|
|
|
Zaat | De grond van een droogvallende laad- en losplaats in een
getijdehaven wordt zaat genoemd. Bij laag water ligt het schip op zaat, op
een zaat, op de zaat, soms ook zate genoemd. De benaming wordt overigens voor elk stuk
grond gebruikt waar een schip droogvalt, dus ook een
zand- of modderbank. Goed
beheer van "de zaat" bij een laad- en losplaats is noodzakelijk.
Schuinaflopende grond bij de walkant wordt het liefst horizontaal gemaakt en
onderhouden. Door schroefwater gedraaide putten dienen bij laag water regelmatig
gedicht te worden en losliggende stenen verwijderd. Dat voorkomt schade aan
het schip bij droogvallen. Zeker bij schepen met vol ruim kan
sagging of hogging
bij een "slechte zaat"
ernstige schade veroorzaken.
Verwant: op zwart zaad zitten,
zeelingzaad. |
Zaathout |
Zaathout wordt ook wel geschreven als zaadhout. Da's natuurlijk verkeerd want zaat
heeft alles te maken met de bodem van een schip, de bodem van een dijk, of
een droogvallende getijdeplek, maar zeker niet met zaad van plant, mens
of dier. Toegegeven; in Oudnederlands werden d en t naar willekeur gebruikt.
Schrijftaal was nog geen gemeengoed en ontbeerde zoiets als het Groene
Boekje. Zie b.v. zeelingzaad dat alleen bekend is uit het
zeemanswoordenboek van Jacob van Lennep [1856],
een woord dat hij toen al verouderd
noemde en met een d schreef. Pas in 1865 kwam er een "Woordenlijst voor de
spelling der Nederlandse taal" van De Vries en Te Winkel. Andere benamingen voor zaathout zijn kolsem, kolzem, kolsum, kolswijn of swin. Het is de langsverbandbalk in de bodem [onder of naast de buikdenning] van een houten spantgebouwd schip, ook wel tegenkiel genoemd en extra zwaar uitgevoerd op de plaats waar de mast staat (nr. 2 op het plaatje). Doorgaans zijn ter weerszijden van dit zaathout meer evenwijdige balken aangebracht, de bijzaathouten of zijdragers, e.e.a. geschoord door blokjes hout, de woutermannetjes. De verlengstukken van het zaathout die aan de binnenkant van de voorsteven oplopen heten vooroploop en die over het slemphout tot tegen de achtersteven lopen achteroploop. We komen voor dwarsscheeps verband en voornoemd langsverband ook nog de naam kattenspoor tegen. Meer daarover op binnenvaarttaal van collega Pieter Klein. |
Zaling |
|
Zandloper | Een zandloper is een tijdglas waarvan de oorsprong terug gaat naar het oude China; zie glazen slaan, maar ook de benaming van de ijzeren beschermrand (sleepijzer) aan de onderzijde van het zwaard. In ondiep water kan het zwaard over het zand lopen en schippers gebruiken dit doelbewust om het schip af te stoppen of op zijn plaats te houden. Zie ook getij stoppen. Verder wordt in de visserij het dagmerk van twee kegels met de punt naar elkaar toe ook wel een zandloper genoemd. |
Zeedijkvisserij | De term zeedijkvisserij wordt gebruikt voor de Zuiderzeevisserij in Friesland ten Noorden van Vollenhove. De bootjes, veelal haringboten werden in het vroege voorjaar, soms al in februari met vele behulpzame handen over de dijk gesleept. Verwant haringboot, slikbak. |
Zeeg |
Zeeg of
zaalt is de
kromming of verloop in
de deklijn vanaf het voorschip tot het achterschip. Het verschil in centimeters (of
vroeger een andere maatvoering) wordt deksprong genoemd. Je trekt een lijn langs
de hoogste punten van voor- en achtersteven en meet het verschil tot het diepste punt van
het boord. Dat getal is de sprong. Een
omgekeerde zeeg (soms spreekt men over "negatieve zeeg") is een bolling
in het dek bij sommige wedstrijdzeilboten. Dat noemde men een kattenrug. Oorspronkelijk natuurlijk zonder
tussen "n". Kijk voor zo'n katterug bij
Mystère. Meerdere toevoegingen aan "zeeg" (oplopend, sterk, vlak of flauw, gestrekt) zijn te vinden op binnenvaarttaal. |
Zeehelden | Volgens Van Dale is een zeeheld "iemand die zich dapper gedraagt in zeegevechten". Dus iedere varensgast, van opperbevelhebber tot officier of bemanningslid. Toch hebben onze geschiedschrijvers het bij zeehelden alleen over opperbevelhebbers als schouten-bij-nacht en admiraals (vice- en luitenant-admiraals). Gesneuvelde opperbevelhebbers stierven een heldendood en kregen (ook als ze in bed stierven) een praalgraf. Over varensgasten die hun leven lieten (de echte zeehelden) hoor en vind je niets. Hier de door marinehistoricus Ronald Boudewijn Prud'homme van Reine (in 2004 winnaar van de J.C.M. Warnsinck-prijs) samengestelde top-10 van zeehelden uit de zeventiende eeuw: |
Zeelingzaad | Dit prachtige Oudnederlandse woord als wetenwaardigheid. Het was de benaming voor de afdruk die een schip in de bodem achterlaat wanneer het vast gezeten heeft. |
Zeemans bijgeloof - en wijsheden |
Zie scheepsbijgeloof. |
Zeemansgraf |
|
Zeemanskost (schafterij) |
Een
alfabetische bloemlezing
uit
soms oude marine- en koopvaardijtaal voor gerechten en dranken en zaken die daarmee te
maken hebben.
