beschrijving |
Bom |
Schitterend schilderij van Mesdag met als titel: "De thuiskomst van Scheveninger Bomschepen". Ze nemen de branding. De drie voorste schepen hebben getaande zeilen, bruinrood en bruingeel. Zo te zien zeilen ze ruimschoots. Het voorste schip is meer aan de wind geschilderd. Het heeft de druil in ieder geval strak bijstaan en de neerhaler aangehaald in tegenstelling tot de SCH 109. Het tweede schip met vervaagd consentnummer heeft stagfok en kluiver gestreken of is daarmee bezig. Het achterste schip met de witte ongetaande zeilen heeft zo te zien de kluiver nog wel bijstaan. Op geen van de schepen is de driekleur te zien. Deze werd alleen gevoerd als de vleet was uitgezet. |
|
|
Bomschuit wordt in Scheveningen op het strand getrokken (dat heette "vijzelen"), Litho uit 1855. Zo te zien wordt de schuit door een schuitengat (opening in de duinenrij) naar het dorp getrokken. Bomschuiten werden zo ver mogelijk naar het strand gevaren tot ze vastliepen. De schipper werd dan door een drager naar het strand getild, zodat hij geen natte voeten kreeg, waarna bij opkomend water het schip over planken met paardenspannen het strand werd opgetrokken.. |
Een bom die naar zee wordt getrokken. "In zee gestoken".
De Scheveningen 134 of 132? Aan de diepgang te zien bij thuiskomst.
Volgetuigde bomschuit.
1 2 3 4 5 6 7 8 9 |
tjikkera gaffeltopzeil gaffel steng piekeval ton klauwval jachtfokkeval tjikkeschoot |
10 11 12 13 14 15 16 17 18 |
tjik (gaffeltopzeil) vaste bezaan (druil) grootzeil halstalie stagfok kluiver schoot giek kluifhout |
Een krantenbericht uit 1816, waarin de "vischbom" ter sprake komt.
Zandvoort, 25 juni. Hedenmorgen ten 7 uren, strandde
een groot uur ten noorden dezer gemeente een
smakschip, ALIDA EMILIA, gevoerd door Hendrik Jansen Swart, komende van Libau (opm:
Liepaja) en bestemd naar Schiedam, hetwelk, ene zware lekkage bekomen hebbende,
door de storm naar strand werd gedreven en, door het vallen van het water, op de
derde bank bleef vastzitten. Het werd weldra door de onstuimige golven overdekt
en de equipage, bestaande uit 5 personen, genoodzaakt zich in de mast te begeven
om, zolang mogelijk, het leven te behouden. Middelen ter redding schenen er niet
voor handen. De sloep, aan het schip behorende, lag nevens hetzelve vol water,
de vischbommen stonden, door de eb, vast aan het strand voor deze gemeente en
zouden, al waren dezelve op vlot water geweest, door het getij, het schip niet
hebben kunnen bereiken. De nood was groot en akelig het vooruitzicht dier
ongelukkige schepelingen, die, door onderscheiden tekenen, om hulp en redding
smeekten.
De Burgemeester dezer gemeente, die enige ogenblikken daarna op het strand, voor
de plaats waar genoemd schip in zee stond, verscheen, diep getroffen door dit
alleraandoenlijkst schouwspel, besloot alles te beproeven tot redding dier
ongelukkigen. Op de door hem daartoe gedane uitnodiging waren dadelijk enige
kloekmoedige personen uit deze gemeente gereed en met alle spoed werd een sloep
(de enige in het dorp) per as naar genoemde plaats gevoerd. Met dezelve begaven
zich de menslievende Willem Koning, Evert Groen, Jacob Schuiten, Jacob Paap,
Pieter Paap en Jacob Keur in zee, ter bereiking van hun edelmoedig oogmerk en
dat van de Burgemeester, en, dankzij der Voorzienigheid, in weerwil van het bang
gevaar, door de branding der onstuimige golven, brachten zij, tot beloning
hunner edele mensenliefde en tot blijdschap van alle aanwezigen, de gehele
equipage behouden aan het strand. Het schip benevens de lading, bestaande uit
rogge, is grotendeels een prooi der golven geworden.
Rotterdamsche Courant 2 juli 1816
Bron: Stichting Maririem-Historische Data.