Berichtgeving in de Nieuwe Rotterdamsche
Courant 29 juni 1850
Amsterdam, 28 juni. Aangaande het schip CHARLOTTE, kapt. T.M.
Mulder, van Bergen naar St. Petersburg, 10 mei Elseneur gepasseerd,
wordt van Bergen in dato 15 juni gemeld, dat het de 31e mei in de
nabijheid van laatstgemelde haven gezonken was en dat van de
equipage slechts drie matrozen zich in de boot hadden kunnen redden
en te Wyborg waren aangekomen.
03 juli 1850
Winschoten, 30 juni. Men verhaalt alhier, dat zekere T.M.M,
woonachtig te Pekel A, kapt. van een schip, op zijn terugreis van
St. Petersburg naar dat dorp, boven bij de stuurman komende, deze
verweet, dat hij een verkeerde koers nam. Onder het twisten daarover
werd de kapitein zodanig verwoed, dat hij de stuurman vermoordde,
hetzij met een mes, hetzij door hem over boord te werpen. Een
knecht, die later op het dek kwam, geraakte ook met de kapitein in
twist en onderging hetzelfde lot als de stuurman. Door middel van
een mes werd hij vermoord. De kapitein schijnt na deze dubbele moord
bedaarder en op zijn eigen toestand bedacht geworden te zijn. Vrees
voor de hem wachtende straf, voor de schande, deed hem besluiten ook
de handen aan zijn eigen leven te slaan. Hij ging beneden in het
schip en boorde gaten in deszelfs bodem, zodat het schip spoedig in
een zinkende toestand geraakte. Drie nog op het schip zijnde
manschappen het gevaar bemerkende, waarin zij verkeerden, hadden ter
nauwernood tijd genoeg over om de sloep los te maken om zich daarin
te redden, terwijl het schip ogenblikkelijk daarna met de kapitein
in hetzelve zonk.
09 juli 1850
Rotterdam, 8 juli. Op het in ons nummer van 3 juli uit Winschoten
medegedeelde en aan het Handelsblad ontleende bericht nopens een
scheepskapitein, die, na zijn stuurman en een matroos vermoord te
hebben, zijn vaartuig in de grond heeft geboord, deelt thans het
Handelsblad zelf als rectificatie uit Pekel-A mede, dat het bedoelde
vaartuig niet van St. Petersburg naar die plaats, maar van Bergen
naar St. Petersburg was gedestineerd. Van dit vaartuig zijn na het
gebeurde drie manschappen der equipage in een boot in zee drijvende
gevonden door kapt. Nieman, komende van Londen, door deze opgenomen
en te Wyburg aan wal gezet. Twee dezer manschappen waren uit Pekel-A
en de derde uit het naburige dorp de Meeden. Dat het gebeurde op het
schip zich zo zou hebben toegedragen als dit was vermeld, verdient
ook nog nadere bevestiging.
01 augustus 1850
Rotterdam, 31 juli. Wij deelden reeds in ons nummer van 27 dezer het
gebeurde mede met en op de CHARLOTTA, kapt. Mulder. De Provinciale
Groningsche Courant behelst thans daaromtrent ook een verhaal, dat
wij om enkele bijzonderheiden hier laten volgen.
In het begin van maart 1849 is het schip CHARLOTTA, gevoerd door
kapt. Timoteus Meinderts Mulder, van Pekela, van Amsterdam
vertrokken naar Nantes. Van daar heeft het verscheidene reizen naar
verschillende plaatsen gedaan en is eindelijk in de maand maart
dezes jaars van Bergen in Noorwegen vertrokken met bestemming St.
Petersburg. Ofschoon vroeger aan de kapitein niets bijzonders te
bespeuren was, had het volk opgemerkt, dat op deze reis kapt. T.M.
Mulder reeds enige dagen stil en afgetrokken was geweest en met
duistere plannen zwanger ging. Op zekere morgen lag de verhaler
dezes te kooi met een der matrozen – die te Antwerpen aan boord was
gekomen en wiens naam hem onbekend is – toen iemand van het dek
riep, dat de stuurman, genaamd Johan Koop, overboord lag. Beiden
begaven zich dadelijk naar het dek, vonden de kapitein aan het roer
staan en het schip op de wind liggen. Zij waren behulpzaam om het te
doen wenden ten einde te trachten om de stuurman, die nog niet
gezonken was, te redden. De kapitein stond inmiddels alsof hij
verwezen was. Alle pogingen om de stuurman te redden, waren echter
vergeefs; hij zonk en men was genoodzaakt weder koers te zetten.
Kort daarna ging het volk naar beneden om te ontbijten, waarbij de
kapitein tegenwoordig was. Hij sprak toen weinig, zeggende slechts
enkele malen “onze beste man is weg”. Na het ontbijt ging de
verhaler met de matroos R.B. Mulder naar het voorschip om de
fokkeschoot aan te halen. Zij hoorden, daaraan bezig zijnde, een
angstgeschrei. Omziende zagen zij de bovenbedoelde te Antwerpen aan
boord gekomen matroos met de handen op het hoofd op het dek
nederstorten en de kapitein achter hem staan. Zij ontwaarden, toen
zij naderbij kwamen om de matroos te helpen, dat deze bloedend neder
lag en dat de kapitein een mes in de handen had, waarmede hij ook
hen bedreigde. R.B. Mulder vluchtte toen in de voortop en de
verhaler in de achtertop, alwaar hij spoedig gevolgd werd door de
scheepsjongen P.D. Mulder, die, naar hij meent, uit de kajuit was
komen aanlopen, terwijl naderhand ook R.B. Mulder uit de voortop
langs het stag bij hem kwam.
De kapitein trachtte hen in het want te volgen, doch werd daarin
verhinderd, ook doordien de vluchtelingen blokken uit het tuig
sneden en daarmede naar hem wierpen. Daarop nodigde hij hen uit om
naar beneden te komen en dreigde, op hun weigering, het schip met
man en muis te zullen laten zinken, waartoe hij zich reeds met een
bijl wapende. Toen hadden zij geantwoord, dat zij naar beneden
zouden komen, indien de kapitein zijn mes over boord wierp, waaraan
deze slechts schoorvoetend voldeed, tevens de matroos, die hij
vermoord had, in zee werpende en de bloedige sporen op het dek
wegwassende. Daarna ging hij in het vooronder en nu kwamen de
genoemde matrozen naar beneden, vermoedende dat de kapitein bezig
was om de ballastpoort open te hakken, ten einde het schip te doen
zinken. Zij verzochten de kapitein, toen hij weder boven kwam, om de
bijl, welke hij hun ook overhandigde, en toen kapten zij de touwen,
waarmede de sloep op het dek was vastgemaakt, en brachten deze in
zee. Zij begaven zich daarin, de kapitein toeroepende bij hen te
komen. Kapt. Mulder voldeed daaraan echter niet, en vermits zij
zagen, dat het schip begon te zinken, verwijderden zij zich ten
einde niet te worden medegesleept. Zij zagen kort daarop het schip
wegzinken met de kapitein, die zich in de kajuit had begeven. Zij
werden vervolgens opgenomen door een Russisch schip, dat zeer dicht
bij hen was, zodat men van daar het gaan van de kapitein naar de
kajuit zelfs had kunnen zien. Met dat Russisch schip zijn zij voorts
naar Wyburg gebracht, van waar de verhaler naar Kiel met een ander
schip en vervolgens naar Amsterdam vertrokken is, terwijl R.B.
Mulder en P.D. Mulder naar Stettin zijn op reis gegaan.
Bron: Stichting Maritiem-Historische Data. |