|
|
|
Gaande houden | Een schip met uiterst geringe snelheid, op stroom zelfs stilliggend ten opzichte van de grond, bestuurbaar houden bij het wachten voor b.v. het invaren van een sluis of haven of bij het voor anker gaan |
Gaffelzeil (bezaanzeil) |
|
Galan(d) | Verkeerde benaming voor gland. |
Galei |
De galei is een lang en in verhouding smal oorloggsschip met laag boord, dat zich in de landen rond de Middellandse Zee geleidelijk ontwikkeld heeft uit oude Griekse en Romeinse roeischepen. |
Galerij | De galerij of
galderij was bij westerse schepen vanaf de tweede helft van de 15e eeuw een soort
buiten de romp uitstekend balkon
over de volledige breedte van het schip aan de achterzijde van het hakkebord,
zijdelings begrensd door hoekmannen en vanaf de 17e eeuw doorlopend in zijgalerijen. In de
hoekmannen en later de zijgalerijen waren veelal de toiletten
voor de officieren ondergebracht. Het bovenste gedeelte van de galerij
heette plantzier. In de 19e en 20e eeuw bij stoomraderschepen ook de benaming voor de dwarsscheepse brug tussen twee raderkasten.
|
Galjas |
Galjas is een aanduiding voor verschillende typen schepen die tot in de 20e eeuwen gebruikt is. Oorspronkelijk een grote zwaar gebouwde galei (galea grossa) van ca.50 meter. Zo'n galjas was getuigd met latijnzeilen aan een drietal masten, doch in gevecht werd er niet gezeild maar geroeid. Galjas was ook de naam voor een kustvaarder die in de vaart was bij de Skandinaviërs, Duitsers en Nederlanders. De oudere galjas had veel overeenkomst met kotters en sloepen, maar onderscheidde zich in tuigage, lichtere zeeg en ver overhangende vlakke spiegel (steendruk LeComte van "Eene Galeas"). |
Galjoen |
Een galjoen was
een redelijk tot goed bezeild handelsschip
met twee of drie dekken en drie masten, dat in de periode tot 1600 geleidelijk uit de
logge kraak ontwikkeld werd, met een scherpere steven.
Die "galleone" was een Spaanse vinding, maar had directe navolging. Later ook als zwaar bewapend
oorlogsschip
met voor korte tijd zelfs een vierde mast (bonaventura- of buitenbezaan). Galjoen is ook de benaming voor een versierde uitbouw aan de boeg, zie hieronder. |
Galjoen | Naast de naam voor
een schip uit de oude zeevaart is galjoen ook de benaming voor een versierde uitbouw aan
de boeg, de scheepssnuit, mossel of snebbe, ter ondersteuning van de
boegspriet of het roosterwerk onder die uitbouw waar gestraften werden opgesloten
(geklinstert) en waar de manschappen hun behoefte (hun heimelyk gevoeg) konden doen. Er
kon dus iemand "in het galjoen" of "op het galjoen" zitten. Het
galjoen werd begrensd door een regeling of reling, de vloer (of rooster) werd
gedragen door tarmen of mannetjes.
Kijk voor de benaming van alle onderdelen van een galjoen/scheepssnuit bij
scheg.
|
Galjoot |
De galjoot is oorspronkelijk een platboomd koopvaardijschip met zijzwaarden voor de kustvaart. Oudnederlands: galyoot. Er waren er ook in de vaart voor de visserij en in de 15e en 16e eeuw zelfs nog als galeischip. |
Galvanische reeks | Bij
anodes staat een uitleg over galvanische corrosie. Hier een
lijstje met in de scheepsbouw meest gebruikte elementen
en hun plaats in de potentiaal rangorde of spanningsreeks in volgorde van
edel naar minder edel. Hoe verder uit elkaar op de lijst, hoe sneller onder water (naast
elkaar) de invreting van het "lagere" element. Aquamet is een gedeponeerde
handelsnaam voor een bijzondere kwaliteit RVS en wordt o.a.
gebruikt bij schroefassen en snel draaiende scheepsschroeven. Kijk uit met smeermiddelen
op grafietbasis. Het staat in de galvanische reeks geheel bovenaan. Edelmetalen als
platina, goud en zilver horen ook in het rijtje thuis, maar zullen eerder aan de schipper
zelf gevonden worden dan onder water. Verwant: putvorming, damwand.
|
Gamelle | Kijk voor gamelle bij kommaliewant. |
Gangboord |
Het gangboord
is het smalle looppad
(nr. 8) aan de binnenzijde van boord of boeisel langs de gehele buitenkant van het schip.
De Friezen spreken van warring of langswaring. De benamingen voor de huiddelen van
het schip van onder tot boven zijn:
|
Gangen | De huidplanken die bij
houtbouw van voor- naar achtersteven over de spanten worden getimmerd heten stroken, gangen
en boorden. Van de kiel af gerekend kent men de zandstrook (oude naam gaarboord,
mogelijk van "gaarmaken", het branden van planken tot ze gebogen kunnen
worden)
met daarna voor iedere rij planken (boorden) tot het berghout een eigen strooknaam. Behalve door breeuwen werd die strook dikwijls tegen indringen van water beschermd door er een lap zwaar zeildoek (karreldoek) over te spannen, de naadpresenning of trek. Boven het berghout, in het boord, wordt niet meer over stroken, maar over gangen gesproken. Niet altijd consequent, want sommige stroken werden ook wel gangen genoemd. Het aantal samenstellingen met gang is groot. We kennen b.v. breegang, kimmegang, loopgang, roggang, scheergang, watergang, zetgang. Voor de zetgang, de bovenste plank, komen we ook de benaming telgang, randgeer of randgaartje tegen. De versteviging of holle betimmering ter hoogte van de lastlijn waar het schip wijder wordt noemde men soufflage.
