kennisbank voor pleziervaart
         en scheepvaarthistorie
 
 

Hé, dat wist ik niet...
  Vaartips.nl (1998) is minder geschikt voor smartphones.

Tips en wetenswaardigheden
Gebruik Ctrl-F (Find) voor een zoek op deze pagina.

  A     B     C     D     E     F     G     H     I     J     K     L     M     N     O     P     Q     R     S     T     U     V     W     X     Y     Z  

N

Nagel of spijker

naai- of kielnagel

Oude timmerlieden en huidige restaurateurs van houtbouw kennen ze wel, de gesmede nagels of spijkers. Ze duiden hetzelfde aan. Ze zijn van ijzer, koper, of zink. Er zijn ook houten nagels, maar die worden geen spijker genoemd. Een houten nagel of trunnel is een licht taps toelopende pen van meestal taai grenenhout, liefst het hout van oude teervaten. Die waren het best. Ze werden gebruikt om de kiel, de stroken van het vlak en de gangen van het boord op de spanten te bevestigen. Deze keernagels werden vooraf aan de tapse kant gespleten met beitel of zaag. Na ingedreven te zijn werd in de spleet een grenen of eikenhouten spie, ark of deutel geslagen om de pen muurvast in het gat op te sluiten.
Een methode om overnaadse gangen aan elkaar te zetten was het gebruik van naainagels (zie afbeelding). Deze gesmede nagels hadden een platte punt, die aan de binnenzijde werd teruggeslagen in het hout. De naainagel werd ook wel voor het vastzetten van de kiel gebruikt en werd dan kielnagel genoemd. Deze toepassing was goedkoop, maar minder solide dan het gebruik van de houten gedeutelde keernagel die een veel duurzamere waterdichte verbinding gaf.
Timmerspijkers:
Timmerspijkers werden vroeger benoemd naar het gewicht van 1000 stuks in ponden (480 gram). Cornelis van Yk schreef in 1697: De Spykers worden na de Swaarheid des Werks, in langte, en in naam van Duim tot Duim onderscheiden. De minste die ik sal aanteekenen, alhoewel tot eenig Beschotwerk nog kleinder te pas komen, sijn ontrent een Duim lang en Schotspykers genaamd. Duizend Schotspykers wegen 6 ponden.
Zo waren tienponders (spijkers met platte kop), 1000 in tien pond, ook wel lasijzer genoemd en halfponders, 1000 in een half pond. Ze hadden over het algemeen een kleine kop in de vorm van een afgeknotte vierhoekige piramide en een vierkant lichaam waarvan de punt op 1/3 van de lengte plat en aan de punt enigszins driehoekig geslagen was.
Dekspijkers werden gebruikt om dekken te spijkeren. Ze hadden een kleine, ronde licht gebogen bolle kop en een vierkant lichaam met platte punt. Zoldernagels of dertigponders hadden een kleine piramidevormige kop en een vierkant lichaam dat in boorpunt spits toeliep. Varianten van dit soort waren drielingen of heknagels, ook vijftienponders genoemd, bandnagels of twintigponders en de eerder genoemde lasijzers of tienponders, hele schotspijkers of vijfponders, halve schotspijkers of drieponders en duikers.
Om ijzeren banden of platen te bevestigen of in het algemeen iets vast te hechten werden platkoppen (mamieringsspijkers)en klamp- of knaapspijkers gebruikt. Deze laatsten hadden een grotere piramidevormige kop, een vierkant lichaam en een korte platte beitelvormige punt. Ze werden dwars op de houtdraad ingedreven, waarbij de beitelvorm zorgde dat de nerf werd doorgesneden, i.p.v. gespleten of gescheurd. Verder nog papierspijkers waarmede mos- of huidpapier bevestigd werd, pompspijkers om leder aan pompzuigers vast te spijkeren en wissernagels waarmee de windsels van de wisser voor kanonloopreiniging aan de steel werden gespijkerd. Het ging dan om schapenhuid of varkenshaar op een essenhouten steel.
De meest gangbare soorten zijn hiermee genoemd.

Andere spijkers: De oude naam voor een pakhuis is "spijker", afkomstig van het Latijnse Spicarium dat korenschuur, voorraadschuur of graanzolder betekent. De "spijkers" in Amsterdam onstonden pas in de VOC tijd. Vóór die tijd waren ze zeldzaam, want meestal werden de grote zolders van grachtenhuizen als opslagplaats gebruikt [SdZ].

