beschrijving

De ondiepte bij Pampus.

 

Reeds rond 1690 waren er al voorstellen van de architect Cornelis Jansz. Meyer (1629-1701) om de ondiepte bij Pampus te verwijderen. Afgebeeld zijn netten en ploegen om de grond los te werken, zodat deze met de ebstroom wordt meegenomen. Voorts diverse middelen om schepen te lichten.


Pas in 1858 wordt notabene in een "Rapport over de verbetering van den waterwegen van Rotterdam naar zee"
uitgebracht door "Een Raad van den Waterstaat"  op het verwijderen teruggekomen. (bibliotheek Directie Rijkswaterstaat)

"Er blijft alzoo, om de ondiepte van het Pampus weg te nemen, niets anders over, dan de toevlugt te nemen tot het uitbaggeren. Het uitbaggeren zal echter zeer kostbaar zijn, vooral omdat het geene blijvende verbetering zal geven, maar gedurig moet worden herhaald. Men mag rekenen dat de geul, over eene breedte van 100 el en eene lengte van 1200 el, gemiddeld 3 el zal moeten worden verdiept, zoodat aanvankelijk eene hoeveelheid van ongeveer 360000 teerling el te baggeren is. Dat baggeren in die breede opene rivier is niet gemakkelijk ten uitvoer te brengen, en men moet zich voorstellen , dat die geul gedurig, al is het slechts ten deele, wordt gevuld, en dus de baggermolen dikwijls het vaarwater zal belemmeren, om het tot de gevorderde diepte te kunnen brengen".

 


Tekst bovenaan: Afteekening van een Diepmolen geschikt om Havens Rivieren en Canalen uit te Diepen en Schoon te maken, volgens de laatste verbetering geconstrueerd, opmalende met de kracht van 6 tot 10 man 3 schacht of 432 Voeten.
Anonieme tekening uit de collectie van het Scheepvaartmuseum, datering onbekend.


 

Scheepskamelen en waterschepen

invaren sluiten omhoog

De hier getekende schoorconstructie kon bij sommige schepen ook vanuit het schip worden gestoken.
Zie de schilderijen en het opengewerkte model onderaan de pagina.

 


Het linieschip "Holland" gedragen door kamelen. Gravure van Dirk de Jong
 


Het tussen twee caissons ingeklemde schip werd door meerdere waterschepen voortgetrokken.
Deze zware sleepnetvissers hadden een fors zeiloppervlak voor de vereiste trekkracht.
Ze voerden geen zwaarden maar hadden wel een grote scheg en kielbalk tegen verlijeren.

 


 


Gedetailleerd opengewerkt model van Charles Bentam [1742] uit de modellenkamer van het Rijksmuseum.
 Hieronder een uitleg van de voorbereidingen tot "kameelslepen". (mijn interpretatie, dus onder voorbehoud)

Het was een zeer bewerkelijke operatie om zo'n combinatie "pampusklaar" te maken. Dat was niet erg want haast kende men nog niet. Het gebeurde meer dan eens dat een zeevaarder dagen of zelfs weken voor pampus lag omdat de waterstand in de Zuiderzee te laag was om de ondiepte met behulp van kamelen te passeren. Bij voldoende water ging het als volgt: Uit de geschutspoorten of speciaal voor dit doel aangebrachte en tot hernieuwd gebruik dicht te schalken "kameelpoorten" werden zware steunbalken geschoven en tegen het berghout geschoord. Daarna werden de op diepgang gebrachte kamelen ingehaakt en met een kaapstander tegen het schip getrokken. Vervolgens werden de op de kameel beschikbare stempels die met de geschoorde steunbalken correspondeerden opgevijzeld. Voor het stijfzetten was een aanzienlijk aantal stempels met ieder een eigen braadspil met één handspaak beschikbaar. Op dit model onderscheiden we per kameel aan de buitenzijde vijfentwintig stempels terwijl slechts acht worden gebruikt. Bij het linieschip Holland zijn twaalf in gebruik.
Nadat beide kamelen op deze wijze strak waren ingesnoerd kon het gelijktijdig leegpompen van de caissons beginnen. Dat was een landurige geschiedenis. Op dit model zijn per kameel zo'n twintig pompen te onderscheiden. Er moest waarschijnlijk eerst water geputst worden om de pomp laf te geven. (van bovenaf water in gieten om de pomp zuigend te maken). Daarna begon het uren durende slagpompen met twee man per pomp tot het schip voldoende omhoog was gekomen. Elke haal heette een steek. Slagpompen welke met een gekstok steunend op een gek of mik op en weer bewogen moesten worden waren minder efficiënt dan keten(ketting)pompen die met een rad of wiel werden aangedreven. Toch zien we op het model uit 1742 alleen slagpompen, terwijl reeds vanaf 1695 diverse octrooien werden aangevraagd op verbetering van het pompsysteem. Meerdere mensen kwamen met ideeën voor snellere pompen, meer reservoirs e.t.c.

 


Wanneer het voldoende was om alleen het achterschip te lichten kon men volstaan met kleine kamelen. Plaat uit 1803
 


Of er werden vier kleine kamelen gebruikt zoals bij dit oorlogsschip op een prent van Gerrit Groenewegen uit 1801

 

 


Ontwerptekening van een waterschip door Pieter Glavimans uit 1802. De slepers werden ook door de marine gebouwd.