Zie ook de verschillen in uitlopen van huidgangen naar de steven zoals opgemerkt door W.K.Versteeg.
Dan nog als wetenswaardigheid. De oude Amsterdamse
Jordaan kende vele straatjes die gang werden genoemd en voor het grootste gedeelte zijn verdwenen:
Drie Truffelsgang, Duizendaaldersgang, Hoedenmakersgang, Hoefijzergang,
Zaagzelgang, Kloppenburgergang, Knoopmakersgang, Wijnbergsgang, Rookersgang,
Schuitenboomsgang (ook wel Schuitenvoerdersgang genoemd), Sleepersgang,
Sterrengang, Verwersgang, Vierhuizengang, Vischhoeksgang en Wittevoedsgang. |
Gantel | Ook wel als gein, gene, genne of keene. Een oude aanduiding voor een watergeul in stromend water. |
Garnaal | Zie Noordzeegarnaal. |
Garnaalboot |
In Nederland kende men eigenlijk geen garnaalboot. Er werd op garnaal gevist met allerhande scheepjes, zoals sloepen, maar ook met reguliere visserschepen als bom en kleine kotter en in Zeeland de hoogaars. Een uitzondering was misschien de garnalenschuit van Zandvoort, die specifiek in Zandvoort en Katwijk werd gebruikt. |
Garnaat |
De garnaat was een Brabants overnaads schouwtje, ook wel "botvissertje". Naar bouwwijze een aakje [Rbv]. |
Gas
|
Helaas lees je elk jaar wel over een explosie op een plezierjacht doordat iemand aan
boord iets probeerde aan te steken of op te starten en daarbij zwaar
gewond werd. Het gaat vrijwel
altijd over een gas- of benzinedampontploffing. Het is de hoofdreden dat
inboard benzinemotoren
niet of nauwelijks nog worden toegepast.
Hieronder
tips over veilig gebruik van gas aan boord:
Voor beroepsvaart is alleen de zilvergrijze propaanfles van 10,5kg toegestaan. Het kookpunt (waarbij de vloeistof overgaat in gas) ligt
bij 44 graden Celsius onder nul. Bij stevige vorst kan je propaan nog gebruiken in
tegenstelling tot butaan waarbij de omgevingstemperatuur minimaal 5 graden Celsius (boven
nul) moet zijn. Campinggas is een menggas met het grootste deel butaan, waarbij bij lage temperaturen ontmenging plaats
vindt. Alleen de propaan uit het mengsel verdampt en het vloeibare butaan
blijft in de fles. Hetzelfde geldt tot op zekere hoogte voor autogas (LPG). Hierin is
tot 40% butaan verwerkt. In theorie kan het butaan na een koude
voorjaarsnacht in lange leidingen condenseren, waardoor verbruikstoestellen gas in vloeibare vorm krijgen
aangeboden!
Wanneer is de gasfles (bijna) leeg? |
Gedragscode | Gedragscode voor varenden. Ook wel vaaretiquette of jachtetiquette genoemd. Zie etiquette. |
Geerde | Een
geerde, gaarde of gei is een lijn lopend van de nok van de spriet of gaffel
naar het dek om deze in de juiste stand te fixeren. Zie spriettuig. |
Geerstuk | Bij houtbouw van kleine boten , m.n. de punter, blijft bij de oplopende kop bij de zijden een driehoekige opening over. Dit gat wordt gedicht met een nauwkeurig op maat gemaakt, ietwat gebogen geerstuk, waarbij de planken bij elkaar worden gehouden door een moelband. |
Geest |
|
Gelcoat op kleur | De buitenzijde van
een polyester schip is afgewerkt met een laag gelcoat. Bij repareren van een beschadiging
is het soms moeilijk aan de juiste kleur te komen. Je zal dan noodgedwongen zelf moeten
mengen met kleurloze gelcoat en pigmentpasta die bij veel watersportzaken te koop is. Rob
Jaspers, voormalig kleurmenger van autolakken, gaf de volgende tip: Voor het namaken van een kleur maakt het niet uit of de huid wel of niet verkleurd is ten opzichte van de originele de kleur. Voor mijn eigen schip (dehler grijs) en voor wat kennissen in de buurt met ook div. kleuren gebroken wit schepen heb ik met succes de goede kleurtjes in gelcoat kunnen mixen. Voorwaarde is natuurlijk dat je niet kleurenblind bent :-) Pigment pasta kleurt heel erg sterk! Als je gaat experimenteren MINI druppeltjes te gelijk toevoegen. Goed roeren.., beetje van het mengsel met een vingertopje op een schoongepoetst deel van je schip aan tippen en kijken of het er op lijkt. Dat tipje gelcoat (zonder harder uiteraard) veeg je met een doekje zo weg. Net zo lang blijven mixen met bijvoeging van FRACTIES pigment tot dat je de juiste kleur hebt. Je mag aan de kleurloze gelcoat pasta max. ca. 15% pigment pasta toevoegen. Om van de transparante gelcoat een voldoende dekkend materiaal te maken kan je het beste van de basis kleur ca. 10% toevoegen om mee te beginnen. Dus heeft je schip een gebroken wit als kleur, dan begin je met 10% pigment wit toe te voegen. Crèmer maak je het met wat okergeel en iets grauwer (donkerder) met grijze pigment. Verder is het heel belangrijk dat de directe omgeving van de te repareren plek, HEEL goed gepoets/gepolijst wordt met cleaner of rubbing compound om daarmee zoveel mogelijk de originele kleur van de bestaande gelcoat naar boven te halen voordat men aan het mengen en repareren slaat. Schoon is niet altijd schoon, plak eens een stukje afplakband op de gelcoat en poets er met genoemde middelen goed overheen en vlak naast. Uitwrijven en stukje tape verwijderen. Grote schrik voor de kleur (vies & vaal) die onder het stukje tape vandaan komt. Overigens wil een verfspeciaalzaak tegen betaling meestal wel de kleur maken als je zelf de materialen (kleurloze gelcoat + pigmenten) meebrengt. Bovendien kan een kleurmenger tips geven welke pigmenten (in kleine flaconnetjes) je moet hebben om de kleur van het monster (ankerluikje, of i.d.) na te kunnen maken. Verwant: osmose. |
