Fahrenheit was vroeger de meest gebruikelijke temperatuuraanduiding. In Nederland zeker tot
de jaren vijftig en nu nog steeds in Engelstalig gebied. Een zomers
temperatuurtje van 68ºF (20ºC) was
aangenaam en bij 18ºF (-7.78ºC)
kon je schaatsen. Iedereen wist wat dat inhield. Wij niet meer.
Hoe reken je ook weer om? Kijk bij temperatuurschaal.
Fanaal
Fanaal is een oude uitdrukking voor een
vuurbaken, kust-,
sein-, of scheepslicht.
Feeders
Feeder schepen of feeders, niet te verwarren met
feadships, zijn middelgrote zeegaande containerschepen met
een capaciteit van 1000 tot
5300 TEU. De Feeders verzamelen vanuit verschillende havens kleinere
partijen containers en transporteren die naar containerterminals waar ze
grotere containerschepen (tot zelfs 19.000 TEU) "voeden", maar soms ook
direct via vrachtwagen of spoor naar hun eindbestemming gaan.
De benaming heeft een nare bijsmaak. Een feeder is ook iemand (eigenlijk
altijd een man) die een relatie heeft met een zwaarlijvige
vrouw. Hij raakt seksueel opgewonden om haar nog dikker te maken en te zien
eten. Een feeder
stelt zichzelf ten doel zijn partner in gewicht te laten toenemen. Soms
tot honderden kilo's en meestal in overleg, waardoor normaal bewegen niet meer
mogelijk is. De feeder vertelt de partner hoe mooi hij haar
vindt en maakt vet en calorierijk voedsel voor haar
klaar om opgewonden te worden als hij haar ziet eten.
Feestdagen
In de wateralmanak deel 2 van de ANWB wordt voor de bedieningstijden van
bruggen en sluizen de term "Geen bediening op zon- en feestdagen" gebruikt. Het
begrip feestdag is echter niet voor iedereen duidelijk. Welke dagen zijn feestdagen? De
volgende dagen worden als zodanig aangemerkt.
- Nieuwjaarsdag,
- 2e paasdag,
- Hemelvaartsdag,
- 2e pinksterdag,
- beide kerstdagen.
Op Goede Vrijdag, Bevrijdingsdag (5 mei) en Koningsdag (27 april) wordt normaal volgens
het schema van die dag bediend. In afwijkende gevallen wordt de speciale regeling vermeld.
Verwant: natievlag.
Fender of Stootwil
In de pleziervaart is fender een ander woord voor stootkussen of stootwil: "[willen]: Stucken van oude kabels, die
men buitewaerts tegen de zijde van het schip hangt, om quetzinge voor te komen".
De willen werden ook wel schuttouw genoemd. De oude benamingen voor een
stootkussen was: Poddingzak of wrijfworst.
Oud gezagvoerder C.Maas sprak in 1915 over kurkenvinder, een
zeildoeken zak stijf gevuld met kurk. Zou uit de benaming vinder het
Engelse Fender zijn ontstaan?
De Friezen spraken over een wriuwbongel (gevlochten
langwerpig samengeknoopt touw als stootwil) en kwarksek (een ronde
stootwil van gevlochten touw rondom kurk). Bron: Leeuwarder Courant. In de beroepsvaart zal men met fender over het algemeen de
horizontale
beschermrand van touw, rubber of kunststof bedoelen aan voor- en
achtersteven van b.v. sleepboten, maar ook langs steigers en aan
berghouten. In de zeevaart wordt wel gebruik gemaakt van Yokohama
pneumatische fenders. Yokohama is sinds 1958 een merknaam of zoals de
site
zegt: YOKOHAMA is one of the world’s leading tyre manufacturers as well as a
producer of world-class floating pneumatic fenders and marine hoses.
In de pleziervaart zijn luchtgevulde stootwillen gebruikelijk.
De lengte moet ongeveer een half tot tweederde van de hoogte van het vrijboord
zijn.