De vier pakhuizen "De Arend" aan de Prinsengracht te Amsterdam uit 1690.
Inmiddels huisvesting voor 16 luxe appartementen met op de begane grond horeca..
Verwant: afteutelen, korvijnagel, wetenswaardigheden van hout.
Nagelbank
Een plank met gaten waar korvijnagels inpassen. Nagelbanken bevinden zich aan de verschansing van een groot zeilschip en dienen om het lopend want vast te maken en het restant van de lijn keurig op te schieten. Rond de mast bevindt zich ook een nagelbank, maar heet dan mastbank of mastbeting. Zie ook: marsschootknecht.
Nagelziek Een geklonken schip kon door slecht klinkwerk, slechte nagels, ouderdom en/of slecht onderhoud (roest) nagelziek worden. Er kwam lekkage bij de klinknagels, of nog erger, ze sprongen los. Goed onderhoud houdt klinkwerk in stand. De geklonken Eiffeltoren uit 1889 (weliswaar niet onder water) staat nog steeds fier overeind. Slechte nagels ontstonden b.v. door onachtzaam heet stoken. Door te lang in het vuur werden de klinknagels te heet en eigenlijk onbruikbaar.
Verwant: klinkwerk, joggelen, visbout, nagelpieper.
NAP Normaal Amsterdams Peil. Een niveau- of referentievlak ten opzichte waarvan waterhoogten worden uitgedrukt. In opdracht van de Staten van Holland werd in 1624 "een zekere peyl" aan de Spaarndammer dijk en in Amsterdam aan de Nieuwe brugge gesteld. Later werd hieraan de naam "Stadspeil" gegeven en toen dit peil ook buiten Amsterdam meer en meer in gebruik kwam, ontstond geleidelijk de benaming AP. Uit dagelijkse metingen bleek dit peil 1,8 mm boven de gemiddelde zomervloedstand van het IJ te Amsterdam te liggen (in feite de toenmalige zeespiegel) en in 1684 werd dit stadspeil vastgelegd met behulp van ingemetselde peilstenen in Amsterdamse sluizen en voorzien van een groef aangevende Zeedijks Hooghte zijnde negen voet 5 duym boven Stadspeil. Twee eeuwen later in 1875 waren bij een nauwkeurigheidswaterpassing (mooi scrabbelwoord) in Amsterdam nog vijf dijkpeilstenen over, die vrijwel dezelfde hoogte aangaven en werd het AP vastgelegd op 2,67689 m (dat is die 9 voet en 5 duim) beneden het gemiddelde daarvan. Deze hoogte werd overgebracht naar merktekens over het gehele land en wordt sindsdien Normaal Amsterdams Peil genoemd.
Later werden nogmaals controlepeilingen uitgevoerd. Alle peilmerken van het NAP zijn te vinden in een register, dat wordt uitgegeven door die dienst. In de Getijtafels voor Nederland worden de waterstanden en de ligging van het reductievlak van de kaart voor verschillende plaatsen gegeven t.o.v. NAP. Ten onrechte wordt soms gesproken van Nieuw Amsterdams Peil. Dit is niet juist; aan het Amsterdams Peil is sinds 1684 geen steek veranderd! De laatste en "Vijfde Nauwkeurigheidswaterpassing" van de Meetkundige Dienst van Rijkswaterstaat werd naar mijn weten in 1996 - 1997 in samenwerking met de faculteit Geodesie van de TU Delft uitgevoerd. Mogelijk komt er toch een Nieuw Amsterdams Peil, want het Noorden en Westen van Nederland is sinds 1926 1,7 cm gezakt. Het Oosten, Gaasterland en Limburg zo'n 1,2 cm gestegen. Nederland kantelt dus. De Friezen zouden overigens geen Friezen zijn als ze niet een eigen peil hadden. Het is het FZP (Fries Zomer Peil), een KP (kanaalpeil) dat op NAP-66cm ligt. In Belgie wordt als referentievlak de Tweede Algemene Waterpassing (TAW) gebruikt, hetwelk gelijk is aan het gemiddeld zeeniveau bij eb te Oostende. De TAW ligt op NAP-230cm en is in 1947 door het Militair Geografisch Instituut (MCI) vastgesteld.
Zie ook Stichting Normaal Amsterdam Peil, Drie eeuwen Normaal Amsterdams Peil, LLWS (Laagst Laagwater Spring) en LAT (Lowest Astronomical Tide).
Nat oppervlak Het nat oppervlak van een scheepsromp is het deel dat stilliggend met het water in aanraking komt. De huid van het onderwaterschip met daarbij het oppervlak van aanhangels als roer, kiel, kimkielen of slingerdempingsvinnen. De grootte van het nat oppervlak is van belang voor het bepalen van de wrijvingsweerstand als onderdeel van de totale weerstand van een vaartuig, welke o.a. gebruikt wordt bij een schroefberekening [Me5].
Natievlag