Gele aanslag | Gele aanslag wordt
veroorzaakt door kalk in het oppervlaktewater. Onder invloed van zonlicht ontstaat de
beruchte verkleuring. Voor het schoonmaken heeft
het merk Starbrite een instant romp- en bodemreiniger op basis van oxaalzuur. Het
verwijdert gele aanslag, roest en grasachtige bootaangroei. Volgens eigen zeggen is boenen
en schrobben niet nodig. (Cleaning
Care Products). Tip van de schipper: gewone schoonmaakazijn doet het ook aardig goed. Gebruik het puur voor de romp of als toevoeging aan de putsen water waarmee de opbouw wordt schoongemaakt. Zelfs de zwarte regenstrepen verdwijnen! Daarna goed in de was zetten! |
Gele ruit |
Een gele ruit kennen
we als aanduiding voor de aanbevolen doorvaartopening bij
bruggen. Het vernieuwde BPR uit 2004 kent in art
3.15 een andere toepassing: Een varend passagiersschip waarvan de maximale lengte van de
romp minder is dan 20 meter moet overdag een gele ruit voeren om kenbaar te maken dat het
"kleine" schip als groot moet worden
beschouwd. Aan het ontstaan van dit artikel zit een aardig verhaal vast: In het concept van het nieuwe BPR werd een passagiersschip kleiner dan 20 meter als klein schip beschouwd. Er werd geen uitzondering gemaakt zoals voor sleepboot, veerpont, vissersschip of duwbak. Jos Koenen heeft zo'n "klein" passagiersschip en schreef een verontruste brief naar de Minister van Verkeer en Waterstaat. Hij vertelt: "Ik heb toen het volgende voorbeeld gegeven: Mijn schip, de VD10 meet over de stevens 17 meter (LOA 24 meter), voert max. 7 zeilen met een totale oppervlakte van 220m en heeft een waterverplaatsing van 50 ton. Het schip heeft een capaciteit van 30 passagiers. Met dit schip dat in het voorgestelde BPR 'klein schip' is zal ik in het vervolg onder bepaalde omstandigheden uit moeten wijken voor een Piraatje". Jos stelde voor dat bewuste schepen (meer dan 12 passagiers en kleiner dan 20 meter) als dagmerk een gele ruit zouden kunnen voeren om de status "groot schip" te behouden. Weliswaar onpraktisch, maar dat geldt ook voor het dagmerk van een vissersschip. Het gevolg was dat zijn voorstel een agendapunt werd op de vergadering van de Overleggroep Nautische Zaken Binnenvaart (ONZB) en uiteindelijk art 1.01 werd aangepast en art. 3.15 werd toegevoegd. |
Geluid onder water | Een wetenswaardigheid. In lucht plant het geluid zich voort met een snelheid van 330 m/sec. Als een heiblok in de verte valt en je hoort het geluid een seconde later, dan staat de stelling dus 330 meter bij je vandaan. Onder water plant het geluid zich veel sneller voort. In zoet water met zo'n 1200 m/sec, maar in zout water met een grote dichtheid, de diepzee, wel tot 1600 m/sec. |
Geluiddemping | Geluiddemping of lawaaibestrijding van het motorgeluid. Zie de links maak uw motor stiller, en motorlawaai. |
Geluidsseinen | Het geluidssein (er
wordt nogal gegoogled op toeteren) bestaat uit reeksen lange en korte stoten.
Niet alle seinen mogen door kleine schepen gegeven worden, het attentiesein, het noodsein en het sein ik kan niet manoeuvreren
zijn - indien nodig - verplicht, maar een klein schip mag niet de manoeuvreerseinen, (Art
4.02 lid 3 BPR) geven. Wel mogen de algemene seinen van
afdeling A uit bijlage 6 gegeven
worden. Het maandblad Motorboot (mei 2008) noemt het uitwijkseinen, maar dat begrip kent
het BPR niet. Klik op de geluiden. Bij de luchthoorn in dit voorbeeld is te horen dat bij een lange stoot de druk een beetje weg valt. :-(
|
Genua |
De genua is een grote fok. Het is het driehoekig zeil voor de mast dat met een grote bolling is gesneden en het grootzeil voor een deel overlapt. Bij het voor-de-wind varen zorgt dit zeil voor grote stuwdruk, het "Trekken". Het zeil werd voor het eerst in Scandinavie gebruikt, maar rond de Middellandse Zee nam men het weldra over. Vandaar de naam Genua. Toch werden brede, het grootzeil overlappende voorzeilen al eeuwenlang op de Zuiderzeebotters gevoerd. |
Gestrekte koers | In tegenstelling tot een zeilboot zal een motorboot over het algemeen een "gestrekte koers" varen. Hiermee wordt de koers evenwijdig aan de as van het vaarwater bedoeld. Een zeilboot kan dat alleen maar als de vaarweg is bezeild. |
Getij stoppen |
Het getij stoppen of tij stoppen is een methode om te voorkomen dat een zeilboot zonder hulpmotor bij weinig of geen wind door de stroom achteruit gezet wordt. Men kan dan het anker laten druipen. Dat wil zeggen het anker rechtstandig laten zakken tot het de bodem raakt, maar niet of nauwelijks ingraaft. In ondiep water kan de schipper van een zwaardboot het afdrijven ook voorkomen door de zwaarden over het zand te laten lopen. Ze zijn daartoe voorzien van een ijzeren beschermrand, sleepijzer of zandloper genaamd. Wanneer er nog een zuchtje dienstige wind staat zal men de zeilen bij laten staan. |
Getijdesluis |
Ook wel
getijsluis of tijsluis genoemd. Wanneer de waterstand aan beide zijden van de sluis door
het getijverloop even hoog is, kan de sluis aan beide zijden geopend worden. De
Waaiersluis in de Hollandse IJssel bij Gouda is zo'n sluis. Omdat het schutsluisje met
24,5 meter te klein is voor een spits
(38 of 47 meter), zal de schipper voor doorvaart moeten wachten tot het tij dat toelaat.