Bevestig aan de fender/stootwil een lijn met voldoende lengte om de wil vanaf elke plek van het
schip tot plat in het water te kunnen laten en blaas 'm niet
hard op. Er zijn pleziervaarders die
het ventiel aan de onderzijde prefereren met als argument dat het dan niet
door vuil kan verstoppen en bij uitspringen, door te hard opblazen of
verkeerde manoeuvre, richting water schiet en niet naar boven. Een snelle en doeltreffende methode om de
stootwil aan een reling te hangen is het gebruik van een slipsteek. Met
deze snel los te halen rondslag kan je de stootwillen snel uithangen en/of in hoogte
verstellen. Je kan ook een dubbele rondslag maken, de z.g.n.
derdehandsteek, of kiezen voor de beter klemmende en toch gemakkelijk los te halen
werpankersteek. En natuurlijk de aloude mastworp.
slipsteek
derdehandsteek
werpankersteek
Een andere mogelijkheid is het gebruik van
een fenderlijn-
of stootwilklem (google). Het is een goed gebruik om stootwillen tijdens het varen binnenboord te
halen. In watersportbladen is een hele discussie geweest n.a.v. een ingezonden stuk van
iemand die sportschippers met uitgehangen stootwillen niet meer groette. Onzin natuurlijk, van
oudere mensen en solovaarders kan niet verwacht worden dat ze op een druk stuk met veel
sluizen en bruggen elke keer de zaak binnenboord halen.
Verwant: wrijfhout.
Ferrietuig
Een spriettuig heeft het bezwaar dat het
zeil over één boeg altijd tegen de spriet hangt en daarmee de bolling tegenhoudt. Het
ferriezeil is op een andere wijze aan de spriet bevestigd waardoor het zeil bij overstag
gaan over de spriet gehaald kan worden, wat overigens bij korte kruisrakken
vanwege de bewerkelijkheid niet gedaan werd. Ferrietuig werd in de tijd van Groenewegen geschreven als
ferrytuig en in de 19e eeuw als ferrijtuig.
Collega Pieter Klein van Binnenvaarttaal maakte een lijst van scheepvaartfilms die op het kustvaartforum
zijn verschenen.
Vanwege de vele "not founds" is de lijst inmiddels [2020] verwijderd.
Echolood waarmee onder/voor de boot naar vis gezocht kan worden, tevens
dieptemeter.
Fittingen
In het 12/24V boordnet worden voor verlichting alle denkbare lampfittingen
gebruikt.
Thuis zijn we gewend aan de grote- (E27) en kleine schroefdraadfitting (E14) voor
gloeilampen, spaarlampen en ledlampen.
De E staat niet voor Europa, maar voor Edison. Daarnaast de zeer fragiele en steeds minder toegepaste twee pens (bi-pin) G4 steeklamp
voor halogeenverlichting. Voor aan boord ligt dat anders. Zeker bij oude schepen is een
zeer grote verscheidenheid aan schroef-, steek-, klem- en bajonetfittingen voorhanden. Om
enige duidelijkheid (nou ja) te scheppen volgen hier de meest voorkomende coderingen.
Halogeen in verlichting: bajonet Ba en twee pens (bipin) steeklamp G4 = twee
pinnen met 4 mm afstand.
Halogeen in schijnwerpers: twee pens G6 = twee pinnen met 6 mm afstand , platte stekerpen PK, ronde stekerpen P en
buis R7s.
Koudspiegel: twee pens GZ en GX.
Buis: verschillende lengtes in klemfitting S8,5
PLS (spaar) in twee pens G23 en vier pens 2G7
Google wanneer je het duizelt.
De E codering van de meest gebruikte schroeflampvoeten in vergelijking
met de B codering van bajonetlampvoeten.
Ba9s en Ba7s werden meestal voor instrumentverlichting
toegepast.
Inmiddels [2017] worden, behoudens oude voorraden, gloeilampen, halogeen, spaar- en koudspiegellampen niet meer verkocht. Alles wordt LED. Het valt te verwachten dat de standaard fittingmaten voorlopig nog wel blijven bestaan.
Flamberen
In scheepvaarttermen is flamberen het in konvooivaart berispen van een schip dat zich niet op
zijn post bevindt of van de bevelen van de konvooileider afwijkt.
Van Lennep spreekt in 1856 al over "een sein en een schot als bewijs van ontevredenheid".