De vlag die de nationaliteit van een schip of land van registratie aanduidt. Het volkomen woordenboek uit 1775 geeft een vergeten naam. Pavillon wordt die vlag genoemd die boven op de mast staat en waaraan men erkennen kan van welke natie het schip zy. De grootte wordt van oudsher aangegeven in kleden. Van onze driekleur staat het ontstaan niet vast. Aangenomen wordt dat ze in het begin van de Tachtigjarige Oorlog voor het eerst voorkomt in rood/wit/blauw of oranje/wit/blauw. In 1795 werd de Princevlag met oranje/wit/blauw de nationale vlag. In de Franse tijd was het oranje niet meer toegestaan en werd verdrongen door rood. Het blauw varieerde van lichtblauw tot marineblauw. De huidige kleuren zijn vastgesteld bij K.B. nr. 93 van 19.2.1907 en door koningin Wilhelmina in 1937 bevestigd als helder vermiljoen, wit en kobaltblauw. Hieronder de officiële vlagdata zoals ze heden [vanaf 30 april 2013] gelden:
31 januari, verjaardag prinses Beatrix.
10 april, verjaardag prinses Ariane.
27 april, Koningsdag, verjaardag koning Willem-Alexander.
4 mei, dodenherdenking, vlag halfstok, vanaf 18.00u tot zonsondergang.
5 mei, Bevrijdingsdag.
17 mei, verjaardag koningin Máxima.
26 juni, verjaardag prinses Alexia.
15 augustus, bevrijding toenmalig Nederlands-Indië.
derde dinsdag in september, Prinsjesdag, alleen vlaggen in Den Haag.
7 december, verjaardag kroonprinses Amalia.
15 december, Koninkrijksdag.
Verwant: thuishaven, vlagvoering aan boord.
Natte uitlaat Zie droge of natte uitlaat.
Nautisch Nautisch betekent: "De scheepvaart of watersport betreffende" [Van Dale]. Dus alles dat met varen te maken heeft. Voor pleziervaart op binnenwater wordt heel vaak het modewoord maritiem gebruikt. De letterlijk betekenis daarvan is echter: "Betrekking hebbende op de zee". "De zee of het zeewezen betreffende". Een verkeerd woordgebruik dus. Zie ook verdrenger en bakskist.
Naviduct
Een door Rijkswaterstaat verzonnen naam voor een aquaduct met sluisdeuren. Men heeft naviduct samengesteld uit navis en ducere en kwam zo tot "schepengeleider".  Het enige naviduct ter wereld bevindt zich naast de Krabbersgatsluizen bij Enkhuizen als verbinding tussen IJsselmeer en Markermeer. We kennen dus vanaf de opening in 2003 een nieuw woord. Hoewel het streefpeil van beide meren gelijk is, kan met harde wind een peilverschil van 1.80m optreden, waardoor een gewoon aquaduct onmogelijk is. Verwant: stevelduct, drop lock, kantelsluis.
Navigatie verlichting Een alleen varend klein motorschip (langer dan 7m en korter dan 20m) moet 's nachts de volgende verlichting voeren:
- Boordlichten, groen aan stuurboordzijde, rood aan bakboordzijde.  De beide boordlichten moeten op gelijke hoogte en op één lijn, loodrecht op de lengteas van het vaartuig geplaatst zijn. Volgens het BPR [Art 3.13] zichtbaar over een boog van de horizon van 112½° van recht vooruit tot 22½° achterlijker dan dwars. Vroeger moesten de boordlichten in lichtbakken geplaatst worden.
- Een top- of stoomlicht (Het BPR kent het woord stoomlicht niet meer) dat tenminste 1 meter hoger gevoerd wordt dan de boordlichten. In dat geval mogen de boordlichten naast elkaar of in één lantaarn in de lengteas van het schip aan of nabij de boeg zijn geplaatst. Of een toplicht op gelijke hoogte in welk geval de boordlichten NIET naast elkaar of in één lantaarn in de lengteas van het schip aan of nabij de boeg mogen zijn geplaatst. Volgens het BPR een wit licht dat schijnt over een boog van de horizon van 225° en wel 112½° aan elke zijde van het vaartuig, van recht vooruit tot 22½° achterlijker dan dwars. Verwant: ankerlicht.
- Een heklicht op het achterschip, op zodanige hoogte dat het voor een oploper goed zichtbaar is. Volgens het BPR een wit licht zichtbaar over de boog van de horizon van 135°, van recht achteruit tot 67½° aan elke zijde.
 
Verder zegt Artikel 3.02 dat de verlichting een keurmerk moet dragen volgens de voorschriften krachtens artikel 1.01 onder C, of (dan wel) van een keuringscertificaat voorzien moet zijn. Kijk ook bij het rijmpje uitwijken bij nacht. Een handig hulpje voor het interpreteren van lichten in het duister.

Je zult je wellicht afvragen waarom de zichtbaarheidbogen zo nauwkeurig tot op halve graden beschreven zijn. Dit heeft te maken met de streken of windrichtingen op de kompasroos. De roos van 360º is onderverdeeld in 32 streken van 11¼º. De zichtbaarheidbogen zijn dus eenvoudig terug te brengen tot streken op het kompas.


Een klein motorschip (langer dan 7m en korter dan 20m):

Met heklicht en naar voren schijnend toplicht. Het kan en mag simpeler. Zie de variant hieronder.

toplicht hoog, boordlichten samen.

toplicht op gelijke hoogte.

zichtbaarheidbogen.


Als variant kan het heklicht ook worden weggelaten:
In plaats van heklicht en toplicht mag naast de boordlichten een wit rondom schijnend licht worden gevoerd. Dit licht moet dan wel ten minste één meter hoger dan de boordlichten worden gevoerd (Art 3.13: b3). Het voordeel van deze lichtvoering is dat op de ankerplaats het rondom schijnend licht (mits afzonderlijk te schakelen) als ankerlicht (Art 3.20: 4a) gebruikt kan worden.

Zonder heklicht (toplicht rondom schijnend):

rondom schijnend licht met boordlichten.

rondom schijnend licht, boordlichten samen.

Een klein motorschip korter dan 7m:
Met een hoogst bereikbare snelheid van 13 km per uur kan volstaan met alleen een vast rondom schijnend wit licht zoals hieronder.
Wanneer het scheepje harder kan varen geldt bovenstaande verlichting.


rondom schijnend wit licht.

Een klein zeilschip langer dan 7 m:
Boordlichten en een heklicht, zodanig dat de boordlichten naast elkaar of in één lantaarn verenigd in de lengte-as van het schip aan of nabij de boeg en het heklicht op het achterschip zijn aangebracht. Maar er kan ook gekozen worden voor:
Boordlichten en een heklicht, verenigd in één lantaarn, ook wel carnavalslicht, aan of nabij de top van de mast waar deze het best kan worden gezien. Het oorspronkelijke carnavalslicht komt uit de trawlvisserij en was andersom. Het wit licht scheen recht vooruit en was veel smaller. Niet meer dan twee streken aan beide zijden van het vaartuig.


boordlichten samen + heklicht.

alles bij elkaar in de top van de mast.