In het geval van de Waaiersluis eens per 24 uur. De sluis kan maar een korte periode
opengezet worden en dankt zijn naam aan de waaierdeuren.
Deze bestaan uit twee aan elkaar verbonden delen, die rond kunnen draaien in een
komvormige inkassing. Het ene blad heeft een breedte van 5/6 van het andere blad. De delen
vormen samen een soort waaier. De waaierdeuren kunnen naar beide zijden het water keren.
Door de waaierkas via buizen met water te vullen kan de druk op de deuren zodanig
gewijzigd worden, dat zowel tegenstrooms als meestrooms geschut kan worden. Verwant: koppelsluis, waaiersluis, schepradsluis. |
Getijwater | Hoewel je als
motorbootvaarder op binnenwater na voltooing van de Deltawerken weinig te maken krijgt met getijden is het best leuk te
weten waar b.v. een waddenschipper over praat. Hieronder een korte uitleg en wat
begrippen. Getijdenbeweging wordt veroorzaakt door de aantrekkingskracht van zon en maan op de aardse watermassa. Het water wordt aan de kant van de maan als het ware opgetild en als tegenwicht ontstaat aan de andere kant van de aarde ook een waterverhoging. Op dezelfde plek dus twee keer per etmaal hoogwater. Eén keer naar de maan toegekeerd en één keer van de maan afgewend. Omdat de maan elk etmaal ten opzichte van de aarde verschuift is de cyclus iets langer, ongeveer 24 uur en 50 minuten. In die periode twee keer laagwater (eb) en twee keer hoogwater (vloed). Als zon en maan ten opzichte van de aarde in één lijn staan krijgen we extra hoog water (springvloed) en als de aantrekkingskracht van zon en maan elkaar tegenwerken, ze staan dan ten opzichte van elkaar onder een hoek van 90º, is het getijverschil het geringst. De vloed is minder hoog en de eb minder laag (doodtij). De snelheid waarmee het water rijst of daalt (het verval) is niet constant. In de eerste uren voor of na hoogwater en laagwater zal de af- of toename minder zijn. Vuistregel voor verandering in verval bij wassend of dalend water:
|
Geubel |
De geubel is een Brabants binnenschip dat vroeger op de Mark tussen Breda en Hoogstraten hooi en landbouwproducten vervoerde, ook bekend als 's Gravenmoerse aak, hooiaak of turfaak. Sommige bronnen beschouwen de Geubel echter als een eerder en kleiner schip dat gezien kan worden als de voorloper van de 's Gravenmoerse aak. |
Geveegd |
Geveegd
of "geveegde
kont". Deze term duidt de kromming van het vlak (de
bodem) in langsscheepse richting aan. Bij een geveegd onderwaterschip loopt het vlak aan
de achterzijde met een gestrekt verloop omhoog teneinde het water gemakkelijk los te
laten. Dit in tegenstelling tot een "volle kont", waarvan de lijnen sterk
gekromd zijn en ook wel elliptich genoemd worden. Sterk geveegd betekent een lang gestrekt verloop onder kleine hoek. Zie ook de beschrijving van collega Pieter Klein op Binnenvaarttaal, waar deze afbeelding in originele grootte te zien is. Verwant: Kruiserhek. |
Gezeegd | Zeeg of zaalt is de kromming of verloop in de deklijn vanaf het voorschip tot het achterschip. Zie zeeg. |
Giek | Giek of zeilboom. Bij een zeilschip het
rondhout aan de achterzijde van de mast, waaraan het (groot)zeil aan de onderzijde
(onderlijk) is vastgemaakt. Oorspronkelijk gijk. De benaming werd ook gebruikt
voor een kleine kapiteinsboot, die door meerdere mannen werd geroeid. Prins
Hendrik had een vierriemsgiek genaamd "De Eersteling" waarmee hij meedeed
aan de eerste wedstrijd van de Nederlandsche Zeil- en Roeivereniging in
Amsterdam op 13 september 1848. De giekslag: Wanneer er vorstelijke of hooggeplaatste personen in een sloep waren, werd er altijd langzaam en statig, maar met een zeer krachtige trek, de z.g.n. giekslag, door één man per doft geroeid. Giekroeier was een erebaantje [Chb2]. Verder kennen we de giek als boot voor roeiwedstrijden. Het is een lange zeer smalle ranke boot met dollen op uitleggers (outrigged) en zitbankjes op rails voor één, twee, vier of acht roeiers. Verwant roeien. |
Gieren | Je schip kan door sterke wind achter het anker gaan gieren. Het gaat dan op de wind als een slinger heen en weer, waardoor het anker uiteindelijk kan uitbreken. "Oplossing" uit het boekje: tweede anker uitbrengen. Zie ankeren, of ankeren met spring. Ook kan het schip tijdens varen van voren gaan gieren (rotatiebeweging) door deining en golven als je onder een hoek tegen de golven invaart. |
Gilling | Een gilling geeft een
schuine of vloeiende lijn op je schip aan en niet een schreeuw over het water. Bij een
motorjacht wordt het b.v. gebruikt om de schuinte van de reling aan te geven op het punt
waar het gangboord overgaat naar het verhoogde voor- of achterdek. Als dat in een
vloeiende lijn verloopt, spreekt men van een mooie krul of gilling. Natuurlijk komt ook deze term
uit de zeilvaartperiode en dan werd/wordt de schuinte of ronding van de verstevigde rand
(het lijk) van het zeil bedoeld, maar ook een schuin afgezaagde plank.
