kennisbank voor pleziervaart
         en scheepvaarthistorie
 
 

Hé, dat wist ik niet...
Vaartips.nl (1998) is niet geschikt voor smartphones van 10 jaar later.

  Tips en wetenswaardigheden
Gebruik Ctrl-F (Find) voor een zoek op deze pagina.
  A     B     C     D     E     F     G     H     I     J     K     L     M     N     O     P     Q     R     S     T     U     V     W     X     Y     Z  

W

Waaiersluis
Een waaiersluis is een schutsluis met "waaierdeuren" waardoor tegen de waterdruk geopend en gesloten (geschut) kan worden. Een waaierdeur bestaat uit twee aan elkaar verbonden delen, die rond kunnen draaien in een komvormige inkassing. Het ene blad heeft een breedte van 5/6 van het andere blad. De delen vormen samen een soort waaier. De waaierdeuren kunnen naar beide zijden het water keren. Door de waaierkas via buizen met water te vullen verandert de druk op de deuren zodanig dat deze zowel tegen de stroom in als met de stroom mee open en dicht gedraaid kunnen worden [wiki].
Verwant: getijdesluis en koppelsluis, schepradsluis.
Zie ook waaiersluis Gouda, omloopriool en woelkelder op Binnenvaarttaal van collega Pieter Klein.
Waaiersteven
Scherpe gestrekte motorjachten snijden gemakkelijk door de golven, maar rijzen moeilijk vanuit een golfdal. Om toch een bepaalde opwaartse lift te krijgen koos men vaak voor een uitwaaiende boegvorm. Deze sierlijke waaiersteven ziet men nog op klassieke motorjachten.
Waarloos Waarloos is aan boord ter vervanging in voorraad gehouden materiaal. Bij de marine ook wel waarlodelen of kortweg waarlo. Niet te verwarren met waardeloos. Reserverondhout noemt men barring; de opslagplaats ervan: de barring, waarschijnlijk een verbastering van het Maleise barang, dat zoiets betekent als "gezamenlijke eigendommen". In officiele stukken wordt b.v. gesproken van barringijzers, waarmee de twee als stemvorken gebogen ijzers worden bedoeld, die langs het dolboord in de sloepen geplaatst waren om de losse delen, rondhouten en riemen te kunnen opbergen. De naam barlijn of barleer komen we ook tegen voor deze H-vormige barlijnstoeltjes. De persoonlijke uitrusting (psu) van een marineman wordt nog steeds barang genoemd.
Wachtnamen Het wachtlopen op een schip bestaat uit perioden van vier uur. In de koopvaardij ook wel zes uur (zes uur op, zes uur af).
Oud stuurman Jos Komen geeft het volgende ezelsbruggetje voor de vier-uurs wachtnamen:
Het Dingetje Van Adam Prikkelde Eva.
00.00 - 04.00u = hondenwacht (het hondje)
04.00 - 08.00u = dagwacht
08.00 - 12.00u = voormiddagwacht
12.00 - 16.00u = achtermiddagwacht
16.00 - 20.00u = platvoetwacht
20.00 - 24.00u = eerstewacht
Zie ook stuur- en bakboordswacht of -kwartier.
Wakvissen Zie flodderen en spieringwippen.
Walenschip
Het Walenschip, oorspronkelijk Walenmajol of mijole, was een Maasschip. Een tweemast rivierschip zonder zwaarden met puntige stevens.
Walkijker Een walkijker is een bevaren iemand die bekend is met vreemde kusten en wateren. Voor Nederlands groot water als Waddenzee en Zuid-Hollandse en Zeeuwse stromen werd wel gebruik gemaakt van een ervaren (oud) schipper om het schip veilig langs zandbanken en slikvelden te loodsen. Hij werd slikloods genoemd. Verwant: landopdoeming
Walstroom
Bij een walstroomaansluiting is het 220V boordnet verbonden met een wandcontactdoos in de huid van het schip. Dat is een spatwaterdichte eurostekker met de pennen naar buiten, waarin de contrastekker van de walstroom kan worden gestoken. Om te voorkomen dat op stalen schepen bij langdurige aansluiting (ook zonder stroomverbruik) galvanische corrosie optreedt mag de walaardeaansluiting niet met de scheepshuid verbonden zijn. Dit gebeurt onbedoeld bij geaard metalen behuizingen van apparatuur (denk b.v. aan een combilader) welke aan een scheepsschot is bevestigd. In alle gevallen is het beter gebruik te maken van een scheidingstrafo. Lees in ieder geval eerst "walstroom, hoe zit het nu echt", waarin een elektrotechnisch installateur het "waarom" van bepaalde veiligheidsmaatregelen bij een walstroomaansluiting uit de doeken doet. Op ons Varen4U forum schreef Leendert Jan nog de volgende tip: "Om te meten of je inzake electrolyse in de veilige sector zit, neem een koperdraad die over circa 15 cm blank gemaakt is en laat die 50 cm in het water zakken en verbindt die met de plus van een digitale voltmeter. De min verbind je met het schip. Bij een spanning beneden de 650 millivolt (staal) of 850 millivolt (aluminium) is je schip onbeveiligd. Bij een hogere waarde is het schip beschermd. Doe de meting met en zonder walaansluiting. Als bij walaanluiting de spanning lager wordt heb je een serieus aardingsprobleem. Het komt helaas vaker voor dan men denkt".
Verwant: bovenleiding bij kettingvaart.
Walstroomalarm
Wanneer 12V voor verlichting wordt gebruikt en walstroom alleen om "stille" verbruikers te voeden kan het gebeuren dat je niets in de gaten hebt als de spanning wegvalt. Dat kan door een fout (overbelasting) of simpelweg doordat het muntje op is. In grote gebouwen wordt noodverlichting wel aangesloten op een "netwachter". Bezoeker Michel Verhoeven heeft een netwachter uitgedacht voor aan boord, welke op zijn schip uitstekend voldoet. Zijn netwachter geeft met een lampje aan dat walstroom binnenkomt en geeft (indien aangezet) een akoestisch alarm als het uitvalt. De netwachter wordt met een schakelaar geactiveerd, hetgeen door een tweede lampje wordt aangegeven. Het alarm is dus uit te zetten voor de nacht.
Walvisvaart
Walvisvaart vanaf de 18e eeuw. Traankokerijen op Jan Mayen Eiland van de Noordse Compagnie, walvisvaarders, verkoop van een armazoenen (walvisvangers gereedschap), de vuurpijl-bomharpoen, het verschil tussen de Groenlandse walvis, Noordkaper, potvis en de (blauwe)vinwalvis, de Nederlandsche Maatschappij voor de Walvischvaart, de flensers en speksnijders, het walvisfabrieksschip Willem Barendsz en meer.
Want