Bij de marine vaak uit het Maleis. Een paar
komen uit het Sparks' en van Dalen woordenboek voor scheepsgebruik van
oud radio-officier Johan Karels met de
waarschuwing: "Niet geschikt voor mensen die snel
rooie oortjes krijgen", uit
Oneindig Noord-Holland.en uit
Marine Termen van Albert Chambon. Verwant: Zeemansvoeding in voeger tijden en Victualielijsten uit 1697, 1775 en 1950. Afbijt. Eertijds bij
de marine een vieux van mindere kwaliteit, Het was "Hollandse cognac", ook
bekend als "peut".
Gasballen. Spruiten, ook als "sopdotten".
Mogen wij zwijgen? Ondefinieerbare massa van blikvoer (gehakt, aardappelen, slappe
groente?). Van oorsprong de titel van een nogal "heftige" film uit het stomme
tijdperk. De film propageerde het onderzoek naar het vaderschap. Menig marineman wilde het
"vaderschap" van zijn opgeschepte prut ook wel onderzoeken... |
Zeemanstaal | Zie uitdrukkingen. |
Zeemansvoeding in vroeger tijd | Eind 19e eeuw had de
gewone zeeman het nog steeds niet best. In het boek "Vier jaar voor de mast" van Frank T.
Bullen, staat de door de Engelse Board of Trade van koopvaardijschepen
vastgestelde schaal van te verstrekken rantsoenen. Bij de Engelse koopvaardij had iedere opvarende recht op: Vier dagen per week 0,68 kg zout vlees met been en 0,23 kg meel, uitgezonderd de zaterdagen; dan mag dit laatste vervangen worden door 0,23 kg rijst, maar het behoeft in 't geheel niet te worden verstrekt. Op de overige dagen van de week 0,68 kg gezouten spek en 0,2 kg spliterwten. Verder per dag 0,45 kg scheepsbeschuit, 3,5 gram thee, 14,2 gram koffie en 3,5 liter water. Tenslotte per week nog 0,3 kg suiker en 0,5 pint azijn. In de maandenlange reizen bood dit weinig variatie en de kwaliteit van het gezouten vlees, spek en scheepsbeschuit liep hard achteruit. Op Franse koopvaardijschepen werd voor lagere kosten een veel gevarieerdere voeding voorgezet: Het ontbijt bestond uit koffie, vers brood en een glaasje cognac. Het middagmaal doorgaans uit 0,23 kg vlees, een dikke soep, wat brood en 0.5 pint wijn. Het avondmaal volgde om 16.00 uur en was een waar festijn. Afwisselend werden opgediend linzensoep, vermicelli, macaroni of een stamppot van groenten, vlees en kruiden; voorts nog brood en 0,5 pint wijn. Bij de Nederlandse koopvaardij (alleen gegevens uit de VOC-tijd) had iedere opvarende recht op: Per week 3 tot 5 pond hartbroot (scheepsbeschuit), 1 tot 1,5 pond vlees of spek, 1 pond stokvis en 0,5 pond boter. Verder per dag 1 canne water, 1 canne bier, 1 tot 4dl brandemoris, 1 mutsje (1/6 ltr) spijsolie, 1 mutsje azijn en voor de hele reis 4 à 5 Edammer of Goudse kazen. Bonen, gort, grauwe erwten en bokking (gerookte haring) moesten "nae 't noot doet" aan boord zijn, evenals een aantal manden met zondrogers (gedroogde haring). Op de kaasmarkt van Leiden werd ook meerjarig gedroogde komijnekaas van boeren uit de omgeving aangekocht. Die "Ouwe Leidsche" (oude Leidse) was zeer lang houdbaar. In de praktijk kreeg men het echter zelden want er werd door de botteliers in die tijd naar harte lust gesjoemeld. Op de Amsterdamse Crenghenmarckt konden licht beschimmelde grutterswaren gekocht worden en stinkend vlees kon met een lading zout in tonnen. Een paar maden meer of minder in de kaas deden ook geen kwaad. Warmoes (groente) en fruit kwam al helemaal niet aan de orde, maar werd soms wel onderweg ingenomen. Kaap de Goede Hoop bijvoorbeeld. Verder uit dezelfde tijd nog een victualiënlijst voor een tocht van een jaar en een overzicht van de "lijftocht" op een oorlogsschip voor een maand, ieder uitgaande van een equipage van 100 man. Merkwaardigerwijs werd door chirurgijn Nicolaus De Graaff [1619 - 1688], die bekend stond om zijn snijdende pen, het volgende milde oordeel over de voeding op de VOC-schepen vastgelegd: t Schaffen op de schepen van d Oost-Indische Compagnie, insonderheyd op duytreyse gaat seer orderlijk, en niemant behoeft gebrek te lijden; dewijl alles, so spijs als drank overvloedig onder t scheepsvolk word uytgedeeld, en worden de bakken driemaal des daags vol opgeschaft; te weten, yder baks volk alle morgen een volle bak warme grutten met pruymen gekookt, en over de selve boter of ander vet; s middaags een bak witte erten en een bak Stokvis met boter en mostaard; uytgeseyd op Son- en Donderdag, wanneer sy s middaags een bak met grauwe Errten, en daar na een bak met vlees of spek krijgen. Yder man krijgt alle weken vier pond brood, en dagelijks een kan bier, so lang t selve duurd; ook olie, azijn, boter, spaanse en franse wijn, so veel tot gezonheyd en redelijk onderhoud van noden is. Op papier ziet dat er prima uit, maar in de praktijk was het verschafte eten en drinken volkomen ongeschikt voor menselijke spijsvertering en op lange reizen was vaak de helft van de bemanning niet in staat dienst te doen. Het sterftecijfer op de Indiëreizen lag op twintig tot dertig procent, maar het was geen uitzondering dat van een bemanning van 140 koppen slechts 40 terugkeerden omdat de rest was gestorven [Me4, blz.150]. Lees verder over het leven aan boord hoofdstuk 6 van "Het Oost-Indisch avontuur. Duitsers in dienst van de VOC (1600-1800)" van Roelof van Gelder in de Digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren. Zie ook: Victualielijsten uit 1697, 1775 en 1950. Verwant: VOC mentaliteit. |
Zeemijl | 1 zeemijl = 1852 m =
1 meridiaanminuut = per uur 1 knoop . De meridiaanminuut kan worden afgemeten op de staande rand van een waterkaart. Zie ook de schippersmaatlat, een herleidingtabel.. |
Zeevaart |
Wetenswaardigheden over onze
maritieme historie, de handelsvaart over de gehele wereld met de
WIC en
VOC compagnieën en
de latere NHM. Veel scheepstypen worden beschreven. Hier de symbolische
voorstelling met beeldjes van de vier werelddelen.