|
Gladboordig | De huidplanken van een houten schip worden met afgeschuinde kanten tegen elkaar gebouwd, waardoor een gladde romp ontstaat. Men noemt dit karveelbouw en de naden moeten regelmatig gebreeuwd worden. Verwant (en tegengesteld): overnaadse bouw. |
Gland
|
|
Glazen slaan |
|
Gloeikaars |
Als de dieselmotor een slechte koude start heeft wordt het tijd de gloeikaarsen - ook wel gloeibougies of gloeispiralen - te controleren. De gloeikaars verwarmt de kleine ruimte, de voorkamer in de cilinderkop waar de brandstof onder hoge druk door de brandstofpomp wordt ingespoten en tot ontbranding komt. Een defecte gloeikaars is over het algemeen snel te ontdekken door voorgloeien (niet starten) bij een koud motorblok en met de hand te voelen welke kaars koud blijft. E.v.t. een paar keer met een minuut tussenruimte herhalen, waardoor ze voelbaar warm worden. Een slecht werkende kaars is wat lastiger te vinden. Gloeikaars uitdraaien, stroom op zetten en huis tegen het motorblok houden. De spiraal moet in rap tempo verkleuren van roze naar rood naar witgloeiend, waarna onmiddellijk gestopt moet worden. Controleer ook draaddikte (al gauw is 6mm noodzakelijk) en e.v.t. beschadiging van de stroomdraad. Elke spiraal verbruikt zo'n 100 watt. Bij gloeikaarsen die in serie geschakeld staan met een gloeicontrole-oog en/of geschakeld zijn via een voorgloeiautomaat gaat deze methode niet op. Wanneer dan een gloeikaars of verbindende weerstands-draadbrug defect is zal het hele systeem niet meer werken. Gloeikaarsen en draadweerstanden zullen afzonderlijk doorgemeten moeten worden. |
Goden Neptunus |
Pleziervaarders
op binnenwater hebben hun eigen watergod. Het is de Romeins mythologische god Neptunus
van het zoete water, doch al eeuwen v. C. door zeevarenden geclaimd en
vereenzelvigd met de Griekse zeegod Poseidon. Neptunus wordt dan ook
meestal als zeegod afgebeeld op een dolfijn, met een drietand in de hand. Het
Neptunusfeest werd volgens oude kalenders gevierd op 23 juli, wanneer de zomer op zijn
heetst was en iedereen smachtte naar verfrissend zoet water. Vanaf de 16e eeuw was het
tijdstip niet meer bepalend maar de positie op zee. Schepelingen die voor het eerst de
Berlenga Eilanden op weg naar de Middellandse Zee of de Sont naar de Oostzee passeerden
werden gedoopt. Nicolaes Witsen beschreef het als volgt: "Iemant
van de nock van de Ree laten loopen, voor dusdanige plaetzen, alwaer de doopeling nooit te
vooren heeft geweest, welcke plaetzen van outs her, onder de zeeluiden, daer toe verkooren
zijn; zelfs schepen, die nooit dusdanige doopplaetzen voorby zijn gezeilt, zijn het recht
van dopen onderworpen: en de Schipper is gehouden by dezen voorval de maets met een
drinck-penning te vereeren, zoo hy niet wil lijden, dat de snuyt stilzwijgens van het
schip afgezaeght werdt, of eenigh scheeps-deel verduistert. Met gelt koopen het die gene
insgelijx af, die het niet en lust in zee te vallen. De jongens worden in stee van doopen,
onder een mande gezet, wien men dan tobbens vol water over 't lichaem giet". In
de loop van de 17e eeuw verplaatste de ceremonie zich naar de evenaar, weldra uitgegroeid
tot een ritueel, waarbij de eerstelingen, door als Neptunus/Poseidon met gevolg uitgedoste
bemanningsleden werden gedoopt. Dit dopen bestond uit inzepen, scheren en in een bassin
water gooien, waarbij het niet altijd even zachtzinnig toeging en nog steeds toegaat
en de schepeling een doopnaam kreeg. In het scheepvaartforum vinden we
doopnamen als Pijlrog en Zeepaardje. De matroos die voor het eerst de linie naar Indie passeerde heette een baar of orinbaar, waarschijnlijk afgeleid van orang bĕharoe datang. Bĕharoe als nieuw of onervaren. Orang als mens of buitenlander en datang als pas aangekomen. De zoon van Poseidon en zeenimf Amphitrite heet Triton. Hij
wordt voorgesteld als een meerman met de voorbenen van een paard. Als zijn
ouders in een
goede bui waren, gingen ze naar het wateroppervlak om daar te rijden op een
wagen die door een
vierspan zeepaarden werd getrokken. Zoon Triton blies dan op
zijn kinkhoorn, om de golven rustig te maken.