 
Benaming voor het dwarsscheepse lijnenwerk op een zeilschip dat de mast(en) steunt en verstijft als onderdeel van de tuigage, maar ook de benaming voor visnetten. Staand want of verstaging: alle stilstaande of vaststaande lijnen; de stagen en pardoens en de in de hoofdtouwen geweven ladders. De dwarstouwen waarover de bemanning naar de ra's opentert heten weeflijnen of wevelingen. Het want wordt strak/stijf gezet met een talreep. In het want kwam een onderofficier doorgaans niet hoger dan de ondermarszeilen (de tweede ra vanaf het dek). Alles wat daar boven zat liet hij aan de matrozen over en die gingen op hun beurt niet verder dan de onder-bramzeilen (de vierde ra vanaf het dek). De rest, bovenbram en skysail, was voor de vliegende bende: de lichtmatrozen en leerlingen.[gvhz] Verwant: paard.

Een motorboot met mast kan ook want hebben. Het zijn dan de lijnen voor de dwarsscheepse steun aan de mast, die via een zaling lopen en vastgezet worden aan een putting. Lopend want: al het lopende werk, het touwwerk en staaldraad dat dient om zeilen te hijsen, te bergen of de stand te regelen, de vallen en schoten en de strijkreep, met behulp waarvan de mast gestreken kan worden.
In de visserij kennen we staand- en gaand want. Staand want wacht op vis (stilstaande/hangende warnetten en fuiken), gaand want gaat er op af (voortgetrokken vistuig).