Een klein zeilschip korter dan 7 m:
Kan volstaan met een een vast rondom schijnend wit licht op een zodanige hoogte, dat het van alle zijden zichtbaar is. Het schip moet dan bovendien bij het naderen van een ander schip, bij gevaar voor aanvaring, een tweede wit licht tonen om de aandacht te trekken. BPR [Art 3.13.5]


rondom schijnend wit licht +  facultatief tweede licht...

Het BPR zegt niets over het voeren van verlichting bij mist. In de praktijk wordt hiervoor het gebruik van een zoeklicht toegestaan. Artikel 3 spreekt slechts over "des nachts", hetgeen in art. 1.01c  omschreven wordt als "tussen zonsondergang en zonsopgang". Hieruit volgt dat het hebben van navigatieverlichting niet verplicht is wanneer nooit na zonsondergang wordt gevaren. Maarr... in artikel 3.01.4 staat wel: "Wanneer het zicht dit vereist, moeten de voor des nachts voorgeschreven lichten ook des daags worden gevoerd". Het is dus, hoewel niet verplicht, verstandig om wel navigatieverlichting te hebben.

Tip: Stel je hebt door de mast slechts twee draden lopen voor het toplicht of een gecombineerde boordlichtenlantaarn (zeilboot), maar je wilt op de ankerplaats eigenlijk ook een rondom schijnend ankerlicht afzonderlijk kunnen aansturen. Hier bieden diodes uitkomst. We kunnen gelijkstroom namelijk "links"- of "rechtsom" laten vloeien (vergelijk het met een waterstroom) en daarmee het ene, of het andere lichtpunt aansturen. Zie een animatie van zo'n dubbelpolige wisselschakeling met midden(nul)stand .

NC
De letters NC staan voor Noordse Compagnie. De NC, die ook Compagnie van Spitsbergen en in haar nadagen Groenlandse Compagnie werd genoemd, was een geoctroieerde Nederlandse compagnie voor de walvisvaart. Hoewel de NC in omvang, belang en bestaansduur niet in de schaduw kon staan van de VOC en WIC was zij van 1614 tot 1642 de belangrijkste speler in de Nederlandse walvisvangst bij Spitsbergen en het Jan Mayeneiland. Toen in 1636 het verlengde octrooi uit 1634 door de Staten van Holland nietig werd verklaard en de Friese Compagnie een geduchte concurrent werd die later overigens in de NC werd opgenomen, ging het bergafwaarts met de vangsten, waarop in 1642 de Noordse Compagnie uiteen viel.
Van de NC is geen embleem bekend.
Nederlands-Indië
ontstaan van de kolonie
In 1603 voer onder Steven van der Hagen de eerste volledig uitgeruste VOC oorlogsvloot naar de Indische Archipel uit. Ze gingen daar direct het conflict aan om de specerijen handel in de Molukken, met zowel de reeds lang aanwezige Portugezen als ook de Engelsen. Op de zuid-Molukse Banda-eilanden, de enige plek ter wereld waar nootmuskaat en foelie werd verbouwd, vestigde de VOC haar gezag met bruut geweld. In 1621 werd een opstand neergeslagen waarna vervolgens vrijwel alle 15.000 bewoners werden uitgemoord door de VOC onder leiding van Jan Pieterszoon Coen. De enkele overlevenden bracht Coen naar Java, waarna hij op de ontvolkte eilanden de eerste moderne slavernij plantages inrichtte. Vanwege het belang van de Molukken werd op het eiland Ternate het hoofdkwartier van de VOC, fort Oranje, gevestigd. Voor de VOC was het voornaamste doel in deze jaren om de Spanjaarden en Portugezen te bevechten, hun schepen te kapen en goederen te stelen en hun forten te veroveren.
Na de Vierde Engels-Nederlandse Oorlog volgde er eind 18e eeuw een chaotische periode in de koloniën. De Engelsen veroverden vrijwel alle posten van de VOC en blokkeerden Nederlandse havens. Na het uitbreken van de oorlog met Frankrijk en de vestiging van de Bataafse republiek in Nederland werd de VOC in 1796 genationaliseerd en behoorden de gebieden vanaf toen tot de Nederlandse staat. Bron Wikipedia.

Om een indruk te krijgen van de grootte, "Nederlandsch-Indië" geprojecteerd op de kaart van Europa
Neer Een neer is de tegengestelde stroom tussen twee kribben die kan onstaan bij een stevig stromende (5 km/u) rivier. Oude naam: weerstroom. De kolkbeweging rond de kop van de krib werd wel eer genoemd. Neer was ook de duiding voor een draaikolk, waar maalstroom of wieling gebruikelijker was.
Neerhouder
Neerhouder, wipschoot of kicking strap. Een takeltje of lijn tussen de onderkant van giek en mastvoet dat dient om de giek omlaag te houden, waardoor het zeil strak blijft staan. Verwant: schoot.
Nef
De nef is een groot type zeeschip uit de Middeleeuwen. Oorspronkelijk echter een klein vikingachtig schip (snac) met scherpe steven, dat in de Middellandse Zee nave of  nao genoemd werd, afgeleid van het latijnse navis dat gewoon "schip" betekent. De SantaMaria van Columbus werd door hemzelf ook een nef of nao genoemd.
Nekton Nekton is de verzamelnaam voor alle organismen die zich zelfstandig in het water kunnen voortbewegen. Denk in oceanen aan beenvissen, haaien, roggen, inktvissen, kwallen (zwemt door samentrekking van de klok), zeezoogdieren (walvissen, zeehonden, zeeleeuwen), reptielen (schildpadden, zeeslangen), ijsberen en zelfs vogels. Dit in tegenstelling tot plankton dat voor verplaatsing geheel afhankelijk is van stroming.
Nestenschijf Een nestenschijf is een speciale schijf aan het ankerlier met uithollingen, de nesten, waar de schalmen van een gekalibreerde ankerketting precies invallen. De oude naam was kabbelaris (kabelaris). Het Nederlandse bedrijf dat gespecialiseerd is in kettingschijven (lier en ankerservice voor de binnenvaart) heet dan ook toepasselijk Kabbelaris. De nesten zijn gescheiden door kammen of kiezen, waardoor de ketting zeer trekvast over de schijf loopt. Gekalibreerd wil zeggen dat de ketting aan een nauwkeurige maatvoering voldoet, waarbij o.a. een schalmlengte van 5 x de diameter wordt gehanteerd met over 11 schalmen een max. afwijking van 2%.  Normen vastgelegd in EN 24565, ISO 4565 en DIN 766A. Verwant: ankeren, kaapstander, kettinglengte, damketting.