Ze werden vervaardigd door Josef Holzinger (1735-1797)
|
Zeevast |
|
Zeewaardig |
Een veel gestelde
vraag. Wanneer is een schip zeewaardig? Een eenvoudig antwoord is er niet. Men zegt wel
dat een schip zo zeewaardig is als de bemanning, maar vermoeidheid bij zware zeegang kan
zelfs bij echte "buienkauwers" een gevaarlijke factor worden. Doorgaans is het
de bemanning die het schip verloren doet gaan en niet het schip dat de bemanning in de
steek laat. Daarom hanteert men liever de omgekeerde redenatie. Een schip is onzeewaardig
bij onvoldoende sterkte, stabiliteit of reservedrijfvermogen; bij gebreken aan het schip
of de voortstuwing; bij onvoldoende of onbekwame bemanning, onvoldoende brandstof,
proviand en/of uitrusting. Er zijn voor het schip echter een aantal vuistregels. I.v.m. de zeegang wordt een scheepje van
minder dan 7m lengte als niet zeewaardig beschouwd. Overkomend water moet snel afvloeien
en niet naar binnen kunnen. Ramen niet in rubbers, maar b.v. in aluminium en het
securityglas van voldoende dikte, want het geweld van een grote golf kan een raam in één
klap doen springen. Het classificatiebureau Lloyd's Register
of Shipping schrijft voor zeegaande jachten zelfs een glasdikte/oppervlakte verhouding
voor: - 6mm tot een oppervlakte van 0,45m² - 8mm tot een oppervlakte van 0,80m² - 9mm tot een oppervlakte van 1,00m² - 10mm tot een oppervlakte van 1,25m² - 12mm voor een oppervlakte > 1,25m² De vorm van het onderwaterschip bij voorkeur rondspant, S-spant of multiknik. Standpijpen van toilet (gerief) en gootsteen moeten afsluitbaar zijn. Er moet een bilgepomp met groot debiet aanwezig zijn. De inboardmotor moet maritiem geinstalleerd zijn, d.w.z. geen (auto) ribbeltjesslang in het koelsysteem en luchtinlaten van de machinekamer moeten voorzien zijn van dorades. Er dient een waterafscheider in de brandstoftoevoer aanwezig te zijn. De kuip, al of niet zelflozend, moet van de kajuit gescheiden zijn door een waterdicht schot dat tot dekhoogte reikt. Het volume van de kuip moet zodanig zijn dat wanneer deze mocht vollopen, de boot voldoende stabiliteit en drijfvermogen behoudt. Aan dek zijn lifelines gespannen voor aanklikken wanneer iemand uit de kuip naar het voordek moet, want ook bij goed weer kan een struikelpartij fataal zijn. Verder zijn een marifoon of EPIRB (noodzender), een noodantenne en goede reddings- /drijfmiddelen / vuurpijlen noodzakelijk. Uiteraard moeten kommaliewant en vooral zware voorwerpen zeevast gestouwd zijn. Probeer je maar eens voor te stellen wat een schuivende accu of gasfles kan aanrichten. Bij nieuw gebouwde schepen is de CE-categorie een leidraad. A en B duiden een behoorlijke mate van zeewaardigheid aan. Bij categorie C is het schip ontworpen voor niet meer dan kustwateren en bij D moet je beslist van zee wegblijven. N.B. De schepen en bemanning in dit filmpje zijn zeewaardig. |
Zeilaadje |
Zeilaadje is de oude benaming voor de zeiltuigage van een schip, in het
bijzonder de zeilkarakteristiek en gemanierdheid. Jacob van Lennep schreef b.v. in zijn Zeemans-woordeboek: "Dit schip is op zeilaadje gebouwd" (op snelheid) en F.N. van Loon verwees ernaar in zijn "Beschouwing van den Nederlandschen scheepsbouw" uit 1820. |
Zeilen | Kortst mogelijke definitie: Het
voortbewegen van een vaartuig d.m.v. uitgespannen doek met gebruik making van de wind;-)
|
Zeilpunt |
Het zeilpunt is het zwaartepunt van een zeiloppervlak, ook wel omschreven
als het aangrijpingspunt van de resultante van de drukkrachten op het zeil.