Wantschroef

 
Wanneer een want of stag van touw, ijzer- of staaldraad om een jufferblok of om een kous moest worden vastgezet, werd de lus eerst tijdelijk vastgeklemd met de wantschroef. Daarna werd het definitieve bindsel aangebracht waarna de wantschoef weer werd verwijderd. Ook werd een want- of tuigschroef gebruikt bij het maken van een oogsplits. De wantschroef hield de lus tijdelijk vast waardoor de splitser beide handen vrij had voor het splitsen. Er zijn verschillende meningen over de periode waarin de wantschoef werd ontwikkeld. Eén theorie is die dat deze pas in zwang kwam na de introductie van ijzer- en staaldraad, rond 1875, dat vanwege haar stugge karakter met een wantschoef in vorm gedwongen en gehouden werd. Andere bronnen geven echter aan dat ook touw erg stug en zwaar kan zijn en dat er ook al voor 1875 wantschroeven bestonden.
Uit "Het tuigen van schoenerschepen", Th.Lehman

 

Wantij
Na het gereedkomen van de Deltawerken komen wantijen op binnenwater niet meer voor. Wantijen (wan = verkeerd) komen alleen nog voor op de Wadden en open Zeeuws water. Bij opkomend water botsen twee vloedstromen achter een eiland of zandbank tegen elkaar. Het effect is dat terplekke wel waterstijging plaatsvindt, maar nauwelijks stroom, waardoor veel zand/slib gedeponeerd wordt. Het Dordtse "Wantij", de verbinding tussen Beneden Merwede en Nieuwe Merwede, dankt die naam aan de eertijds tegengestelde stromingen en wisselende ondieptes. Na het gereedkomen van de Ottersluis [1864] naar de Nieuwe Merwede waren die tegengestelde stromen voorbij, maar was er nog steeds aanzienlijk tijverschil vanaf de Beneden Merwede. Bij laag water moest met kennis van zaken gemanoeuvreerd worden. Na het gereedkomen van de Deltawerken was dit voorgoed voorbij. De waterstand varieert alleen nog met de rivierhoogte, maar de naam "Wantij" bleef.
De afgebeelde kaart is uit 1958.
Warmte
wisselaar
Een warmtewisselaar of intercooler dient om de koelvloeistof in het motorcircuit te koelen. In een auto geschiedt dat door rijwind langs/door radiateur en carterpan. Om het koelcircuit van een scheepsmotor te koelen wordt de koelvloeistof door een pakket van dunne buisjes geleid dat zich in een dikke holle pijp bevindt waar buitenwater doorheen wordt gepompt. De vele buisjes liggen iets uit elkaar waardoor elk buisje rondom met het koude water in aanraking komt. De werking van een oliekoeler berust op hetzelfde principe, maar is anders uitgevoerd omdat olie dikker is. Bovendien wordt deze (meestal) niet gekoeld door buitenwater, maar door het warmere koelwater van de motor.
WASP (WAPS) WASP is de afkorting van Wind-Assisted Ship Propulsion. Ook als WAPS (Wind-Assisted Propulsion Systems). Al een eeuw geleden tijdens de overgang van zeil- naar motorvaart werd door de Duitse ingenieur A.Flettner geëxperimenteerd met een schip met twee of meer enorme rechtopstaande cilinders, die door een relatief lichte motor werden aangedreven met een rotatiesnelheid van ± drie maal de windsnelheid, waardoor de feitelijke windkracht op de rotors werd vertienvoudigd. Er is enige jaren mee gevaren door vrachtschepen van ± 3000 ton tussen Duitsland en Newyork. Maar het voldeed uiteindelijk niet omdat men toch moest varen als een zeilschip. Toch is het idee van dit Flettner-rotorschip weer opgepakt als WASP. Meerdere voorbeelden van WASP/WAPS ontwikkeling: reuzenvlieger, vindskip, panelenschip, telescopische zeilen, eSail en WingSail.