Nettenhaler Bij huidige viskotters is een nettenhaler een machine voor het opvouwen van netten. De machine hangt aan een rail en weegt meer dan 100 kilo. Een lichte versie wordt "achterhalertje" genoemd. Bron: [schut]
Neuring Neuring of neuringlijn. Een hulplijn naar de ring op het ankerkruis om het anker rechtstandig, of achterwaarts te kunnen ophalen. "Killen" van het anker. Bij grotere schepen ook om het anker te laten vallen. Het heette dan een portuurlijn. Dat is een zwaar eind tros geschoren door de ring van het anker en daarna binnen boord belegd om het anker gevangen te houden tot het commando "vallen".
De ring is ook te gebruiken voor een ankerboei. Om de boei (waker) recht boven het anker te laten komen; moeilijk als je de waterdiepte niet kent, is een eenvoudig trucje toe te passen. Je neemt i.p.v. de neuring een langere lijn (boeireep) en haalt die ook door het oog van je ankerketting en vandaar terug naar het schip. Nu kan je naar believen vieren of halen om de boei in positie te brengen en vast te zetten.

Gebruik van een boeireep om de ankerboei in positie te brengen. De reep zou hier wat ingehaald kunnen worden.
NExBTL NExBTL. Deze popiejopie schrijfwijze staat voor Next Generation Biomass To Liquid. Een biodiesel die wordt vervaardigd uit palmolie, dierlijk vetafval, raapzaadolie,carmenilaolie, jatrophaolie, sojaolie,algenolie en restvet uit de visverwerkende industrie. NExBTL is dus hernieuwbare diesel en geur- en kleurloos. De dieselolie is bestand tegen lage temperaturen (geen vlokvorming) en heeft een verrassend hoog cetaangetal dat de mate van zelfontbranding aangeeft. De brandstof is zowel onvermengd als in verschillende concentraties vermengd met fossiele diesel geschikt voor gebruik in alle moderne dieselmotoren, zonder dat die hiervoor aangepast moeten worden.
Verwant: dieselbacterie, biodiesel, zwavelvrije diesel, GTL diesel.
NHM

Als opvolger van de VOC werd in 1824 de Nederlandsche Handel-Maatschappij (NHM) opgericht. In het begin was de NHM vooral gericht op Nederlands-Indië, het huidige Indonesië. Na de ondergang van de VOC hadden de Engelsen en Amerikanen de import en export van koloniale producten van Nederlands-Indië in handen. Deze handel moest worden teruggewonnen en winstgevend voor Nederland zijn. In tegenstelling tot de WIC en VOC compagnieën had de NHM geen beeldmerk, hoewel bij het honderdjarig bestaan in 1924 op de gedenkplaat toch iets dergelijks voorkomt. In 1926 werd het hoofdkantoor van de NHM in de Vijzelstraat in Amsterdam geopend.
Nicolaes Witsen
Bij de beschrijving van oude scheepstypen en termen is op vaartips dankbaar gebruik gemaakt van tekstgedeelten uit een facsimile [1979] van het standaardwerk Aeloude en hedendaegsche scheeps-bouw en bestier [1671] van Nicolaes Witsen [1641 - 1717]. Witsen was burgemeester van Amsterdam, lid van de Amsterdamse kamer der VOC en buitengewoon gezant voor Engeland, maar legde zich bovendien toe op geografie, cartografie en waterbouwkunde, was een bekwaam etser en werd een specialist in de scheepsbouw, waarover hij reeds op 21 jarige leeftijd zijn beroemde standaardwerk uitgaf. Ruim 25 jaar later [1697 - 1698] was hij mentor van Tsaar Peter de Grote tijdens diens verblijf in de Nederlanden. Hieronder twee schilderijen van Abraham Storck over dat verblijf .

Op het eerste schilderij uit 1697 zien we de Tsaar aanwezig bij een spiegelgevecht op het Y. Op de voorgrond links het staaten jagt dat zijn vlag voert. Hij ging later over op de boeier middenvoor om alles beter te kunnen volgen. Op het tweede schilderij doet hij het VOC fregat "Peter en Paul" in 1698 uitgeleide vanaf hetzelfde (zijn?) staaten jagt dat wederom zijn vlag voert. Hij had als leerling-timmerman vier maanden aan het fregat meegewerkt op de Amsterdamse VOC werf en daarvoor een getuigschrift ontvangen.