Flankroer
Een inmiddels vrijwel achterhaald roer dat menig
pleziervaarder op het eerste oog best gewild zou
hebben. Een flank- of flankingroer werd wel toegepast bij duw- en sleepboten als extra roer vóór
de schroef om de zaak bij achteruitslaan bestuurbaar te houden. Werkt het best als de
schroef in een tunnel is geplaatst, waardoor het schroefwater
achteruitslaand optimaal langs het flankingroer
wordt geleid. Naast betere bestuurbaarheid van de achteruitvarende boot
kan vooruitvarend, vooral met stroom mee, bij afstoppen (achteruitslaan) de boot beter
in gareel gehouden worden. Het flankroer bestaat uit twee bladen naast de schroefas en was
soms intrekbaar. Met het huidig gebruik van boegschroeven en
azipods is het
flankroer overbodig geworden. Het systeem is bij mijn weten nimmer in de pleziervaart toegepast omdat een aparte stuurinrichting nodig
is.
afb: marinelink.com.
Flapkan
Drinkkan met deksel. De inhoud was een mengel = 2 pinten = 1,2
liter, maar ook wel als 10 mutsjes = 1,5 liter. Schepelingen kregen een flapkan
bier per dag om "het voedsel te verteren en diende wel gehopt en in de lente of
grasmaand te zijn gebrouwen" [NW 415]. Dit
standaardrantsoen verdween in de loop van de 17e eeuw omdat het ouderwets gebrouwen bier
op lange reizen niet houdbaar was. Op korte reizen naar de Noord- en Oostzee bleef bier
wel dé scheepsdrank.
Verwant: bottelier, victualiën, zeemansvoeding.
Een flexibele koppeling, ook wel elastische koppeling genoemd, zorgt voor
een trillingdempende verbinding tussen schroefas en aandrijving. Ondanks de aanduiding flexibel
betreft het een starre verbinding, d.w.z. schroefas en motor + keerkoppeling moeten
"in lijn" staan. Nagenoeg in lijn staan, want bij moderne flex-koppelingen is
een uitlijnfout tot 2° mogelijk. Deze tolerantie is bedoeld om het inklinken
van het rubber van de motorsteunen (trillingsdempers) op te vangen. De meeste fabrikanten leveren flexibele koppelingen
die door een ingebouwde stuwdrukdemper de stuwkracht met gedempte axiale trillingen op
motor en steunen kunnen overbrengen. Wanneer de motoropstelling dit niet kan verdragen,
dient een afzonderlijk stuwdruklager te worden toegepast. Verwant uitlijnen, homokineet.
Flodderen
Flodderen of fladderen was een manier van ijs- of wakvissen.
Op het ijs werd een vierkant gat uitgehakt waarin met behulp van een
lange flodderstok een aantal zeeg- of floddernetten als staand want stervormig
werden uitgezet om spiering en andere zoetwater vissen te vangen. Men sloeg
met hout of knuppels (botklopper) op het ijs om de vis naar de floddernetten
te jagen.
afrollen en uitzetten van het net m.b.v.
de flodderstok
floddernetten in stervorm
Flottielje
Flottielje wordt gebruikt om een groter verband van oorlogsschepen aan te
duiden. Dit in tegenstelling tot een smaldeel of eskader.
Een flottielje bestaat uit meerdere divisies (groep van gelijksoortige lichte
oorlogsschepen) met benodigde ondersteuning als vlaggenschepen en tankers. Het kan een
administratieve aanduiding zijn, maar ook een tactische. Een verzameling schepen bij zeil-
en historische evenementen wordt ook wel flottielje genoemd. De oorsprong van het woord
lijkt uit het Spaanse flotilla te komen als verkleinwoord van flota (vloot).
Fluitlicht
De meer gangbare naam voor het geel helder rondom schijnend licht dat een
groot motorschip gelijktijdig met een geluidssein moet
tonen. Art 4.01 lid 2 BPR.
Fluitschip
Fluitschip (oude naam gading of gaing), smal karveelgebouwd middeleeuws koopvaardijschip, met rond
achterschip, platte bodem en meestal drie masten. Volgens de meeste publicaties ontstaan
in Hoorn omstreeks 1595.
Flyshooter
Een flyshooter is een vissersschip dat vist met een techniek
die gebaseerd is op de snurrevaad visserij. Het schip zet met behulp van lange dikke lijnen een
net uit. Het grote verschil is dat met het flyshooten het schip in beweging
is in tegenstelling tot de snurrevaad. Ook bij deze methode vindt de vangst
overdag plaats en zorgen de lange lijnen voor het opschrikken van de vis en
doen deze bij het inhalen in het net belanden. Een nadeel bij deze techniek
is dat er ook kleinere soorten en jong spul wordt gevangen. Dit komt omdat de vangst
met relatief kleine mazen plaats vindt. Het grote voordeel is dat
kwalitatief gezien de vangst hoogwaardig is. Er wordt hoofdzakelijk op
makreel, rode poon en mul gevist. Bron o.a: visenseizoen.