Water in dieselolie Water in dieselolie is een vervelend euvel. Het ontstaat meestal door condensvorming in een niet afgevulde tank. De kans dat dit gebeurt is het grootst bij een tank die contact maakt met de stalen romp. De motor kan er absoluut niet tegen en het is een voedingsbodem voor de gevreesde dieselbacterie die leidingen en filters kan verstoppen. Bovendien kunnen brandstofleidingen zelfs bevriezen. Een waterafscheider in de brandstoftoevoer is geen luxe en de tank moet tijdens de winterstop in ieder geval vol zijn. De wijdverbreide tip die ooit in het blad Transport en Logistiek gestaan zou hebben om je systeem watervrij te houden door per 100 liter dieselolie maximaal een halve liter brandspiritus toe te voegen is een broodje aap. Doe dit niet. Brandspiritus bevat zo'n 10% water. Het is vragen om moeilijkheden. Bezoeker Cees Spaanderdam zei: "Als ooit iemand je dit verhaal weer op de mouw speldt, vraag dan naar het bewuste nummer van Transport en Logistiek Nederland. Dat bestaat namelijk niet".
Verder gaf een test in maandblad Motorboot van maart 2012 onder de titel "Biobrandstof noopt tot waakzaamheid" een nogal verontrustend beeld. Het bleek dat de huidige toevoeging van biodiesel een vervelender waterprobleem kan geven. Waar water zich niet vemengde met ouderwetse dieselolie gebeurt dat wel bij de moderne B5 diesel (5% biodiesel). Door beroering in de tank ontstaat een troebele emulsie waar waterafscheiders niet goed raad mee weten. Bij moderne motoren zal dit mengsel funest zijn voor brandstofpomp en verstuivers.
Verwant: biodiesel.
Waterbederf Met drinkwater aan boord dient voorzichtig te worden omgesprongen. Het verdient aanbeveling de drinkwatertank die voor consumptie wordt gebruikt niet te groot te nemen. Een tank van zo'n 200 liter waarborgt een goede doorstroming. Liever wat vaker vers water bunkeren, dan het gemak van een grote drinkwatertank. Doe thuis de test. Vul een glas of beker met water en laat het een week staan. Gooi het daarna leeg en voel met je vinger aan de binnenkant. De gladde slijmerige laag die je dan voelt is een zwakke weergave van de wand van je drinkwatertank.
Verwant: drinkwater.
Wateren Een typische gevalletje van "hé, dat wist ik niet". Wateren is het uit het oog verliezen van een schip (of ander object) door de bolling van de aarde [JvG].
Watergeuzen Watergeuzen waren zeelieden die zich aanvankelijk tijdens de Nederlandse Opstand (Tachtigjarige oorlog 1568-1648) als zeerovers of vrijbuiters ophielden en ook de kustdorpen onveilig maakten. Het leeuwendeel van hen was verbannen of voortvluchtig. Van de 42 actieve kapiteins bij de watergeuzen waren er 32 door de Raad van Beroerten veroordeeld. Later vochten ze aan de zijde van de opstandelingen tegen Spanje. De watergeuzen worden vaak in verband gebracht met de verovering van Den Briel op 1 april 1572, toen de hertog van Alva spreekwoordelijk ‘den bril’ verloor. Maar ook De Slag op de Zuiderzee was een belangrijk wapenfeit. De Slag op de Zuiderzee, ook wel de Slag van Bossu geheten, was een zeeslag uit de Tachtigjarige Oorlog. Het zeetreffen vond (met een onderbreking) plaats van 3 tot 12 oktober 1573 tussen de watergeuzen en een Spaanse vloot, op de Zuiderzee nabij Hoorn en Marken. De slag werd gewonnen door de watergeuzen, die door gebrek aan grote schepen en munitie overgingen tot enteren en man tegen man gevechten. Het leidde een periode van bloei in voor de Westfrieze steden Hoorn en Enkhuizen.