Het gaat om de totaal door windkracht veroorzaakte kracht op de zeilen. De
richting van die kracht is ongeveer haaks op de zeilstand. Bij een tuigage
van meer zeilen kan het zeilpunt van de totale tuigage wiskundig worden
samengestel uit het zeilpunt van de afzonderlijke zeilen. Het is een lastige
materie. In werkelijkheid ligt het aangrijpingspunt veelal voorlijker dan
het zeilpunt. Een deskundige kan b.v. aan de hand van de stabiliteit, de toe
te laten winddruk, het lateraalvlak en de hoogteligging van het zeilpunt
voor een zeilvaartuig het toelaatbare zeiloppervlak bepalen [Me7]. Zie ook Wikipedia. |
Zeilroede | De benaming van het vaarwater van Lemmer naar de Groote Brekken. De roede was een lengtemaat die lokaal nogal varieerde, maar werd ook gebruikt als aanduiding voor een rak, een recht stuk waterweg tussen twee bochten, boeien of andere wateren, dat afhankelijk van de wind bezeild kon worden. |
Zeilschip | Definitie volgens
Scheepvaartinspectie: "Een schip, al dan niet voorzien van middelen tot
werktuiglijke voortstuwing, voldoende zeilen voerend om alleen daarmee veilig te kunnen
varen, te beoordelen naar normen die in verband met de vorm en de afmetingen van het schip
door het Hoofd van de Scheepvaartinspectie worden vastgesteld. Een schip dat onder zeil
vaart en tegelijkertijd zijn mechanische middelen tot voortbewegen gebruikt is voor de wet
een motorschip". Zeilschepen kunnen voor de wind, met ruime wind, met halve wind, aan de wind, hoog aan de wind en in/op de wind zeilen. Bij voor de wind, ruime wind en halve wind hoeft het schip niet te kruisen en heeft de vaarweg bezeild. Bij een versmalling zal je daarvoor uit moeten wijken. Aan de hand van een afbeelding met zeilstanden wordt e.e.a. duidelijk. Voor zeilschepen onderling gelden speciale uitwijkregels. |
Zeilschool | dezeilschool.nl. |
Zeilstanden | Voor de wind, ruime wind, halve wind, aan de wind, hoog aan de wind, in de wind. Allemaal zeilstanden. Uitleg met afbeeldingen op de pagina zeilstanden. |
Zeilsteen |
De zeilsteen was een magneetsteen. Italiaanse zeelui zouden rond 1190 uitgevonden hebben dat het mineraal magnetiet gebruikt kon worden om de Noordrichting te bepalen. Een andere methode - de afgebeelde zeilsteen uit de 18e eeuw zal volgens het scheepvaartmuseum voornamelijk hiervoor gebruikt zijn - was om een langwerpig stuk ijzer te magnetiseren, door er met de zeilsteen langs te strijken. Het gemagnetiseerde ijzer werd dan op een drijver of pen geplaatst om als kompas te dienen. |
Zeilstrijken | Letterlijk uit
het [NvW]: "Het zeilstrijken is de
saluatie, de groet of eerbewijzing die de schepen der steden of republieken, wanneer zij
voorbij een Koninklijk schip of voorbij een vesting zeilen, afleggen. Zij doen ter
begroeting 9 of 11, maar ontmoeten zij een admiraal 15 eerschoten en de wimpel wordt van
boven op de grote mast tezamen getrokken of wat ingehaald; ook laat men de twee marszeilen
wat schieten, gedurende de tijd dat het Koninklijk schip voorbij zeilt, of totdat men de
vesting achter zich krijgt. Dan wordt ook ter eerbewijzing zulks met 7 of 9 schoten
beantwoordt. Dit geschiedt van alle schepen, die in de Sont bij Kroonenburg voorbij
zeilen, en de koopvaardijschepen bewijzen deze eer aan alle oorlogsschepen". Verwant: salueren. |
Zeiltekens | De officiële zeiltekens en bijbehorende klassen waren te vinden op de site van watersportnet. Helaas bestaat de site niet meer. Daarna was er een verwijzing naar een pagina op de site van Jense reclameletters. Ook die is verdwenen of gewijzigd. Inmiddels weer gevonden op beterzeilen.nl. Verder een verwijzing naar een Engelse site met sailmarks. |
Zeilvaart |
Wetenswaardigheden over hedendaagse en oude zeilvaart. Uitwijkregels, koersen, zeilvoering, overstag gaan, halzen, etc. |
Zeilwagen | De
Seylwagens van zyn Pr.Excellentie loopende in een uur seven Mylen. De
zeilwagens waren door Simon Stevin aan Prins Maurits geschonken, die er met
vrienden in1602 een tocht van Scheveningen naar Petten mee maakte. De
genoemde zeven mijlen per uur waren Hollandse landmijlen van 5555,6 meter,
dus bijna 39km/u. Zie Opmerkelijke uitvindingen, rariteiten en mislukkingen. |
Zelfbouw |
|
Zetboord | Of spatplank. Een losse plank, die bij een diepgeladen schip bovenop het boeisel wordt gezet om de boordrand te verhogen tegen overkomend buiswater. Het zetboord was ook wel voorzien van een inkeping, een waterschering. |
Zielverkoper | Het werven van
scheepsvolk voor VOC of marine geschiedde veelal door tussenkomst van logement- of volkhouders die tevens
scheepsagent waren. Vaak waren dat ex-prostituees. Zij gaven het scheepsvolk onderdak,
voeding en na aanmonstering een schaars gevulde zeemanskist. Op die manier stak de
(aspirant)zeeman zich in diepe schuld, waarvoor hij een schuldbekentenis, transportbrief
of ceel ondertekende. De waarde bedroeg zo'n 150 gulden. Omdat de gage
van gemiddeld 9 gulden per maand pas werd uitbetaald wanneer het daadwerkelijk
was verdiend en niet na overlijden, verkocht de logementhouder de ceel
vaak eerder aan opkopers voor minder dan de helft. Dit "ceel verkopen" verbasterde en zo
verwierf de logementhouder de naam van "zielverkoper" en de
opkoper ceel- of zielkoper.