Foiling
Een foiling boot "vliegt" over het water. Bij een snelheid van boven
12km/u verheft de waterverplaatsende boot zich op vinnen uit die zgn.
Archimedes-stand om zo'n 40 cm boven water over te gaan in foiling-stand
waarbij hoge snelheden bereikt kunnen worden.
Het in 2018 opgerichte Amerikaanse bedrijf
Boundery Layer
Technologies uit San Francisco ontwikkelde twee zeegaande zero-emissions
hydrofoil schepen die veel hoger uit het water komen en een kruissnelheid van 40 knopen
hebben. Het gaat om de Electra, een elektrische veerboot voor 150 passagiers met een bereik van 100
zeemijlen en de Argo, een
waterstof aangedreven vrachtboot met een laadcapaciteit van 20 TEU of 200
ton met een bereik van 7000 zeemijlen. De vloeibare waterstof wordt bij een temperatuur van 252 graden onder
nul in grote tanks benedendeks opgeslagen. Het is de bedoeling dat de
schepen eind 2024 in de vaart komen. Op langere termijn zijn er plannen voor
dit soort emissieloze draagvleugelschepen met meer capaciteit en groter
bereik.
Verwant: aquaskipper,
hydrofoil,
Franse watertaxi en snelheidsrecord
uit 1919
de Electra
de Argo
Fok
De
fok is het driehoekig zeil aan de voorstag of fokkestag van een
zeilschip. Het zeil is zo gesneden dat het net voorbij de mast komt, maar toch een spleet
openlaat naar het grootzeil. De fok dient niet alleen om meer wind te vangen,
maar vooral als hulpmiddel bij het wenden en laveren. De fokkeloet (oude naam: ganzenvleugel)
is het rondhout waarmee de fok op een voor-de-windse koers wordt uitgehouden [te loevert gezet], waarbij het ene uiteinde tegen de mast, en
het andere in de schoothoek [onderhoek] van de fok steunt. De touwleuver, het oog
op die plek voor de fokkeschoten, werd mot genoemd.
Een bolgesneden brede en zeer grote fok, die wel op een voordewindse koers met weinig of
matige wind wordt gebruikt, heet halfwinder. Op vierkantgetuigde schepen is de fok het onderste razeil aan de voormast. Verwant: genua,
spinnaker.
Fokkeboom
Het rondhout bij de onderkant van de fok (het
voorzeil), dat het mogelijk maakt dat de fok bij het overstag
gaan vanzelf naar de andere kant, het andere boord, over gaat.
Fokkeloet
De fokkeloet of fokkestutter is het rondhout om voor de wind
varend de fok zo ver mogelijk te loevert (loefzijde)
uit te zetten, zodat de fok zoveel mogelijk wind vangt en goed blijft staan.
De fokkeloet wordt in een oog in de schoothoek van de fok gestoken. De
andere kant steunt met een klauw, een
lummel of een potje tegen
de mast.
Foksel
Bemannings(slaap)verblijf voorin de boeg. Ook wel de algemene benaming
voor een bemanningsverblijf ongeacht de plek. De naam komt van het Engelse fo'cs'le
[forecastle, het voorkasteel op Middeleeuwse schepen]. Het
was slecht toeven in de piek, de lage taps toelopende ruimte, die ook nog gebruikt werd
als kabelgat, of waar het volkslogies direct boven lag. Op
het noordelijk halfrond altijd koud en klam en op het zuidelijk halfrond bloedheet en
klam. De benaming voor het kabelgat was niet voor niets "hel".
Impressie van een foksel op een
windjammer.