Enteren en man tegen man gevechten bij De Slag op de Zuiderzee
Waterhaalder
Waterhaalders of verschwaterhaalders waren schepen die de talloze bierbrouwerijen van vers zoet water voorzagen en in de steden de waterleggers voor drinkwater aanvulden, maar ook bunschepen die zeewater uit het Marsdiep naar de zoutziederijen in de kustplaatsen brachten. De laatsten werden meestal waterschip genoemd.
Verwant: waterschip.
Waterkaarten Waterkaarten voor Nederland:
De meest gebruikelijke kaarten voor pleziervaart/watersport op binnenwater zijn de ANWB waterkaarten.
Voor  kust- en (ruim) binnenwater zijn er de hydrografische kaarten van de Koninklijke Marine. Ook verkrijgbaar bij de ANWB.
Onderstaande kaarten zijn beschikbaar.
 
ANWB-waterkaarten Hydrografische kaarten
1..
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
11.
12.
13.
14.
15.
16.
17.
18.
19.
20.
21.
 -
 -
 -
Friesland.
Noord Groningen.
Zuid Groningen
Drenthe
Kop van Overijssel.
Twentekanalen.
Gelderse IJssel-Zuid.
Grote Rivieren.
Randmeren-Zuid / Vecht.
Noord-Holland.
Hollandse Plassen
Hollandse Delta.
West-Brabant.
Zeeuwse Delta.
Biesbosch.
Noord-Brabant / Maas-Noord.
Maas-Zuid.
IJsselmeer-Markermeer.
Nederlandse Kust.
Wadden.
Vinkeveense- en Loosdrechtse Plassen.
Waterkaart Nederland.
Wateratlas Staande Mastroute.
Waterkaart Amsterdam

 

1801 Noordzeekust, De Panne (Nieuwpoort) tot Den Helder.
1803 Westerschelde, Vlissingen tot Antwerpen en Kanaal van Terneuzen naar Gent.
1805 Oosterschelde, Veerse Meer en Grevelingenmeer.
1807 Zoommeer, Volkerak en Spui, Heringvliet, Hollandsch Diep.
1809 Nieuwe Waterweg, Nieuwe en Oude Maas, Spui en Noord, Dordtsche Kil, Brielse Meer.
1810 IJsselmeer, Markermeer en RandmerenA
1811 Waddenzee (Westblad) en aangrenzende Noordzeekust.
1813 Waddenzee (Oostblad) en aangrenzende Noordzeekust.

Bovenstaande ANWB overzichtskaart van waterkaarten met letters is verouderd. Per 23 september 2019 heeft de ANWB er voor gekozen zich niet langer toe te leggen op Watersport activiteiten. en stopt daarom met haar activiteiten rond bootbezit. BAM, dat hakt er in.
Gelukkig bestaan de waterkaarten nog wel, zelfs meer (24), maar zijn nu genummerd.
Ze zijn (bewust?) lastig te vinden in de webwinkel van de ANWB Er is geen enkele verwijzing naar watersport. Je moet in het zoekveld waterkaarten invullen.

Er is ook een waterkaarten app van voormalig ANWB- partner Biggerworks op abonnementbasis beschikbaar met als extra's:
- Locaties van jachthavens en alle gegevens over jachthavenvoorzieningen.
- Openingstijden van bruggen en sluizen.
- Vaarrichting, afstand en verwachte aankomsttijd bij een ingevoerde bestemming.
- Alle gegevens offline, dus geen dataverbinding nodig tijdens gebruik.

Verwant: wassende kaart, grootcirkelkaart, vectorkaart.

Waterlijn Met de waterlijn of loeflijn [vloon] duidt men een denkbeeldige lijn op het schip ter hoogte van de waterspiegel aan, die de scheiding vormt tussen boven- en onderwaterschip, het gedeelte dat water verplaatst. Het is de streek van het schip, welke zoals men vroeger zei tusschen water en wind ligt en bij houten schepen het meest aan bederf onderhevig is. Meestal wordt de lijn zichtbaar gemaakt met een geschilderde of geplakte band in een afwijkende kleur.  De lengte wordt o.a. gebruikt bij de formule voor het bij benadering bepalen van rompsnelheid en kruissnelheid. Het verschil tussen de lengte van de waterlijn en de lengte van het hele schip noemt men "overhang". Het bepalen van de water- of vlotlijn voor het aanbrengen van een bies kan een lastig klusje zijn. Het beste kan je eerst een seizoen varen, dan het schip uit het water halen en voordat het afgespoten wordt, de door vuil zichtbaar geworden waterlijn of moetrand aftekenen. Op die manier krijg je een zuiver rechte lijn, waarboven (5 à 10cm) de bies kan worden aangebracht. Het schoonmaken van de waterlijn waar het vuil zich verzamelt kan een lastig klusje zijn. Prima werkend is een zachte borstel met groene zeep, of Biotexsopje. Verder werkt het laten inwerken van schoonmaakazijn, of een spray met Dasty ontvetter van de Wibra ook geweldig.
Verwant: diepgang.
Waterpolitie In tegenstelling tot hetgeen veel mensen denken is de zorg voor veiligheid en welzijn van de waterrecreant een taak van de regionale politie. De gespecialiseerde waterpolitie is voornamelijk actief op doorgaande vaarwegen en ruime wateren, maar ondersteunt op verzoek de regionale politie. Beide behoren tot het Korps landelijke politiediensten KLPD. Daarnaast heeft Rotterdam-Rijnmond als enige regio een eigen Zeehavenpolitie, voorheen Rivierpolitie. Het werkgebied loopt van Ridderkerk tot 5 mijl op zee, maar in de zomermaanden wordt er ook gesurveilleerd op het Brielse Meer en het Haringvliet. Het altijd bereikbare landelijke nummer van de KLPD-waterpolitie is 0343-535355. Voor minder urgente zaken de afdeling communicatie 0343-535427. De meldkamer van de Zeehavenpolitie is te bereiken op 010-2741212. Uiteraard zijn politievaartuigen, mits binnen zendbereik, ook via marifoonkanaal 10 of een blokkanaal aan te roepen.
 