|
Goede zeemanschap |
Goed zeemanschap is een
onontbeerlijke eigenschap voor zeevaarders, maar merkwaardigerwijs ook als
"goede zeemanschap" gebruikt in het Binnenvaartpolitiereglement Art 1.04 en 1.05. Artikel 1.05 BPR heeft als
titel: Afwijking van
het reglement en zegt letterlijk: De schipper moet in het belang van de veiligheid of de goede orde van de
scheepvaart, voorzover dit door de bijzondere omstandigheden waarin het
schip of het samenstel zich bevindt is geboden, volgens goede zeemanschap
afwijken van de bepalingen van dit reglement. We snappen allemaal wat er wordt bedoeld, maar oh wee wanneer een "BPR akkefietje" bij een gewone rechtbank komt. Als een advocaat dit artikel ter verdediging aanvoert zal de burgerrechter moeten bepalen of het van toepassing is. Het is dan maar te hopen dat hij zich laat adviseren door een of meerdere leden van het Tuchtcollege voor de Scheepvaart (v.h. Raad voor de Scheepvaart). Het zijn geen binnenvaartspecialisten, maar wel zeelui die weten wat goed zeemanschap betekent. Eigenwijze Cees zou overigens denken dat "goede zeemanschap" zonder gebruik van een lidwoord geschreven moet worden als "goed zeemanschap". Verwant: zeemanschap. |
Goelette getuigd | Oude benaming voor de kenmerkende tuigage van barkentijn, brigantijn en schoenerbrik, (schoonerbrik, schoonertuig) waarbij alleen de fokkemast vierkantgetuigd is, maar ook voor schepen, zoals de boeier die aan de fokkemast een marszeil voerden. Een tweemast schip met zo'n tuigage werd dan wel goelette genoemd. |
Gondel |
Noordhollandse gondel. |
Gouwe | Oude aanduiding voor een natuurlijke watergang of vaart. Voor een gegraven vaart (gracht) kende men graaf, graven, graft of grecht. |
GPS | Het GPS (Global Positioning System) is een plaatsbepalingsysteem op basis van satellietsignalen. Zie voor uitgebreidere uitleg het tutorial op www.trimble.com. en voor koppeling van GPS aan andere apparatuur "wat is NMEA?". |
Greelband |
Band of lus van touwwerk (grommer).
waarin de voet van de spriet werd opgehangen. De naam greel komt van gareel,
het halsjuk van een trekdier. De band of lus kon van elk ander materiaal
zijn. B.v. leer, staal, of ketting.
|
Grietje |
Grietje is een oude
benaming (alleen in Nederland en Noord Duitsland) voor het bovenste zeil aan de kruismast. Wanneer de kruisbramsteng meerdere zeilen
voerde, sprak men van ondergrietje, middengrietje en bovengrietje. Volgens overlevering
werd op zeker schip "Den Eik" een der scheepsjongens, die met het los- en
vastmaken van het bovenkruiszeil belast was, veroordeeld om met de knuttels te worden
gestraft. Geeselen, 't geen voor de mast met een touw geschiedt, zonder dat de
klederen uit werden getogen, doch jongens worden ontbloot en met dunne touwetjens
gekastijdt [Witsen]. Toen men het bovenlijf dus wilde
ontbloten, ontdekte men dat de bovenkruisraasgast een meisje was, Margriet (Grietje) van
Dijk genaamd. Een ander verhaal gaat over Grietje die op de dijk de bovenzeilen nog kon
zien terwijl de romp van het schip van haar geliefde al lang achter de
horizon verdwenen was. De Duitsers noemden de zeilen dan ook "Gretchen von
Deich" [GvhZ]. De naam van het zeil werd een eponiem. De samenleving aan boord was een mannenmaatschappij, al bevonden zich onder de passagiers wel vrouwen, zoals familieleden en personeel van de passagiers. Zo nu en dan werden als man verklede vrouwen onder de soldaten en matrozen ontdekt. Sommigen van deze vrouwen volgden hun man op deze wijze naar Azië, anderen voelden zich man en wilden nu eenmaal zo door het leven gaan. Tegen die "meisjes loos" werd streng opgetreden, want een vrouw als bemanningslid was ondenkbaar. Lees verder over het leven aan boord hoofdstuk 6 van "Het Oost-Indisch avontuur. Duitsers in dienst van de VOC (1600-1800)" van Roelof van Gelder in de Digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren.
De
aanduiding grietje als voorvoegsel werd veelvuldig gebruikt. Hier een
opsomming uit Van Beylen's Zeilvaart Lexicon: |
Grieten | Grieten of zwalpen
(2)
zijn de dwarsscheepse ribben of balkjes die tussen de dekbalken (4) werden
gelegd. Ze steunen op de klamaaien (3) en met de koppen op de balkweger (5), zodat de
bovenkant gelijk valt met de bovenkant van de dekbalken. Grieten dienen dus
tot meerdere ondersteuning van dekplanken. De schaarstok (1) is de
langsscheepse versteviging onder het dek.
|
Groenewegen |
Gerrit Groenewegen was een Rotterdammer die van 1754 - 1826 leefde. Als leerling-timmerman op een scheepswerf werd hij door een ongeval invalide, waarna zijn tekentalent van schepen en watergezichten tot ontplooing kwam. Vermaard is hij om zijn serie van 84 etsen van scheepstypen met onderschrift onder de titel Vezameling van vier en tachtig stuks Hollandsche Schepen getekend en in koper gebragt. Bij de beschrijving van oude scheepstypen is op vaartips dankbaar gebruik gemaakt van reproducties, die helaas geen recht doen aan de oorspronkelijke fijnheid van de originelen, maar toch een waardevol beeld geven van de in zijn tijd voorkomende vaartuigen. |
Groeten
|
Op niet
druk water groet de ene schipper de andere. Hij zwaait/wuift naar de andere
schipper. Een bepaalde categorie doet dat niet.