Tekening: G.Grant, New York 1932
Fram
De scheepsnaam (betekenis Voorwaarts) van het beroemde schip van
de de Noorse poolvorser Fridtjof Nansen, die haar speciaal liet bouwen voor een langdurige
expeditie in het drijfijs van de noordpool. Achthonderd ton, L.O.A. 39 m., breedte 11 m.,
in 1892 gebouwd door Colin Archer. De Fram is te bezichtigen in het Framhuset te
Oslo. De Fram was zo geconstrueerd dat zij bij ijspersing op het ijs werd
gedreven. Nansen vertrok op 24 juni 1893 met 13 bemanningsleden vanuit Christianafjord en
bracht 35 maanden met het schip in het noordpoolgebied door. Op 7 juni 1910 lichtte de
Noorse poolvorser Roald Amundsen om middernacht het anker van de Fram, die Fridtjof
Nansen hem beschikbaar had gesteld, en verliet hij onopgemerkt de Christianafjord, later
Oslofjord genoemd. Zijn acht man sterke bemanning dacht nog altijd dat de bestemming van
de Fram de noordpool was, die zij via Kaap Hoorn en het noorden van de Grote Oceaan
zouden trachten te bereiken, maar in feite was de kleine driemaster, die als een van de
eerste schepen ook een dieselmotor had, al onderweg naar de Zuidpool. Op 14 december 1911
bereikte Amundsen het zuidelijkste punt op aarde, terwijl zijn rivaal, de Engelse officier
Scott met zijn bemanning van 33 personen, nog strijd leverde met sneeuw, ijs en kou, en op
29 maart op de terugreis met vier metgezellen om het leven kwam.
Franse bocht
Een Franse bocht is een manier van opschieten van touwwerk,
waarbij het in grote gelijkmatige S- of achtbochten in ten minste drie of
vier lagen boven elkaar wordt gelegd zodat het snel en zonder haperen kan
aflopen.
Franse
motor
De Franse motor
is een fraai gelijnd snel
rivierschip met een gewelfde steven, hoog oplopend enigszins waaiervormig boeisel en
(oorspronkelijk) scherpe kont van vlak na de 2e wereldoorlog.
Franse paardelijn
Een Franse paardelijn was een laatste redmiddel. Het was een
lijn die tijdens aktie buitenboord werd gehangen om hen die gedurende gevecht in het water terecht waren gekomen een kans te geven
weer
aan boord te klauteren. De methode wordt ook wel gebruikt door solo(zee)zeilers als werkelijk laatste redmiddel indien ze onvoorbereid over
boord zouden vallen. Het liefst een lijn die net als een
valreep voorzien is van knopen [LtzB]. Waarom die lijn "Franse" paardelijn heet is niet
bekend. Wellicht heeft het te maken met de uitdrukking "Met de Franse slag". De
Franse slag was/is bij paardrijden een zwierige losse slag
met een lange zweep die alleen voor uiterlijk vertoon dient. De Fransen zelf noemen het een travail d'arabe.
In overdrachtelijke zin: het leveren van halfslachtig werk.
Fregat
Fregat
is de benaming voor een driemast volschip, aan het eind van de Middeleeuwen ontwikkeld als half
koopvaarder half oorlogsschip sterk gelijkend op een pinas, echter
met een verder overhangend achterschip. Vóór die tijd was het de benaming voor grote
open Portugese oorlogsbodems die door zeilen of riemen werden voortbewogen.
Fries
jacht
Fries jacht wordt gebruikt als benaming voor een in de tweede helft van de 19e
eeuw ontstaan open rond zeilvaartuig, in grootte en vorm tussen tjotter en boeier.
De benaming kan verwarring opleveren, want "Fries jacht" werd
waarschijnlijk vóór die tijd ook gebruikt voor boeiers en tjotters zelf.
Friese
boot
De Friese boot is een platboomd bootje (lengte tussen 4,8 en 5,7m)
dat werd gebruikt voor de visserij, de jacht en het vervoer van landbouwprodukten op de Friese meren. Ook
bekend als IJlsterboot.
Voor de jacht noemde men ze wel wildsjitter (wildschieter).
Friese
maatkast
De
Friese maatkast is
evenals de Friese maat klipper (meer tuig) niets anders dan een schip met aangepaste maten voor de Friese verordening dat
voor een zeilschip op de provinciale vaarwegen de maximale maten 31,50 x 6
meter waren toegestaan. Omdat in die jaren de maximaal toegestane breedte
van een motorschip maar 5.40 meter was, is de zeilkast lang
populair gebleven.
