Benaming van parten bij een
|
Slagernaat is een oude benaming voor
een takelgestel (talie) met twee enkelschijfs blokken (enkeljollen) waar net als bij de derdehand hieronder slechts een derde van de
kracht nodig is. Voor deze veel gebruikte takel komen we ook benamingen
karnaat, garnaat en zelfs granaat tegen. Volgens
BVT
zijn die afkomstig uit de zeevaart.
|
1 = enkeljol, (éénschijfsblok), vroeger ook
wel luirad of wipper genoemd. 2 = dubbeljol, ook als hondefok, speeltakel of vierlinger (twee éénschijfsblokken, 3 = derdehand (éénschijfsblok en tweeschijfsblok), 4 = vierloper (twee tweeschijfsblokken), 5 = vijfschijfs- of halfjijn of -gijn (tweeschijfsblok en drieschijfsblok). 6 = kardeelblok, zwaar blok waarmee onder-ra's worden gehesen of gestreken.
|
||||
Niet afgebeeld: Zesschijfs- of (hele) jijn of gijn = onder en boven een drieschijfsblok. Het kielgijn = onder een vierschijfsblok en boven een vijfschijfsblok.
De naam "hondefok" (afb 2) is waarschijnlijk net
als hondsvot afgeleid van hondsend.
Het hondsend (touweind) wordt evenals bij de vierloper (afb 4) aan
het bovenste blok vastgezet.
Bij de derdehands takel (afb 3) en de vijfschijfs- of halfjijn (afb 5) aan het
onderste blok.
Wanneer het blok voor dat vaste part een apart oog heeft (afb 5) heet dat oog hondsvot.
Hoewel in de zeevaart vanaf de VOC-tijd een takel algemeen talie genoemd
werd
is talie in de binnenvaart eigenlijk alleen bekend als duiding voor een
derdehandtakel. (afb 3) Hier een filmpje uit 2015 waar met een slim takelgestel van meerdere blokken een vertraging van 35:1 wordt bereikt om met relatief weinig kracht een enorme stobbe uit de grond te trekken. |