Het zijn welgestelde eigenaren van peperdure sloepen met inboardmotor.
Het zijn vreemde vogels. De soort
gedraagt zich anders: Over het algemeen kijkt de soort nors voor zich uit, lijkt zich stierlijk te vervelen, vaart hard en heeft maling aan vaarregels. Niet alleen de chique bootjes lijken op elkaar (veel teak en donker "navy blue"), de species ook! Het mannetje tooit zich bij voorkeur met blazer en stoer kapiteinspetje. (Lévi Weemoedt sprak ooit in zijn "Waarschuwing voor de scheepvaart" over een "gechargeerd zee-tenue uit de rekwisietenkoffer van een amateurtoneelgezelschap" ). Het wijfje heeft geblondeerde kopveren. Het voederbakje is gevuld met zalm of foie gras en het drinkbakje met sherry of champagne en natuurlijk hangt de natievlag door het water slepend aan een gebogen vlaggenstok. Verwant bootjeschaos in Amsterdam. Deze bespiegeling heeft me dus een verontwaardigd mailtje van een sloepvaarder opgeleverd.... Zonder gekheid; natuurlijk is groeten geen verplichting, maar een traditie en het gaat te ver om op een warme zomerdag, wanneer het zwart ziet van de bootjes, voor iedereen je hand op te steken. Er zijn overigens ook gewoon aardige sloepers, zie bommerdebom. Een paar jaar geleden overkwam ons het volgende. Op het Zwarte Water tussen Hasselt en Zwolle is bij de industriehavens een stukje ondiep water met betonning die je naar de linkerzijde van het vaarwater verwijst. Daar strak tegen de tonnenrij varend groette ik een (bijna op ramkoers) tegemoet komende pleziervaarder die als antwoord niet terug zwaaide maar me nijdig toebeet: "Ook op het water moet je rechtshouden hufter!". Verbijsterd vervolgden we onze weg. Hij zag de groene tonnenrij kennelijk als middenstreep... En dan nog deze. |
Grommer | Een gesloten ring van touwwerk om b.v. een blok aan een rondhout te kunnen hangen, of ingenaaid in de schoot- of andere hoek van een katoenen zeil. Grommers werden ook gebruikt als lussen aan een jackstay om een arm door te steken om beide handen vrij te hebben voor het reven of opdoeken van het zeil. Grommer is tegenwoordig ook de naam van een bepaald type polyester motorkruiser. |
Grondberoering | Een term die volgens mij alleen door zeilers gebruikt wordt. De kiel raakt de grond. Meer in het bijzonder: ongewild de bodem raken. |
Grondpen | Zie meerpen. |
Grondzee |
Heeft niets te maken met varen op binnenwater ;-) Grondzeeën zijn op zee lopende golven, die tengevolge van afnemende waterdiepte hoger en steiler worden, vergelijkbare met de wijze waarop golven van de branding zich verheffen. De onderkant van de golf wordt afgeremd in snelheid, terwijl de golftop nog wil doorlopen. De golfhoogte neemt niet af; de golven komen korter op elkaar en halen elkaar in, waarbij de golftoppen uiteindelijk over hun eigen golfvoet struikelen en breken. De zeeën zijn verzadigd van zand, daardoor massiever en zwaarder dan een gewone golf en extra gevaarlijk. Aan de lijzijde van een ondiepte van beperkte omvang kan bovendien een concentratie van energie optreden, doordat de golven er omheen lopen en aan de achterzijde samenkomen (convergeren). |
Groningse
boot |
De Groningse boot is een schippers- of bijbootje (lengte 4,7m) van het type jol, dat als roeiboot gebruikt werd door binnenschippers die op ruim water voeren. |
Groot Noordhollandsch kanaal |
Het Groot Noordhollandsch Kanaal of toentertijd kortweg Groot Kanaal van Het IJ
via de schutsluis "Willem I" naar het
Nieuwe Diep bij Den Helder werd in 1824 in gebruik genomen. De toevoeging "groot"
was terecht, want het was inderdaad het grootste kanaal ter wereld en
geschikt voor schepen tot 1000 ton die elkaar konden passeren. Het tachtig
kilometer lange kanaal werd in vijf jaar gegraven en kende vier sluizen.
Het kwam in de plaats van de omslachtige
route over de Zuiderzee. Ruud Filarski schrijft in zijn boek "Tegen de stroom in" dat er 5000 mannen
aan het werk waren, geholpen door 328 paarden, 15 kettingmolens, 9
moddermolens, 6 baggervlotten en 696 vaartuigen voor de afvoer van modder.
De poldergasten maakten vaak werkdagen van veertien uur, zes dagen per week.
De sterfte was hoog. In december 1824 werd het kanaal officieel geopend door het oorlogsschip Bellona dat het gehele traject door paarden werd gejaagd en vier dagen duurde. Het smalle kanaal maakte het voor zeeschepen onmogelijk om te zeilen. Tussen Sint Maartensvlotbrug en Burgervlotbrug passeerde de Bellona de zwaar beladen Oost-Indievaarder Christina Bernardina, het eerste schip van zee naar Amsterdam. Dat ging gepaard met saluutschoten en het zingen van het volkslied. Het kanaal heeft niet lang voor de grote vaart gefunctioneerd. De inmiddels grotere schepen konden niet door de sluizen waardoor de lading in Den Helder overgeladen moest worden op lichters. Zo'n veertig jaar later in maart 1865 ging dan ook de eerste spade in de grond voor het Noordzeekanaal dat in 1876 werd geopend. Het Noordhollandsch Kanaal wordt alleen nog gebruikt door kleine binnenvaart (CEMT-klasse II) en natuurlijk pleziervaart.