Havenpolitie Amsterdam op het IJ in 1914

De Rijkshavenmeester uit Rotterdam was dan wel geen havenpolitie maar werd toch zo ervaren. De foto vermeldt 1921 - 1929.
Het vaartuig voert geen natievlag, maar in de mast waarschijnlijk wel de vlag ten behoeve van bevoegde ambtenaren met toezichthoudende taak.
Waterschip
Waterschepen waren vissersschepen die de vis levend aan wal brachten. Het Amsterdams gemeentearchief is in het bezit van een stuk uit de 14e eeuw waarin gesproken wordt van "enen waterschepe met levenden visschen". In de visbun blijft het water tijdens het zeilen in voortdurende stroming doordat de zijwanden van de bun (aan de buitenzijde van het schip te zien) bestaan uit van gaten voorziene ijzeren, zinken of koperen platen, die de huidgangen in hun verloop volgen. De benaming wordt ook gebruikt voor bunschepen die zeewater uit het Marsdiep naar de zoutziederijen in de kustplaatsen brachten, maar ook als verschwaterhaalders die de talloze bierbrouwerijen van vers zoet water voorzagen en in de steden de waterleggers aanvulden. Verder deden waterschepen dienst als slepers van scheepskamelen die over Pampus werden getrokken.
Verwant: waterhaalder.
Waterschout In de 17de eeuw vond een enorme uitbreiding plaats van het scheepvaartverkeer in Amsterdam. Conflicten tussen zeelieden en reders kwamen steeds vaker voor. Voor het handhaven van de orde was de schout in de stad verantwoordelijk. In 1641 kreeg deze de assistentie van een substituut-schout: de waterschout. De waterschout (ook wel 'Baljuw van de Zeezaken' of het 'Waterregt' genoemd) was verantwoordelijk voor een goede gang van zaken op maritiem gebied. Hij maakte b.v. voor de koopvaardijschepen een gezegelde monsterrol op. In Amsterdam hield de waterschout kantoor in het Zeegerecht. Van 1834 tot 1884 had de waterschout een kantoor in de Schreierstoren en later in het Zeemanshuis gelegen aan het Oosterdok.
Bron: Scheepvaartmuseum Amsterdam.
Waterslag scheepsmotor
Waterslag, ook wel hydrolock genoemd, wil zeggen dat er op de een of andere manier (koel)water in de cilinders van de motor terecht komt. En omdat water niet samendrukbaar is heeft dit bij starten of aanslaan van de motor onherroepelijk schade tot gevolg. Kapotte zuigers, verbogen drijfstangen en erger. Een goed watergekoeld uitlaatsysteem is dan ook voorzien van een antihevel ventiel c.q. beluchter. Er is echter een vrij onbekende andere oorzaak:
Risico van waterslag bij lang doorstarten.
Als er lang doorgestart moet worden omdat de motor weigert aan te slaan, bijvoorbeeld bij de eerste start na de winter is het bij motoren met een watergekoelde uitlaat zaak hierop bedacht te zijn. De verklaring is als volgt: bij draaiende motor wordt het koelwater in de uitlaat geïnjecteerd en via waterslot en zwaanshals door de druk van de uitlaatgassen naar buiten geperst. Bij niet aanslaan van de motor begint de koelwaterpomp wel water in de uitlaat te pompen, maar dit water wordt vervolgens niet naar buiten geperst. Het gevolg: waterslot en uitlaatleiding zullen na herhaalde startpogingen vol water komen te staan. Mogelijk zelfs zover, dat het niveau het uitlaatspruitstuk bereikt en via een geopende uitlaatklep in een van de cilinders terecht komt. De kans op schade als gevolg van waterslag is dan erg groot.
Als lang doorstarten door wat voor oorzaak noodzakelijk is, draai dan de buitenboordkraan van het koelsysteem tijdelijk dicht en demonteer de rubber waaier (impeller) van de koelwaterpomp, want deze kan niet tegen droogdraaien. Zodra de motor tot leven komt, kan hij gerust een tijdje zonder koelwater draaien. De kunststof en rubber onderdelen van de uitlaat houden het echter door de hete gassen zonder waterkoeling niet veel langer dan een halve minuut uit.
Bron: Waterkampioen.
Watersport

