Reglement Stoombootveer Moerdijk
|
Rotterdamsche Courant 8 augustus 1822
Reglement op de dienst van de Stoomboot voor het Veer van Willemsdorp op de
Moerdijk en vice versa, mitsgaders op de dienst van het gemelde Veer, met gewone
vaartuigen.
Art. 1. Tot surveillance van het Veer zal er, aan de beide oevers van de
rivier, een commissaris worden belast me de zorg, dat de hier natemelden
bepalingen behoorlijk worden nagekomen.
Art. 2. Het Veer met de Stoomboot zal moeten worden bediend van uit de
Veerhavens op Willemsdorp, tot in de haven van de Moerdijk en vice versa;
zullende, tot afvaart en aankomst van de Stoomboot aan de zijde van Willemsdorp
ook kunnen worden gebruik gemaakt van de buiten de bovenmond van de Kil gelegen
Veerdam, in zodanige omstandigheden, als zulks voor de dienst gerijfelijker zal
worden geacht.
Art. 3. Het Veer met de gewone Vaartuigen zal moeten worden bediend van
het hoofd en uit de havens van Willemsdorp op de Moerdijk en op de hoek van de
Klaverpolder, vice versa, en wel
a Van Willemsdorp naar de Moerdijk, door twee schippers in gebruik hebbende
een grote hengst, twee middelbare dito, drie grote roeiboten, [alle] van
zodanige grootte, als thans wordt gebruikt.
b Van de Moerdijk, mitsgaders van de hoek van de Klaverpolder, door drie
schippers, in gebruik hebbende
een grote hengst, twee middelbare dito, vier grote roeiboten, [alle] van
zodanige grootte, als thans wordt gebruikt.
Alle welke Vaartuigen zullen moeten voorzien zijn van de daarbij vereiste
tuigagie en gereedschappen van voldoende sterkte, mitsgaders ieder derzelve van
een goed kompas.
Tot onderkenning der Vaartuigen zullen dezelve, in grote leesbare letteren, tot
opschrift voeren: Veer van Willemsdorp op den Moerdijk, of Veer van den Moerdijk
op Willemsdorp.
En zal bij de overrtogt altijd een schipper moeten mede varen, immers zo lang er
schippers aan wal zijn.
Art. 4. De schippers van beide oevers, welke de overbrenging doen met de
gewone Vaartuigen, zullen zo min mogekijk gebruik mogen maken tot het afvaren
van, of het aanzetten aan het Noodveer, de hoek van de Klaverpolder, zo dat van
dit Noodveer alleen dan vermag gebruik te worden gemaakt, als de overvaart van
Willemsdorp op de haven van de Moerdijk en vice versa ondoenlijk, of door
omstandigheden onraadzaam is.
Art. 5. In de haven van Moerdijk zal, ten allen tijde, in de nabijhed van
de daartoe vervaardigde lading- en losplaatsen, genoegzame ruimte voor het
aankomen en afvaren van de Stoomboot moeten worden gelaten, en van de voorn.
lading- en losplaatsen zal nimmer enig gebruik mogen worden gemaakt dan alleen
door de Stoomboot.
De Veerhavens op Willemsdorp zullen uitsluitend dienen ten gebruik van de
Stoomboot en van de andere het Veer bedienende Vaartuigen; zullende deze
Vaartuigen zich steeds op zodanige wijze in voorn. havens plaatsen, dat er ten
allen tijde behoorlijke ruimte vóór de aankomst der ligging en de afvaart der
Stoomboot overblijve.
In bovengenoemde havens zullen, in geen geval, enige tot het Veer niet behorende
Vaartuigen worden toegelaten.
Art. 6. De Stoomboot zal bij voortduring in dienst zijn van den 1 maart
tot ultimo oktober, van des morgens te 5 uren tot des avonds te half 10 uren, en
van den 1 november tot ultimo februari, van des morgens te 6 uren tot des avonds
te half 8 uren.
Dezelve zal, gedurende die tijden, op elk heel uur varen van de Moerdijk naar
Willemsdorp, en op elk half uur van Willemsdorp naar de Moerdijk, en zulks het
zij er al of niet passagiers voor de overtogt zijn; zullende, het bepaalde
ogenblik van vertrek dáár zijnde, nimmer naar iemand, wie het zij, worden
gewacht.
Bij deszelfs aankomst aan de ene of de andere oever zal het vaartuig aldaar
blijven vertoeven, tot dat het bovenbepaalde ogenblik tot deszelfs vertrek zal
zijn gekomen.