Wanneer de zeeman terugkeerde van zijn reis en zijn gage had ontvangen werd
hij opgewacht door iemand die hem de ondertekende cedulle liet zien, waarna
hij een groot deel van z'n gage direct kon inleveren. Hier een
beschrijving uit 1775. De toestanden in deze volkslogementen, waar de bazen zoveel mogelijk scheepsvolk, vaak met mooie beloftes geronseld of geprest, trachtten op te bergen en min of meer gevangen hielden tot er weer bemanning voor een uitgaande vloot gemonsterd werd, waren bijzonder slecht, zodat de nieuw gemonsterde bemanning, vuil, haveloos, uitgeplunderd, ondervoed en vol ongedierte de reis aanvaardde en tijdens de reis ook niet bij slapen uit de kleren kwamen. Dit was mede oorzaak van het uitbreken van scheepsepidemieën door besmetting. Vlektyfus zou zich gedurende de 18e eeuw gaan ontwikkelen tot een plaag in de scheepvaart, ernstiger dan scheurbuik, malaria, tyfus en dysenterie uit de 17e eeuw tezamen [Czc]. Het dienstverband bij de VOC duurde minimaal vijf jaar en als je in die tijd invalide werd door schermutselingen ontving je tweehonderd gulden voor het verlies van een voet en twaalfhonder gulden voor het verlies van beide benen. [LP] Tot in de 20e eeuw plukten sommige kapiteins hun bemanning nog min of meer op
dezelfde wijze. Het was dan wel geen zielverkopen, maar toch een winstgevend zaakje. Ze
hadden een slapkist (afgeleid van slobchest, sloppe = working trousers) waaruit
eenmaal per week kleren, laarzen, schoenen, tabak etc tegen hoge prijs werden verkocht [VvdM].
Maar....Ook schepen werden geprest. Tussen 1793 en 1795 werden vele binnenvaartschippers gedwongen transportdiensten te verlenen ten behoeve van verschillende legermachten die actief waren op het grondgebied van de Bataafse Republiek. Hun schepen werden door het bevoegde gezag ‘gerequireerd’ of ‘geprest’. Het leven van veel binnenschippers veranderde ingrijpend toen Frankrijk op 1 februari 1793 Groot-Brittannië en de Republiek de oorlog verklaarde en het Franse leger vanuit de Zuidelijke Nederlanden de Republiek binnenviel met het plan om Holland te bezetten en dan langs de grote rivieren naar het oosten te trekken om de vestingsteden Venlo en Maastricht in te nemen. Tijdens de opmars werden tientallen schippers op bevel van deze strijdmacht door gemeentebesturen in dienst van de overheid ‘geprest’ om levensmiddelen en munitie te vervoeren.
Dat pressen was al sinds de Middeleeuwen een
gebruikelijke manier om de logistieke capaciteit van leger en marine
tijdelijk uit te breiden. De vorst had het recht elke vrije burger op te
roepen tot de oorlog wanneer hij dat nodig achtte. In een oorlogssituatie
moesten de burgers schepen en bemanningen ter beschikking stellen. Voor het
eerst gebeurde dat in 1252, toen Dordrecht werd verplicht enkele ‘behoorlijk
toegeruste’ schepen te leveren. |
Zoetelief | Bij
het woord zoetelief(je) denk je aan een troetelwoord voor een geliefde. Dat
is ook zo, maar in de visserij is het een vakterm voor halve steken bij het
nettenbreien of boeten (repareren van netten). De halve steken tegen elkaar
in, waarmee twee eindjes garen aan elkaar worden geknoopt. Ik heb mijn best
gedaan, maar ben niet achter de etymologie van het woord gekomen. Zie ook Binnenvaarttaal.
|
Zog | Het zog is de plaats waar het vlak (bodem) van een schip aan de achterkant begint te rijzen. Het spoor van borrelend, schuimend, in beroering gebracht water, achter een zich verplaatsend schip wordt dan ook kielzog genoemd. |
Zolderbak |
De zolderbak of zolderschuit is een dekschuit die specifiek gebruikt wordt door bedrijven in bagger- en waterbouw. |
Zomerbed | Gemiddelde hoogte- en breedtemaat van een rivier in de zomer. |
Zomp |
Zomp, somp, zompe, zoomp of reggeschip, ook wel praam. Het is de Overijsselse naam voor een varkenstrog (varkenszoomp), maar duikt als aanduiding voor dit scheepstype - dat ontstaan zou zijn uit de veel oudere pot - voor het eerst rond de 17e eeuw op. De zomp is een eigenzinnig sloepvormig, maar platbodemd open rivierscheepje van ca 12 meter met een naar binnen gebogen voorsteven en een naar achter taps toelopend vlak. De rechte opgeboeide boorden (zijkanten) met zijzwaarden zijn afneembaar en verbonden d.m.v. krombouten. |
Zon | Feit of onzin. De levensverwachting van de zon is zo'n 11 miljard jaar. Daarvan zou momenteel zo'n 45 % gebruikt zijn. Wie heeft dat berekend? Onze aarde is dan over pakweg 6,5 miljard jaar donker, koud en onbewoonbaar. De heersende opvatting is dat de aarde zo'n 5 miljard jaar geleden is ontstaan uit een gloeiende bol van gesteente en dat een miljard (duizend miljoen) jaar later leven is ontstaan. Gelovige Staphorsters gaan er van uit dat de aarde slechts 6000 jaar oud is. In Staphorst is een meerderheid in de gemeenteraad erin geslaagd een rapport over archeologische waarden in de gemeente te laten aanpassen. In dat rapport wordt geschreven over het ontstaan van zandruggen en pingo's miljoenen jaren geleden. Maar dat pîkken de protestantse gelovigen niet. Zowel leden van de ChristenUnie als de SGP willen dat de bijbelse visie over leeftijd en ontstaan van de aarde anders wordt verwoord. Ze geloven immers dat de aarde ongeveer 6.000 jaar oud is. Tja geloof is geloof. |