Tja, wat wordt nu eigenlijk bedoeld met watersport? Sport is toch een fysieke krachtmeting die over het algemeen een competitieaspect heeft? Waarom worden pleziervaarders dan aangeduid als watersporters? De Maritieme Encyclopedie verstond in 1970 onder watersport: "In eigenlijke zin alle lichamelijke oefening en ontspanning, dus alle sportbeoefening op of in het water. In het algemeen rekent men hiertoe echter alleen die sporten, die op het water worden beoefend met een speciaal daarvoor bestemd vaartuig: kanosport, roeisport, waterskien, ijszeilen en zeilsport". Het BPR kent voor watersport slechts twee artikelen: Artikel 8.08 Watersport zonder schip en Artikel 9.05 Zeilplanken en soortgelijke vormen van watersport die niets te maken hebben met varen. Waarom dan toch het aanbevelings- en verbodsteken "sport" met de betekenis "kleine schepen toegestaan of verboden". Een klein schip is volgens het BPR dus bestemd voor sportbeoefening, hoewel geen enkel BPR-artikel daar naar verwijst. Verwant: pleziervaart sportboot.
 

Aankondiging tentoonstelling watertoerisme in Sneek. Envelop uit 1913. Zie ook ENTOS.
Watersport verbond Het Watersportverbond, voorheen KNWV, is met meer dan 500 aangesloten watersportverenigingen en 60 klassenorganisaties de grootste vertegenwoordiger van watersporters in Nederland. Doel van het verbond is het bevorderen van de watersport in Nederland. In 2004 is na een intensief samenwerkingsverband de Noord Nederlandse Watersport Bond (NNWB) met zo'n 100 aangesloten watersportverenigingen en organisaties uit de Noordelijke provincies opgegaan in het Watersportverbond.
Waterstag De waterstag dient om de kluiverboom of boegspriet in neerwaartse richting vast te houden tegen de opwaartse krachten van (bram)stagen. Waterstagen werden ook toegepast als neerhaler bij de bakspieren van onderlijzeilen.
Waterstand Om te weten of een bepaald vaarwater op getijdewater diep genoeg is, kan aan de centrale meldpost per marifoon de actuele waterstand gevraagd worden. In het jargon worden vaak verkleinwoorden gebruikt. Bezoeker Marien Nieuwesteeg uit Baarn hoorde in het seizoen 2003 op de Waddenzee deze prachtige: "Brandaris, hier de Ark van Noach, mag ik een waterstandje van u?"
De Ark van Noach is een charterschip uit de bruine vloot.
Waterstuk Een waterstuk is het lage boeisel bij sommige bokken tussen de oorstukken. Oorstukken zijn de hogere boeisels bij de plechten. De twee benamingen zijn terug te vinden in het proefschrift "Verdwenen schepen" van Gerrit Schutten onder het hoofdstuk "Zuid-Hollandse bouworde". Bokken zonder waterstuk werden gebruikt voor baggerwerk en veevervoer en bokken met waterstuk voor droge lading (turf).