Bouwtekening voor modelbouw van de Friese
Maatkast "De Ideaal" uit 1926
Friese
tjalk
De echte Friesche
tjalk (dus niet het skûtsje), onderscheidt zich van niet Friese tjalken
(b.v. Hollandse en Groninger tjalken) door een rondere vorm
en slanker
aanzicht. Dit komt door de gestrektere lijnen, een wat meer voorover vallende steven en
een smaller toelopend boeisel op de boeg.
Froudegetal
William Froude was een hydrodynamicus en scheepsbouwkundige
uit de 19e eeuw
[1810 - 1879]. Hij hield zich o.m. bezig met scheepsbewegingen onder invloed van golven. Hij
bestudeerde daarbij o.a. huidwrijving als dempingsmechanisme en
maakte gebruik van gelijkvormigheid van zijn modellen. Hij kwam tot wat nu
bekend staat als het
Getal van Froude. Als een schip even snel vaart als de
natuurlijke golfsnelheid heeft het een Froudegetal van 1. Vaart het langzamer dan heeft het een
getal tussen 0 en 1. Waterverplaatsende schepen hebben een getal onder de 1.
De boeggolf loopt voor het schip uit en geeft weinig weerstand. Bij Froudegetal
1 blijft de boeggolf voor de steven hangen, hoopt zich op en geeft veel
weerstand. Bij snelheden
boven 1 gaat het schip "over de boeggolf", ook wel planeergrens
genoemd omdat een "speedboot" dan in
plané kan komen. Rond 1870 was hij de
eerste die de Royal Navy overtuigde een sleeptank te bouwen om verdere proeven
met schaalmodellen te doen. In ons computertijdperk blijken die
sleeptanks nog steeds onmisbaar. Vaarproeven in het Laboratorium voor
Scheepshydromechanica in Delft geven praktijkinformatie die tot op
heden in computersimulatie niet te realiseren is.
Eerste bron: Schuttevaer 28 nov 2015.
Fuik
Een fuik is een rond gebreid visnet dat aan een paar (meestal drie)
hoepels van telkens kleinere middellijn wordt gespannen en eindigt in een
dichtgesnoerd kegelvormig deel waarin dierlijk afval is gelegd. Binnen de fuik bevinden zich trechtervormige
netten (keel, inkel of inkeling) die het terugzwemmen van de vis beletten.
Voorbeeld van een palingfuik
Fuikwanden
Bij de aanleggelegenheid van een pontveer met koplading lopen de wanden
met sterke, soms verende, stootbalken net als bij een fuik steeds dichter naar elkaar.
Bij slecht weer of een pontbaas met een kater kon de pont soms stuiterend
binnenkomen. Aan boord werd je dan heen en weer geschud en moest je je fiets
goed vasthouden :-). De fuikwandmethode is min of meer terug te vinden bij het remmingwerk
(geleidingshoofd) dat de toegang tot een sluis of ander kunstwerk vormt.
Fuikwanden van de oude IJ-pont.
Funnel
Funnel
is het gangbare Engelse woord voor trechter of in algemene zin de duiding
voor een smalle doorgang. In de zeevaart vanaf het stoomvaart tijdperk ingeburgerd als
benaming voor een schoorsteenpijp en/of luchtkoker. De kenmerkende blauwe
schoorsteenpijpen met zwarte bovenkant van het Engelse scheepvaartbedrijf "A.
Holt & Co" (Alfred Holt and Company) zorgde dat de rederij meer bekend werd onder de naam Blue
Funnel Line. De schepen van de Hollandse dochteronderneming "Nederlandsche
Stoomvaart Maatschappij Oceaan" (NSMO) werden blauwpijpers genoemd.
Rederijvlag.
Ansichtkaart.
FZP
FZP
(Fries Zomer Peil) is een niveau- of referentievlak ten opzichte waarvan waterhoogten (in
Friesland) kunnen worden uitgedrukt. Het ligt op NAP-66cm. Zie
ook LLWS en LAT.
Op alle materiaal
(layout, tekst en afbeeldingen) rust het auteursrecht van schipper Cees e.a.
Overname van artikelen of delen daarvan is slechts geoorloofd na schriftelijke
toestemming.
Mocht je ondanks
alle in acht genomen zorgvuldigheid menen rechten te kunnen ontlenen
aan in deze pagina gebruikt materiaal, laat de schipper dat dan zo spoedig mogelijk weten.