Nieuwe Waterweg
Tot 1872 was de haven van Rotterdam alleen bereikbaar via Zeeuwse wateren, Dordtse Kil en Oude Maas. De jonge ingenieur Pieter Calland ontwikkelde een plan waarbij de getijbeweging een nieuwe vaarweg naar Rotterdam op de vereiste diepte moest schuren. Zo werd van het Scheur, dat lamgs Maassluis liep en dat het verlengde was van de Nieuwe Maas een nieuwe waterweg gegraven, linea recta door de duinen naar de Noordzee. In 1866 werd de eerste spade gestoken voor dit werk en in 1872 was de Nieuwe Waterweg een feit.. Op 9 maart van dat jaar liep de Harwichsteamer "Richard Young" als eerste koopvaarder de Waterweg binnen. Het schip had een diepgang van drie meter.

 Spotprent uit 1871 over de te verwachten verzanding van de Nieuwe Waterweg.
NNWB De Noord Nederlandse Watersport Bond (NNWB) was de vertegenwoordiger van de watersporters in het noorden van Nederland, t.w. de provincies Friesland, Groningen, Drenthe, Overijssel en de Noordoostpolder. Er waren ± 100 verenigingen aangesloten bij de NNWB, met samen ongeveer 18.000 leden. In 2004 is de NNWB opgegaan in het Watersportverbond.
Noags Arke
De Ark van Noach. In 1697 zegt Cornelis van Yk dat Noach "by 't gemeen voor de eersten Scheepstimmerman te Boek zal staan". Hij spreekt in het eerste hoofdstuk van zijn "De Nederlandsche Scheepsbouwkonst opengestelt" echter zijn twijfels uit over de Nederlandse bijbelvertalingen van de lengtemaat cubitus in voeten (30,48 cm) waardoor de ark uitkwam op een ongeloofwaardige afmeting van 2700 voet lang, 450 voet breed, bij een diepgang van 270 voet. In meters is dat een L.B.D. van  820 x 137 x 89. De vertaling van cubitus in Nederlandse ellen was nog twijfelachtiger. De oude el was 68,80 cm.  Dat komt neer op een afmeting in meters van  L.B.D van 1800 x 288 x 185. Een schip van 1,8 kilometer lang? De Nederlandse vertaling van het scheppingsverhaal kan meer onduidelijkheid opleveren. Het Hebreeuwse woord "yom" wordt in de Statenvertalingen naar believen vertaald als een dag (schepping in zes dagen) of als een periode van 1000 jaar. Veel Staphorsters en bevindelijken uit de Bijbelgordel zijn dan ook overtuigd dat de aarde niet ouder is dan 6000, hooguit 12000 jaar. Twee keer zoveel? De wetenschappelijk consensus dat de aarde rond 4,6 miljard jaar geleden is ontstaan berust volgens hen dus op rekenfouten...
Noodantenne
marifoon (VHF)
De marifoon werkt op de VHF-band (Very High Frequency) op een frequentie van rond de 150 Mhz. Dat is een golflengte van twee meter. De benodigde antennelengte  is ongeveer de helft. Een goed werkende sprietantenne (grounplane-antenne) zou een spriet omhoog moeten hebben en drie sprieten schuin naar beneden die als een soort aardoppervlak-spiegel werken. Met dit gegeven maakte Jugo Baya een redelijk werkende noodantenne:
Van een stuk coaxkabel van 50 ohm haal je over precies 45 cm de buitenmantel af. Trek de koperen afscherming over de buitenkabel naar beneden. De binnenkabel steekt nu dus 45 cm uit en de koperen afscherming is over eenzelfde lengte om de rest van de kabel als spiegel teruggeschoven. Totaal dus 90 cm. Bevestig deze noodantenne met b.v. tie rips (kabelbinders) aan de mast.
Noodroer Volgens het Schepenbesluit uit 1965 moet elk (groot) schip zijn voorzien van een hoofdstuurinrichting en een hulpstuurinrichting. "De hulpstuurinrichting moet onafhankelijk van de hoofdstuurinrichting zijn en het schip kunnen sturen met een snelheid waarbij het nog manoeuvreerbaar is. Een hulpstuurinrichting is niet vereist indien twee werktuiglijk bewogen stuurinrichtingen aanwezig zijn, die onafhankelijk van elkaar kunnen werken". In de Maritieme Encyclopedie staat bij "noodroer": "Het hangt af van de vindingrijkheid en beschikbaar materiaal, of een enigszins bruikbaar hulpmiddel kan worden geconstrueerd". M.a.w. geen kant-en-klaar recept, maar meer iets voor de Willy Wortels onder ons.
Reinier Nooms Reinier Nooms (1623? - 1664, zijn geboortejaar en -plaats zijn niet duidelijk ), van oorsprong waarschijnlijk een zeeman, was een zeeschilder die rond 1650 op nog jonge leeftijd zee- en visserij taferelen ging schilderen, etsen en graveren op een wijze die een goed sfeerbeeld van die tijd geven. Hij ondertekende met R.N.Zeeman. Zijn oeuvre omvat diverse "Verscheyde" series, waarvan "Verscheyde Schepen en Gesichten van Amstelredam" in 1970 zelfs als facsimile in boekvorm is uitgegeven.

Hieronder een kopergravure uit "Verscheyde Binne-waters" met in het razeil (de blinde) aan de boegspriet van een boeier:
"Het nut en Vermakelik Gebruyk van Verscheyde Binne-waters Constigh afgeteeckent en in 't Cooper gebracht door R.N. Zeeman" met rechtsonder: W. de Broen Excudit.