Wetenswaardigheden:
In de strenge winter van 1829 - 1830 was het gehele kanaal dichtgevroren
waardoor acht voor vertrek liggende zeeschepen vast lagen. De reders sloegen de
handen ineen en vanaf 22 december werd er gehakt en gezaagd in het 20cm
dikke ijs om de schepen naar Den Helder te krijgen. Er waren zeshonderd man
in de weer om de schepen door telkens een opengehakt/gezaagd stuk verder te
slepen. Het is aannemelijk dat daarbij gebruik gemaakt werd van
kaapstanders. Op 25 januari kwamen de schepen in Den Helder aan. De kosten waren aanzienlijk. 20.000 gulden. |
Grundel |
De grundel is een klein en flink opgeboeid Noordhollands platboomd vaartuig met puntig oplopend voorschip en hellende rechte steven. Sierlijk, slank scheepje, met platte spiegel en oorspronkelijk een spriettuig, hoewel in de 17e eeuw reeds over een torentuig wordt gesproken. |
Grijplijn |
Een grijplijn, reddingslijn is een touw dat in bochten buiten om aan
een reddingsboot of ander hulpvaartuig aan de beuling is gehangen om als
handgreep voor drenkelingen te dienen. |
GSAK |
GSAK is een aanduiding
in de jachtmakelaardij. Het betekent: Gesloten Stuurhuis (met) AchterKajuit.
Zou voor scheepjes op binnenwater eigenlijk GSAR moeten heten (Gesloten Stuurhuis (met) AchterRoef,
want alleen zeegaande schepen hebben een kajuit. ;-) Hetzelfde geldt voor
het modewoord verdrenger.
Het klinkt vakkundig, maar is een niet bestaand woord dat ineens opduikt bij
jachtbouwers en -makelaars.. Verwant: kajuit, roef. |
GTL diesel |
GTL is een dieselolie op basis van aardgas. GTL staat voor Gas To Liquid
(van gas naar vloeibaar). Het is de vloeibare dieselbrandstof die op
synthetische wijze wordt verkregen uit aardgas. Het produceren van GTL gaat
volgens het zogenaamde Fischer-Tropsch-procedé. Een systeem uit de jaren
twintig van de vorige eeuw dat van aardgas een zeer zuivere diesel maakt:
een ultraschone brandstof. GTL verbrandt efficiënter dan gewone diesel en de
uitstoot van schadelijke stoffen (o.a. stikstofoxiden,
fijnstof en roet) is minimaal. Zelfs oudere motoren weten er raad mee, hoewel de timing vanwege de snellere verbranding (hoog cetaangetal) meestal moet worden bijgesteld en soms brandstofretourslangen, O-ringen van filters e.d. moeten worden vervangen omdat ze wat kunnen gaan lekken doordat ze door benzeen en tolueen in de "oude" diesel zijn aangetast. Benzeen en tolueen zijn weekmakers van nitrilrubber. GTL heeft een andere dichtheid dan diesel, is lichter en kan daardoor makkelijker door het zacht geworden rubber dringen, maar tast het rubber niet aan. Nadeel is dat GTL per kuub zo'n 50 euro duurder is dan gewone gasolie en lang niet overal verkrijbaar is. Bovendien moet bij oudere motoren soms e.e.a. aangepast worden (zie hierboven). Daar tegenover staat het voordeel van een schonere motor, dus minder onderhoud en slijtage en bovendien kan GTL geen water opnemen, waardoor de kans op de gevreesde dieselbacterie zeer klein is. GTL is dus een investering in de levensduur van je dieselmotor. Wetenswaardig: Op de IJ-veren in Amsterdam hadden passagiers vaak last van rook en roet. Sinds de pontveren zijn overgegaan op GTL Fuel Marine is dat helemaal over. Klik hier voor verkooplocaties en nadere informatie. Inmiddels worden op vaartips bij tanken aan of bij de waterkant ook gtl-verkooppunten vermeld. Verwant: dieselbacterie, biodiesel, zwavelvrije diesel, NExBTL. |
Gijpen | Bij het
voor-de-wind varen, het van de ene naar de andere kant brengen van een zeil. Moet met
beleid gebeuren, want anders kan een gevaarlijke klapgijp
ontstaan. Eigenlijk wordt met gijpen het onverwacht overslaan van het zeil bedoeld
waarbij de giek over de boot slaat en letsel kan veroorzaken of zelfs iemand
overboord kan doen slaan. Dit kan beperkt worden door het aanbrengen van een
preventer (gijpvoorkomer, gijpbegeleider of anti-klapgijp). Soms is
dat een mechanische giekrem, maar ook wel twee takels die naar blokken aan
bakboord en stuurboord lopen.
Het welbewust laten overkomen noemt men "halzen", naar het "over een andere hals leggen" van het onderzeil op een vierkant getuigd schip om voor de wind te wenden en over een andere boeg te gaan liggen [Me3]. |
Heel graag op- of aanmerkingen. |
Op alle materiaal (layout, tekst en afbeeldingen) rust het auteursrecht
van schipper Cees e.a.
Overname van artikelen of delen daarvan is slechts geoorloofd na schriftelijke
toestemming.
Mocht je ondanks
alle in acht genomen zorgvuldigheid menen rechten te kunnen ontlenen
aan in deze pagina gebruikt materiaal, laat de schipper dat dan zo spoedig mogelijk weten.