het stilliggende schip waarbij alle gemakkelijk strijkbare onderdelen (zoals radar, masten, antennes, vlaggenstok e.d.) zover mogelijk zijn gestreken.

uitlooplengte
De overgangszone tussen het normale vaarwegprofiel en de voorhaven, die vrij moet zijn van obstakels, zoals brugpijlers en haveningangen.

vaarbaan
Gedeelte van de vaarweg, dat voor in één richting varende schepen bestemd is.
vaargebied
Gebied waar een beroepsvaartuig op grond van zijn meetbrief mag varen.
vaargeul
Het gedeelte van het vaarwater, dat voor de scheepvaart op diepte wordt gehouden.
vaarweg
Elk voor het openbaar verkeer met schepen openstaand water.
vaarwater
Het gedeelte van een vaarweg, dat feitelijk door de scheepvaart kan worden gebruikt en instant gehouden wordt.
vaarwegdiepte
De vaarwegdiepte is de verticale afstand tussen de maatgevende lage waterstand en het hoogste punt van de bodem van de vaarweg, gemeten op de vaarwegas.
vaarwegklasse
De vaarwegklasse geeft het maximale standaardschip volgens de CEMT-classificatie aan, dat de vaarweg vlot en veilig kan bevaren.
vaarwegmarkering
Het met behulp van markeringsvoorwerpen, zoals boeien en bakens, aangeven van de vaargeul, dan wel obstakels of gevaren in de vaargeul.
vaarwegnetwerk
Het geheel van onderling verbonden vaarwateren.
vaarwegprofiel
Het vaarwegprofiel is het deel van de dwarsdoorsnede van een vaarweg dat vrij beschikbaar is voor de afwikkeling van scheepvaartverkeer.
vrije ruimte
Strook langs de vaarweg, die vrij moet zijn van bebouwing en begroeiing, om de vaarwegfunctie in stand te houden.

wachtplaats
Gelegenheid om een schip gedurende korte tijd af te meren in afwachting van een schutting, brugopening, laden of lossen.
wachtruimte
Afmeerruimte bij een sluis, waarin schepen van de ingaande vaart, die niet met de eerstvolgende schutting meegaan, kunnen afmeren.
wachttijd
De periode, die begint als het schip bij de sluis arriveert en/of op het remmingwerk afmeert en eindigt op het moment dat de schuttijd of overligtijd ingaat.

zeilboot
Een pleziervaartuig dat ontworpen en uitgerust is om door middel van windkracht te worden voortbewogen.
zeil- en motorbootroute (ZM-route)
Een vaarroute met een functie voor het verkeer met zeil- en motorboten, waarvoor geldt dat zeil- en motorboten maatgevend zijn voor de norm stelling.
zwaaikom
Een zwaaikom is een cirkelvormige verbreding van de vaarweg of van de haven, waar schepen kunnen keren.

Bron: Richtlijnen Vaarwegen 2011