Art. 7. Ingeval er ijs op de rivier drijft, zal de dienst van de
Stoomboot slechts zo lang plaats hebben, als zulks zonder gevaar zal kunnen
geschieden, en in dat geval zullen de overvaarts-tijden naar de omstandigheden
worden geregeld
Art. 8. De commissaris zal het tijdstip van het vertrek van de Stoomboot,
door het luiden van een grote bengel (opm: klok en klepel), steeds tijdig
genoeg, aan het publiek aankondigen.
Art. 9. De voor de Stoomboot bestemde sloep zal dezelve, zo veel
mogelijk, vergezellen.
Art. 10. Bij donker, zo wel des ochtends als des avonds, invallende
binnen een gedeelte der hierboven gemelde varenstijden, zal de Stoomboot met een
behoorlijke lichtende lantaren zijn voorzien.
Art. 11. De Stoomboot zal des nachts in de haven van de Moerdijk
verblijven.
Art. 12. De Stoomboot zal ten alle tijde worden bevaren en bediend door
een stuurman, een directeur van de Stoommachine of machinist, een stoker en twee
bekwame matrozen, van dewelke de een tevens zal zijn belast met het bedienen der
passagiers van zodanige verversingen, welke aan boord van het vaartuig zullen te
verkrijgen zijn.
Art. 13. De manschappen, formerende de equipagie van de Stoomboot, zo wel
als de schippers en knechten, het Veer, met de gewone vaartuigen, bedienende,
zullen de passagiers met bescheidenheid en dienstvaardigheid behandelen en aan
dezelve bijzonder voor het op- en afrijden van rijtuigen, paarden en vee op de
Stoomboot, of het brengen derzelve in de gewone vaartuigen, steeds de behulpzame
hand bieden, zonder dat er voor de alzo te presteren hulp enige extra betaling,
boven de hierna te melden vrachtgelden, of enige fooijen, hoe ook genaamd of
onder wel voorwendsel, zullen vermogen gevraagd te worden.
Art. 14. Alleenlijk met de Stoomboot zullen, gedurende de voor dezelve
bepaalde overvaarts-uren, mogen worden overgevoerd alle passagiers, rijtuigen,
paarden en vee, welke zich tot overvaart van de rivier, gedurende de tijd,
zullen presenteren.
Art. 15. De vrachtgelden zullen betaald worden aan de commissaris, die
zich zal bevinden aan de zijde der rivier, waarvan de afvaart geschiedt;
zullende die betalingen wijders moeten plaats hebben voor het vertrek van het
vaartuig
Art. 16. Voor de betaling der vrachtgelden, zo wel met de Stoomboot als
met de gewone Vaartuigen, wanneer deze laatsten uit een of andere hoofde, de
Stoomboot op de voor dezelve bepaalde uren zouden vervangen, zal worden gevolgd
het onderstaand tarief:
Voor elk persoon NLG 0,60.
N.B. Ieder person, die zal verkiezen van de kajuit der Stoomboot gebruik te
maken, zal betalen NLG 1,00.
Voor iedere kist of koffer, hetwelk de passier niet verkiezen zal in of uit het
vaartuig van het veerhuis, commissarishuis of naast gelegen herberg te dragen,
en waartoe zij de hulp der veerlieden begeren (waaronder zijn begrepen valiezen,
pakmanden, enz) NLG 0,30.
Voor ieder los of voor een rijtuig gespannen paard (twee eenjarige of drie
veulens zullen voor een paard gerekend worden) NLG 0,75.
N.B. Voor een eenjarig en voor één of twee veulens zal proportioneel worden
betaald.
Voor elk horenbeest ouder dan een jaar (twee hokkelingen of drie kalven zullen
voor één beest gerekend worden NLG 0,50.
Voor een varken NLG 0,10.
Voor een gemest varken NLG 0,20.
Voor ieder schaap NLG 0,10.
N.B. Voor de zuigende lammeren zal niets worden betaald.
Voor ieder korf of stok bijen NLG 0,05.
Voor een koets, of ander rijtuig met vier wielen, met uitzondering ener
diligence NLG 3,50.
Voor een diligence NLG 6,00.
Voor een rijtuig met twee wielen NLG 1,00.
Door elke passagier zal, boven de vrachtgelden, aan de commissaris als
commissarisloon worden betaald NLG 0,01½
Ingeval, behoudens de bepaling der varens-uren van de Stoomboot, volgens dit
reglement, de overtogt met dezelve geschiedt vóór zonne-opgang of na
zonne-ondergang, zal de vracht met de helft worden verhoogd en dus tegen een en
een half maal de tariefsbepaling worden betaald.