Zonnepaneel | Zonnepanelen
aan boord zijn geen wondermiddel. Althans als ze in geringe mate worden ingezet. Een
paneel van 50 watt bijvoorbeeld levert op onze breedtegraad in een etmaal zo'n 16 ampère,
of anders gezegd, een capaciteit van 16Ah (4 x 50 watt / 12) en dan nog alleen als
gemiddelde in de periode april t/m september. Voor zeilers misschien toch net voldoende
ter compensatie van het dagelijks tekort. Ikzelf had op mijn motorboot twee panelen van
100 watt. Daar heb je wel wat aan. De gemiddelde theoretische opbrengst is 4 x 200watt /
12 = 66 ampère en dat klopt aardig. Dagen stilliggen met een compressorkoelkast,
regelmatig Senseo-gebruik en 's avonds TV-DVD was geen enkel probleem. Voor het onderhoud van accu's tijdens de winterstop is een klein paneel overigens ideaal. Zonneschijn is niet nodig. Daglicht geeft voor dit doel al voldoende energie. In een oude Waterkampioen stond de volgende redactietip. Koop in een elektronicawinkel voor nog geen 10 euro een computerventilator en monteer die onder een dekventilatiekoker. Sluit daarop een ankerlichtschakelaartje aan, dat als het donker wordt automatisch aanschakelt en je hebt de zaak prima voor elkaar. Accu's in conditie, overdag bijladen, 's nachts wat ontladen (0,1-0,2 ampère) en een condensvrij schip door goede ventilatie. Een zonnepaneel dient aangesloten te worden via een speciale laadregelaar met blokkeringdiode. Deze zorgt ervoor dat de accu niet overladen wordt en voorkomt ('s nacht) ontlading via het paneel. De draaddikte dient aangepast te worden aan de capaciteit van het zonnepaneel. Het voorbeeldpaneel van 50 watt levert theoretisch maximaal 4 amp (50 gedeeld door 12). Als we de vuistregel "draaddoorsnede = stroomsterkte (Amp) gedeeld door drie" hanteren betekent dit een draaddoorsnede van 1,5mm. Natuurlijk wordt deze laadstroom nooit bereikt. De waarde geldt bij maximale zonneschijn, optimale invalshoek en "lege" accu. Bij een boordsysteem met meerdere accu's met scheidingsdiode dient het paneel met laadregelaar tussen accu + en scheidingsdiode geïnstalleerd te worden. Het is dan aan te bevelen per accu een eigen zonnepaneel te gebruiken, hoewel Aqua Solar in Sneek complete systemen levert met een regelaar voor meerdere accu's. Verwant: MPPT regelaaar. |
Zuiderzee |
Zo'n 180 eeuwen geleden kon over land naar Engeland gelopen worden en zelfs in de Romeinse tijd hadden de Nederlanden nog altijd meer vaste grond dan nu. Zuiderzee en Waddenzee bestonden niet en het vaste land (veengrond) liep door tot boven de huidige Waddeneilanden. De monding van de Rijn bevond zich bij het huidige Katwijk, met onderweg veel aftakkingen, waaronder de Isala (Gelderse IJssel) en de Eem, die via een moerasdelta in het kleine zoetwaterige Fliemeer, de Romeinen noemden het Flevo Lacus (Flevomeer), uitmondden. Die Romeinen deden twee dingen waardoor uiteindelijk (mogelijk) de Zuiderzee ontstond. Ze leidden het water van de Rijn voor een groot deel af naar de IJssel door het bouwen van een krib bij de splitsing van Rijn en Waal en door het bouwen van de Drususgracht, die de verbinding vormde tussen Rijn en IJssel en zij kanaliseerden de Vecht om op die manier van de Rijn in het Flevomeer te kunnen komen. Dit had tot gevolg dat het Flevogebied steeds meer waterbezwaar kreeg en dit rustige binnenmeer woeliger werd. In de eeuwen daarna volgden dan ook veel overstromingen waardoor de grotere Almere (Almare) ontstond. Haar oevers liepen door tot voorbij het huidige Dronten, terwijl de zee bleef oprukken. Het landschap bestond voornamelijk uit wouden en moerasgebieden, waarin groot wild, als beren, elanden en wilde zwijnen voorkwamen. Het was moeilijk begaanbaar en het enorme veengebied liep westwaarts helemaal door tot de Vormt, de enorme bult zand en keien uit de laatste IJstijd, waarop Urk is gebouwd en nu nog voor watersporters een gevaarlijke ondiepte is. In de periode 10e - 14e eeuw met als dieptepunt de zware herfststorm van 1170, waarbij het zoute water zelfs tot de muren van de stad Utrecht kwam, werd geleidelijk het door vele overstromingen brak geworden Almere - waaraan de plaatsen Alkmaar en Almere hun naam danken - veranderd in een gapende binnenzee die diep in de Nederlanden stak. |
Zuiderzee de ansjovis |