Noordhollands kanaal Zie Groot Noordhollandsch Kanaal.
Noordzee
"Maar een land aan zee heeft de zee tot land en de zee wil met schepen geploegd zijn".
Waarom het water van de Noordzee zout is
. Uit Legenden langs de Noordzee, S. Franke [W.J. Thieme & Cie, Zutphen, 1934]
Omdat alle zeewater zout is zult u zeggen.
Maar dat is geen verklaring. Geleerde menschen zeggen dat ze het precies kunnen vertellen.
Met allemenschelijk lange onbegrijpelijke formules zeggen ze dat ze het kunnen bewijzen.
't Is mogelijk maar er zijn er die meenen dat de zaak veel eenvoudiger is.
Er was dan n.l. eens een geweldig groot schip en dat heette Sinternuiten.
Een schip, zoo groot, dat wanneer het voor anker lag, de voorsteven bij Texel was en het roer in het Damrak te Amsterdam in de knel zat.
Zoo'n monsterachtig groot schip moet het geweest zijn.
Vanwaar het kwam heeft nooit iemand kunnen uitvinden, maar het was er.
Van Texel tot Amsterdam mat het dus zegt men, maar misschien was het nog wel langer want een man te paard had zes weken noodig om het in zijn geheele lengte af te rijden.
Dat was een geschiedenis wanneer de kapitein zijn bevelen gaf.
Een telefoon was er in die dagen natuurlijk nog niet, en vlaggeseinen dachten de lui bepaald nog niet aan.
Och, als je zoo'n groot schip bestuurt heb je wel wat anders te doen dan aan vlaggetjes te denken.
Maar om nu op die bevelen terug te komen.
De kapitein bulderde ze uit, dat spreekt vanzelf, en de bootsman floot, zooals dat behoort, maar ja, eer ieder aan boord wist wat er op een bepaald oogenblik gebeuren moest waren er zes weken verloopen.
Zoodat je dus deze toestand ongeveer had.
- Op 1 Januari bevel tot uitvaren.
- Half Februari stak de schuit van wal.
- En zoo met alles navenant hè.
- Het was een gesukkel.
Het schip is dan ook tenslotte vergaan hoor; wat niet anders kon bij zoo'n toestand.
Midden in de Noordzee verging het, met man en muis en de lading, die uit zout bestond, verzonk in de golven.
Begrijpt ge nu hoe het komt dat de Noordzee, die vroeger vol zoet water was en waar het krioelde van baars en karper, tegenwoordig zoo zout is? Laat de geleerden maar praten.
Verwant: Noordzee, een trechter vol risico's en mui.
Noordzeegarnaal
De Noordzeegarnaal is de kleine grijze "Hollandse" garnaal, die liefhebbers verreweg het lekkerst vinden. De beestjes worden aan boord gekookt waarbij de kleur verandert in roze. Vroeger werd zo snel mogelijk na aanvoer gepeld door thuispellers. Op Urk en mogelijk in andere vissersplaatsen werd aan wal gekookt. Na de afslag werden ze in wijde lage manden (garremanden)  gedaan en uitgedeeld om te pellen (zie foto's). Uit gezondheidsoverweging is dit al jaren verboden (warme pelruimtes, vieze handen etc.). Tegenwoordig wordt ons garnaaltje in Marokko gepeld, waar de omstandigheden hygiënischer en bovendien goedkoper zijn. De peldames verdienen 250 euro per maand en pellen zo'n 4 kilo schoon per dag. Een probleem is wel het dure gekoelde transport en de toevoeging van conserveringsmiddelen die het garnaaltje verbazend lang (weken) houdbaar maken, maar de oorspronkelijk volle ziltig zoete smaak behoorlijk verzieken (weinig smaak, zurig, slap, taai en nat). Het met E210 (Chemisch benzoëzuur in hoge concentratie, 0,6%) en E330 (citroenzuur) verrijkte natte spul doet het overigens prima in een salade of cocktail. Dan de prijs. Anno 2015 krijgt de garnaalvisser niet meer dan drie euro per kilo, terwijl de consument voor gepelde garnalen tussen de drie en vijf euro per 100 gram moet neertellen (een kilo garnalen levert gemiddeld drie ons gepeld op).

Qua smaak gloort er hoop. Het is de familie Kant uit Delfzijl na veel mislukte pogingen gelukt [2008] een pelmachine te ontwikkelen die efficiënt genoeg werkt om op grote schaal te worden ingezet. De machine kan vooralsnog alleen de grotere soorten pellen. Vanaf 2009 zijn deze verse Noorse garnalen beperkt op de markt. Helaas doet zich nu een nieuw probleem voor. Garnalen en eigenlijk alle onbewerkte visserijproducten moeten bewaard worden tussen de 0 en 2ºC, zeg maar de temperatuur van smeltend ijs. De houdbaarheid is dan één tot twee dagen. Supermarkten en hun distributiekanalen doen dit echter bij een normale koelkasttemperatuur van 7 tot 8ºC en in wat gunstiger gevallen bij 4ºC. Oeps, dat betekent zelfs voor gekookte garnalen al snel bederf. Noodgedwongen wordt nu weer in geringe mate een natuurlijk conserveermiddelen toegevoegd dat volgens zeggeen de smaak niet beinvloedt.