De militairen en corps, of in uniform op order reizende, de manschappen tot de
militie behorende, wanneer zij naar hun korps vertrekken, of met verlof van daar
retourneren, gelijk mede de voor de zee- en landdienst aangeworvene manschappen,
zullen in alle gevallen niet meer betalen dan de helft van hetgene een
particulier persoon zoude verschuldigd zijn.
Art. 17. Bij ijsgang zal voor een schuit, voorzien met ten minste twee
bekwame en kloeke schippers, tot veerloon moeten worden betaald zes gulden en
vijftig cents. En wanneer de rivier buitengewoon met drijfijs vervuld, en de
ijsgang daardoor zo zwaar is, dat het ijs overal en van alle kanten drijft,
zodanig, dat de scheepvaart daardoor ten enemaal is gestremd, zullen de
voerlieden (opm: veerlieden) voor veerloon genieten voor iedere schuit, mits
niets meer ladende dan drie personen, acht guldens.
Zullende de veerlieden, in het eerstgemelde geval, niet meer dan drie personen
te gelijk in een schuit mogen laden, op verbeurte van tien guldens voor ieder
persoon, die boven dat getal bij hun mogt scheep genomen worden.
Art. 18. De overbrenging met de gewone vaartuigen, het zij van goederen
of van passagiers, op de uren voor de Stoomboot vastgesteld, zal alleen plaats
hebben, ingeval die Stoomboot, uit hoofde van aan dezelve te doene reparatiën of
anderszins of ter oorzake van ijs in de rivier, niet op de voor dezelve bepaalde
tijden zal kunnen varen.
De overtogt met de gewone vaartuigen zal wijders plaats kunnen hebben:
1e. Gedurende het stil liggen der Stoomboot tussen de uren, bepaald bij art. 6;
en
2e. Wanneer reizigers, die aan het Veer aankomen tussen de varenstijd van de
Stoomboot mogten verkiezen ter bespoediging hunner reis van dezelve vaaruigen
gebruik te maken; in het eerste geval zal moeten worden betaald:
Voor een grote of kleine hengst, dienende alleen tot het overbrengen van
passagiers, vijf guldens, en, wanneer het getal der passagiers meer dan vier is,
voor elk persoon boven dat getal, een gulden en twintig cents.
Voor een roeiboot, mits niet meer ladende dan drie personen, drie guldens zestig
cents.
Voor elk rijtuig met vier wielen, het zij alleen het zij te gelijk met
passagiers of paarden wordende overgebragt, zeven guldens.
Idem voor elk rijtuig met twee wielen, drie guldens.
Idem voor elk paard, een gulden en vijftig cents.
En in het tweede geval het dubbel dezer vrachtgelden.
Art. 19. Alle geschillen welke tussen de equipagie van de Stoomboot of
van die der gewone vaartuigen en de passagiers over de overvaart als anderszins
zouden mogen ontstaan, zullen in de eerste plaats worden beslist door de
commissaris, aan wiens uitspraak de partijen zich provisioneel zullen
onderwerpen, behoudens het beroep aan het ministerie van binnenlandse zaken en
waterstaat.
Art. 20. Wanneer de manschappen, formerende de equipagie van de Stoomboot
of de gewone vaartuigen, enigszins mogten handelen tegen de bepalingen van dit
reglement, zullen de schuldigen worden gestraft met enige dagen inhouding van
tractement, met suspensie of met finaal ontslag uit hun bediening, naar gelang
van omstandigheden, en ter uitspraak van de Minister van binnenlandse zaken en
waterstaat.
Art. 21. Er zal in de Stoomboot ten allen tijde een boek, benevens pennen
en inkt, voorhanden liggen, ten einde de passagiers gelegenheid te geven in
hetzelve, mits door hun ondertekend, alle zodanige klagten op te schrijven,
welke zijlieden zouden oordelen, omtrent de behandeling bij de overtogt, te
moeten inbrengen.
Art. 22. Van dit reglement zal er ten allen tijde een exemplaar op een,
voor elk een, zigtbare plaats, in de respectieve veerhuizen en logementen of
herbergen aan de beide zijden der rivier zijn en blijven opgehangen, gelijk mede
in de kajuit en in het vooronder van de Stoomboot.
Goedgekeurd bij koninklijk besluit van den 31 mei 1822, No. 13.
Mij bekend, de Staatsraad belast met de directie der Staats-Secretarie,
(getekend) J.G. de Meij van Streefkerk
Accordeert met deszelfs origineel,
De Griffier der Staats-Secretarie,
(getekend) L.H. Elias Schovel
Bron: Stichting Maritiem-Historische Data.