Voordat de Zuiderzee het zoetwater IJsselmeer werd, was de ansjovisvangst een belangrijke, zij het wisselvallige inkomstenbron voor de plaatsen rondom. In het visseizoen van 1858 werden in de voornaamste aanvoerhaven Monnickendam 25.856 ankers aangevoerd (een 'anker' bevatte een gewicht van 30 kg gezouten ansjovis). Amsterdam volgde met 11.370 ankers, maar verder kwam geen enkele aanvoerhaven boven ruim 6.199 ankers, die in Enkhuizen werden aangevoerd. Ook Urk niet, maar daar werd in die tijd de Westhaven gegraven en aan die haven kwamen de meeste ansjoviszouterijen. Duitsland was de voornaamste afnemer van ansjovis. Ook aan particulieren werd de vis verkocht en in Keulse potten ingemaakt. |
Zuidwester |
Een zuidwester is een hoofddeksel met kinband en een lange flap aan de achterzijde om te voorkomen dat water in de nek loopt. Het gebruik verdient voorkeur boven een capuchon omdat de zuidwester met het hoofd kan meedraaien. De schipper of visser kan gewoon doorgaan met zijn bezigheden. De originele zuidwester was net als oliegoed gemaakt van met lijnolie geimpregneerd katoen. De naam zuidwester is afgeleid van de meest voorkomende Zuidwestelijke windrichting in onze streken. |
Zuiger |
Een zuiger is onderdeel van het zeiltuig. "De stagzuiger is
een ring of hoepel uit taai hout, dikwijls essehout of rotan, maar ook van
metaal, waarvan meerdere exemplaren rond een mast of stag zitten om er
langsscheepse zeilen aan te slaan". [Me7]
|
Zwaaikom |
|
Zwaanshals |
De woorden zwaanshals en zwanenhals worden vaak met dezelfde of zelfs omgekeerde betekenis gebruikt. In scheepstaal is dat eigenlijk onjuist. Een zwaanshals is een gebogen metalen haak welke in het zwaansoog valt als draaibare bevestiging van de giek aan de mast. Een zwanenhals is een gebogen in- of uitlaat, slang, pijp of buis, waarbij de bocht voorkomt dat water binnenkomt. In Vlaanderen wordt zwaanhals gebruikt als duiding voor knie of slemphout. Thuis wordt het waterslot (sifon) als stankafsluiter naar het riool ook zo genoemd. |
Zwaard en ook: |
Een ophaalbare plank of metalen plaat, die langsscheeps in het midden van een zeilboot is aangebracht: midzwaard, of twee stuks (lijzwaarden) welke op of bij de kimmen zijn geplaatst: kimzwaarden, of twee schilden, die aan weerskanten ongeveer midscheeps aan de buitenzijde zijn aangebracht: zijzwaarden, of als ophaalbare scheg: schegzwaard aan het achterschip of roer: roerzwaard of linnet. Het zwaard dient als "kiel" om het verlijeren, de drift, van het schip tegen te gaan, maar men spreekt pas van een zwaard als het omhoog of omlaag gelaten kan worden. Midzwaard en kimzwaard worden ook wel valkiel genoemd en zijn gemonteerd in een zwaardbun of zwaardkast. Zijzwaarden van binnenschepen zijn kort en breed (rondzwaard), die van vissersschepen lang en smal (zeezwaard) omdat ze op ruim water hun werk diepstekend beter doen. Bij aan- of in de wind laat de schipper het zwaard aan de lage (lij) kant zakken. Het zijzwaard is bevestigd met een zwaardbout of worgel, die door een gat in de verdikte kop gaat, die dwars over het lichaam van het zwaard ligt en de binnen- en buitenposten bij elkaar houdt. Aan de voorkant is het zwaard beschermd tegen stoten door een aanvaringsklamp of stootklos, die op het boeisel zit. Het zwaard zelf loopt langs een stoot- of zwaardklamp en net boven de waterlijn een geleider, de strijkklamp met aan de achterkant een glijijzer (glij-ijzer) een stalen steun naar het boeisel. Daarboven is meestal nog een kabellat of schuurlijst aangebracht om de krachten beter te verdelen en slijtage aan de huid te voorkomen. Met een aan het boeisel van het achterschip bevestigde zwaardloper wordt de zwaardval geborgd, de lijn waarmee de stand van het zwaard wordt geregeld. Volgens overlevering gaf de schipper met een ongeteerde bovenpost aan dat hij geen bootlening had en dus kredietwaardig was. |
Zwavelvrije diesel | Er
kan beter gesproken worden over zwavelarme diesel. Vanaf 2004 wordt aan
dieselolie geen zwavel meer toegevoegd. Het te verwaarlozen natuurlijk gehalte bedraagt
minder dan 10mg per kilo. Puik voor het milieu, beter voor de smering en een
prima bacteriedoder, maar slecht voor de houdbaarheid. Da's dus een probleem
voor de pleziervaart waar boten vaak
lang werkeloos aan wal liggen en nu ineens te maken krijgen met de
dieselbacterie. Een situatie die nog verergerd werd toen vanaf 2009 tussen de 3.5% en 7% biodiesel moest worden toegevoegd. Kort
gezegd: zwavelvrije diesel + toegevoegde biobrandstof + condens =
bacteriegroei in de tank en uiteindelijk in het gehele systeem. Verwant: biodiesel, GTL diesel, NExBTL. |
Zwei | De verdraaiing in een
huidplank van een houten schip of de staalplaat van een stalen schip. Het betreft de
huidgangen die naar voor- en/of achtersteven lopen. Bij geklonken schepen kende men het
werkwoord zweien. Het was het "uit de haak" zetten van stalen
hoekprofielen. Als een spant "in de haak" stond (dat is een hoek kleiner dan
90°), kon men niet of moeilijk bij de klinknagel komen.