Garnalenverwerker Heiploeg heeft inmiddels [2012] geld vrijgemaakt voor doorontwikkeling van de pelmachine om deze geschikt te maken voor de kleine Hollandse garnaal. Het zal nog wel enkele jaren duren; het koelprobleem moet immers ook opgelost worden, maar dan is ons lekkere stevige vers gepelde garnaaltje terug. In 2015 wordt er ook in Nederland inmiddels op beperkte schaal handmatig gepeld in streng gecontroleerde "pelateliers". Levering vooralsnog hoofdzakelijk aan betere restaurants voor zo'n 75 euro per kilo. We hoefden volgens visserij-bioloog Niels Daan  in Klootwijk aan Zee niet bang te zijn voor roofbouw, want al zou elke Nederlander dagelijks garnaal eten, dan zou dat nog geen merkbare verandering in de garnaalstand opleveren. Niels leek het mis te hebben, want begin 2018 bleek dat de prijs van "Marokko gepelde garnalen" door schaarste in vangst gestegen was tot 7,50 euro per 100 gram.

Update begin 2018: Inmiddels kunnen machines ook de kleinere garnaaltjes pellen. Elke grootte vergt een andere machine, waardoor vooraf een sorteer machine ingezet moet worden. De capaciteit per pelmachine staat gelijk aan het handmatig pellen van zes tot acht dames uit Marokko. Dus zo'n 5 kilo per uur. Maar wat blijkt? Consumenten die niets anders kennen dan drie weken oude zompige garnalen met 7000 landkilometers op de teller vinden het verse garnaaltje helemaal niet lekker. Dat garnaaltje is steviger van structuur en heeft de oorspronkelijke ziltzoetige smaak. Da's schrikken.

Update eind 2018: Door de warme zomer hebben we ineens een overvloed aan garnalen. Door de grote aanvoer leek de besomming te zakken onder de drempelwaarde van 2,83 euro per kilo. De garrnalenvissers werd aanbevolen niet langer dan twee etmalen te vissen, anders zouden de vangsten wel eens doorgedraaid kunnen worden. Niels Daan had dus toch gelijk. Zullen wij als consument daar iets van merken?

Update eind 2023: De vangsten waren ampzalig. “Er waren hier bijna geen garnalen. Ik ben al twintig jaar visser en heb het nog nooit zo slecht meegemaakt”, vertelt garnalenvisser Erik Rotgans aan NH Nieuws. Tegen de NOS zegt Geert Meun van VisNed dat wetenschappers gissen naar de mogelijke oorzaken. Misschien speelt de toename van wijting een rol, aangezien deze vissoort graag garnalen eet. Ook wijst hij erop dat de vissers veel minder ruimte op zee hebben vanwege de aanleg van windparken op zee en de toename van beschermde natuurgebieden. De prijs van gepelde garnalen gaat richting 9 euro per 100 gram.
Verwant: garnaalboot, haring, paling, kibbeling, makreel,
pangasius.

Noordzeekanaal

Nadat Rotterdam in 1872 zijn Nwe Waterweg had gekregen werd in 1876 het Noordzeekanaal gerealiseerd om van Amsterdam ook een echte zeehaven te maken. De lange weg via het Noordhollands kanaal voldeed niet meer, mede omdat de zeeschepen steeds groter werden. De afmetingen van het nieuwe Noordzeekanaal werden daarom zorgvuldig en ruim gekozen. Een bodembreedte van 27 m bij een diepgang van 6.50 m met naar zee twee sluizen. De "Kleine sluis" met een Lengte-Breedte-Diepte van 69 x 12 x 5 meter en de op toekomst gerichte "Zuidersluis" met een LBD van 120 x 18 x 8 meter. Daar kon elk schip immers door. Reeds vijf jaar later begon men met baggeren tot een diepte van 8.20 m en kwam in 1896 de grotere "Middensluis" (LBD 225 x 25 x 10) in gebruik. Als wetenswaardigheid onderaan de uitbreidingen tot heden. Het kanaal kan niet dieper worden want de bovenkant van de Velsertunnel ligt op -17,34 m NAP.
Verwant: Sluizen van IJmuiden. en een PDF over de expositie Van IJ tot IJmond van het Nationaal Sleepvaart Museum.
 

Het Nieuwe Zeekanaal van Amsterdam. Litho P.J. Otter en C.F. Stemler, 1866.
 

De aanleg van het Noordzeekanaal met op de achtergrond de duinen van Breesaap, een buurtschap dat met de aanleg van het kanaal en komst van de Hoogovens verdween. Vanaf toen [1876] ontstond de naam IJ-muiden. De monding van het IJ in de Noordzee.


Bouw van de eerste Hembrug gezien in westelijke richting, die in 1878 in gebruik werd genomen.
In 1907 kwam daar een nieuwe elektrische draaibrug voor in de plaats met een vaste doorvaarthoogte van 11 meter.
 

 


Schoolplaat van uitgeverij J.B.Wolters uit Groningen. Periode 1900-1925

Het zeesluizencomplex omstreeks 1980


Het huidige sluizencomplex

1. Zuider- en Kleine sluis
2. Middensluis
3. Zeesluis, grootste ter wereld (70 m breed, 500 m lang, 18 m diep, geopend in 2022)
4. Noordersluis
5. Spuisluis

 

  A     B     C     D     E     F     G     H     I     J     K     L     M     N     O     P     Q     R     S     T     U     V     W     X     Y     Z  

Heel graag op- of aanmerkingen
.

Op alle materiaal (layout, tekst en afbeeldingen) rust het auteursrecht van schipper Cees e.a.
Overname van artikelen of delen daarvan is slechts geoorloofd na schriftelijke toestemming.

Mocht je ondanks alle in acht genomen zorgvuldigheid menen rechten te kunnen ontlenen
aan in deze pagina gebruikt materiaal, laat de schipper dat dan zo spoedig mogelijk weten.

verantwoording