Noordzeekanaal

Kleurenlitho uit 1876 van het Noordzeekanaal in vogelvlucht.

Het kanaal gezien van west (boven) met de zeesluizen van IJmuiden naar oost (onder), met de zware dijk waarin de Oranjesluizen.

Toen het kanaal in 1876 werd geopend, moest de Amsterdamse haven zich snel aanpassen aan de eisen van de groeiende stoomscheepvaart. In 1879 kwamen de eerste drie enorme pakhuizen klaar, het begin van een nieuwe, grote handelskade aan de buitenkant van de Oosterdoksdijk. Het waren de eerste die te Amsterdam aan diep water werden gebouwd en tevens gelegenheid boden tot directe verlading in spoorwagons. Spoedig trokken ook andere firma's naar de Handelskade, waaronder de vemen Blauwhoeden- en Withoedenveem. De Amsterdamse haven ging weer mee tellen. Er werd een houthaven en een petroleumhaven aangelegd en ook de Minervahaven kwam tot stand. Tussen 1881 en 1889 werd op een kunstmatig eiland in het Open Havenfront het Centraal station gebouwd, waarvoor de stadsherberg moest wijken. Rond 1900 volgde de bouw van de IJkade. In 1893 werd bovendien het Merwedekanaal in gebruik genomen, dat Amsterdam een betere verbinding met Duitsland moest verschaffen. Bevredigend was de verbinding echter nog steeds niet. Reeds bij de officiële opening werd de opmerking gemaakt dat de afmetingen van het kanaal niet voldoende ruim waren gekozen. Sommige Amsterdammers spraken zelfs van een 'kikkersloot'. Het zou nog heel jaren duren en strijd kosten voor Amsterdam een optimale verbinding kreeg met de Rijn.

Na de bouw van het Centraal Station werden veel bootdiensten van het oude havenfront naar de kade achter het stationsgebouw verplaatst. De foto uit 1890 laat De Ruyterkade zien bij het westelijke viaduct. Ter hoogte van het huidige Havengebouw vertrokken stoombootjes naar Zaandam en Alkmaar.

Bron: Gemeentearchief Amsterdam.