|
Zwemplateau | Een zwemplateau is vooral bij wat hogere plezierjachten (strijkijzers) ideaal om vanaf het schip te zwemmen of bij man overboord iemand snel binnen te halen. Als je bij een bestaand schip besluit een plateau te maken sta je voor de keus: vast of vrijdragend. Met het lozingsverbod (2009) is het verleidelijk te kiezen voor een vast plateau dat tevens dienst kan doen als vuilwatertank. Het kan goed gaan, maar pas op. Je waterlijn wordt verlengd, theoretisch zal het schip zelfs sneller gaan, maar de stuureigenschappen kunnen heel nadelig worden beïnvloed omdat het roer te ver naar voren komt te liggen. Denk in ieder geval aan de constructie van een opstapje onder water. Verwant: trimvlak |
Zwierboom (zwaaiboom) |
Als iemand even snel aan wal gezet moest worden was het bij een binnenschip niet noodzakelijk om helemaal af te meren. Er werd dan gebruik gemaakt van een zwier- of zwaaiboom. In feite een bakspier, zoals op zeeschepen werd gebruikt om sloepen te kunnen bezorgen, maar dan niet met een lummel aan de scheepswand, maar uitzwaaiend vanaf dek of gangboord. Zeg maar langs de dennenboom. De zwier- of zwaaibomen waren meestal aan beide zijden van het schip. Op het kroonvaarders community forum schreef ex NRM (Nieuwe Rijnvaart Maatschappij) kapitein Bertus: "We lieten het voorschip dan tegen de schuine wal zakken, de matroos pakte de meerdraad met voldoende loos, ging aan de zwierboom hangen en "zwierde" zichzelf naar de wal en legde de draad om de paal. Als het schip leeg was en achterover hing en hij slechts alleen was op het voorschip bonden we een lijn aan het einde van de zwierboom en legden er bv een steen op voor het geval de boom vanzelf terug mocht draaien naar boord. Ook de loodsen in de bovenrijn, waarvan sommige met de fiets aan boord kwamen omdat ze wisten dat ze 's avonds in de buurt van hun eigen woonplaats waren gingen met fiets en al aan de wal zoals op de foto is te zien". |
Zwikken | Zwikken is het aanslaan van een (water)vat, maar ook de benaming van een kaartspel. |
Zijroer |
|
Zijschroef
|
Omdat in de
crisisjaren van de vorige eeuw veel kleine schippers de ombouw naar motorschip niet konden
betalen ontstond niet alleen de opduwer, maar voor
schepen op ruim water een nog goedkopere oplossing; de zijschroef, die al snel tot
"lamme arm/vlerk" gedoopt werd. Hierbij werd gebruik gemaakt van een
diesel- of benzinemotortje dat veelal toch al onder een motorkap op het voordek aanwezig was om de
mast te kunnen strijken (reggen) en heffen en het ankerlier aan te drijven. Het was vaak
een liggend type, d.w.z. een horizontaal bewegende zuiger. Dwars over het voordek kwam via
een vertraging met vrijloop een aftakas naar een haakse tandwielkast, die aan (meestal)
stuurboord buitenboord stak. Van daaruit liep een lange as met schroef, die met de gland en een uithouder om de schroef vrij van het schip te
houden, aan een davit hing. Via een handliertje kon de schroefas schuin naar beneden
zakken, waarbij de schroef al naar gelang de belading op de meest gunstige diepte onder
water gelaten kon worden. Het wieleffect (aan stuurboord
koos men voor een links draaiende schroef) zorgde ervoor dat het geheel via de uithouder
stijf tegen de scheepshuid drukte. Een keerkoppeling werd niet gebruikt, de schroefas zou
immers achteruit draaiend door het wieleffect van de schroef naar buiten zwaaien waarbij
de as uit de tandwielkast kon breken. Afstoppen en achteruitvaren was dus niet mogelijk,
hoewel sommige schepen voor het remmen een zware ketting bij de kont op de
bodem konden laten zakken.
Bezoeker Pier Bruinsma vertelde dat in de jaren vijftig de schepen zelfs met twee
zijschroeven waren uitgerust. Bij het laden en lossen werd de schroef aan de kant van de
kade omhooggehaald en aan de andere kant weer neer gelaten ze moesten inmers weer weg
kunnen varen. Er stond dan meestal een Deutz dieseltje op het voordek. "Ik heb ze in
die jaren genoeg zien varen en in de haven van Amsterdam lagen ze te laden en lossen. Als
we in het Merwedekanaal zwommen moesten we uitkijken voor zulke schepen". Uitgebreide informatie over zijschroeven op Binnenvaarttaal.
Een variant was
de buitenslaper die op Belgische en Franse kanalen voorkwam.
Van Nederlandse gebruik is niets bekend. |
Zijzwaard | Zie zwaard. |
* |
Die rijsttafel werd de
Blauwe Hap genoemd. Over de oorsprong van de naam doen verschillende
verhalen de ronde: • De borden en de schorten van de koks werden gewassen in hetzelfde water. Hierdoor werden de borden blauw en ontstond de term ‘blauwe hap’; • De KNIL-militairen (van 1815 tot 1950 in Nederlandse krijgsdienst) die in Nieuw-Guinea gestationeerd waren hadden blauwe baretten. Vanwege die baretten werden ze ‘blauwen’ genoemd; • De blauwe hap wordt geserveerd aan mariniers die bij formele gelegenheden een blauw uniform dragen; • De Indische en Indonesische jongens hadden zwart haar en als dat haar nat was en ze in de zon stonden, leek het of er een blauwe gloed rond hun haar hing. Dat was zeker het geval als ze brylcreeme in hun haar hadden. Daarom werden ze ‘blauwen’ genoemd. Uit webmagazine Ten Anker 20 januari 2023
|
Heel graag op- of aanmerkingen. |
Op alle materiaal
(layout, tekst en afbeeldingen) rust het auteursrecht van schipper Cees e.a.
Overname van artikelen of delen daarvan is slechts geoorloofd na schriftelijke
toestemming.
Mocht je ondanks
alle in acht genomen zorgvuldigheid menen rechten te kunnen ontlenen
aan in deze pagina gebruikt materiaal, laat de schipper dat dan zo spoedig mogelijk weten.