1. oorstukken; 2. waterstuk
Watertank Zie drinkwater.
Water
verplaatsing
Ten eerste: De term wordt gebruikt voor het gewicht van de hoeveelheid water die door een drijvend lichaam (een schip) verplaatst wordt, welke gelijk is aan het totaalgewicht van het schip met alles "d'rop en d'ran". Ook wel aangeduid als deplacement. Hier komen we de beroemde, voor de scheepsbouw zo fundamentele hydrostatische wet van onze Grieks mathematicus en fysicus Archimedes [287-212 v. Chr] tegen. Deze wet leert dat een zich in een vloeistof bevindend voorwerp een opwaartse kracht ondervindt gelijk aan het gewicht van de hoeveelheid verplaatste vloeistof. Strikt genomen is er verschil tussen de woorden waterverplaatsing en deplacement. Waterverplaatsing is gerelateerd aan het volume van een volledig gezonken object. Deplacement is gerelateerd aan het gewicht van het drijvend lichaam, zoals hierboven beschreven. Deplacement wordt in het algemeen uitgedrukt in metrische ton of in Engelse 'long ton' (1 Lt = 1.01605 t = 2240 lbs = 1.12 St of Amerikaanse short ton). Het deplacement (t) = de waterverplaatsing (m³) x soortelijk gewicht van zeewater of 1.025 t/m³.
Ten tweede: Waterverplaatser (waterverdringer) wordt ook gebruikt als duiding voor een langzaam varend schip dat niet in plané kan komen. Huidige jachtbouwers en makelaars noemen deze vaareigenschap niet zelden "verdrenger". Het klinkt
vakkundig, maar verdrenger is een niet bestaand woord. Zelfs geen spookwoord.
Verwant: vuistregel waterverplaatsing, swath.

Leuk vraagje: Een dekschuit met grind (grint mag ook)  ligt in een sluis met gesloten deuren en gesloten rinketten. Ineens kantelt het schip en verliest zijn lading, maar richt zich op en blijft drijven. Wat gebeurt er met het waterniveau in de sluiskolk? Gaat het omhoog? Gaat het omlaag? Of blijft het gelijk? Hier het antwoord.
Water
vliegtuig
Op de Randmeren en IJsselmeer/Markermeer kan je theoretisch te maken krijgen met een watervliegtuig. Of liever gezegd juist niet, want hier gelden dezelfde regels als voor draagvleugelboten en luchtkussenvaartuigen. Volgens Art 6.02 BPR zijn ze verplicht andere schepen voorrang te verlenen. Een watervliegtuig (oude benaming drijvervliegtuig) wijkt voor alle vaart en zal een voorgenomen landing over de marifoon aankondigen.
WD-40

Het wondermiddel dat alles los maakt, vocht verdrijft en smeert.
WD-40 is een merknaam van een wereldwijd verkrijgbare waterverdrijvende spray die in 1953 werd ontwikkeld door Norm Larsen, oprichter van de Rocket Chemical Company, San Diego, Californië. Oorspronkelijk werd het gebruikt om corrosie tegen te gaan; in latere instantie werd het voor vele andere toepassingen gebruikt. De spray bestaat uit een samenstelling van verschillende koolwaterstoffen.
WD-40 staat voor "Water Displacement - 40th Attempt", verwijzende naar Larsens 40e poging om een succesvolle formule te vinden voor zijn anti-corrosiemiddel.
- WD-40 beschermt metalen oppervlakken met corrosiebestendige ingrediënten om tegen vocht en andere corroderende elementen te beschermen.
- WD-40 kruipt onder vet, roet, olie en vuil. Tevens lost het lijm op zodat labels, tape, stickers gemakkelijk verwijderd worden.
- Omdat WD-40 water verdrijft, laat het elektrische systemen snel opdrogen om door vocht veroorzaakte kortsluiting te voorkomen.
- Als kruipolie maakt WD-40 verroeste metaalverbindingen los en maakt vastzittende, bevroren of metalen onderdelen vrij.
Weer Een eenvoudige gratis weersvoorspelling is overal op internet te vinden. Met zo'n voorspelling als uitgangspunt is het mogelijk door eigen waarneming met redelijke betrouwbaarheid een verwachting voor de komende uren vast te stellen. Onderweg kan geluisterd worden naar radio of marifoon; zie weer- en veiligheidsberichten de klok rond.
Weersverslechtering.
- luchtdruk daalt.
- wind krimpt en wordt krachtiger.
- opkomende cirruswolken (windveren), meestal vanuit het westen of kring om de zon.
Vaak betekent dit de voorkant van een frontale storing (depressie).
Als nog geen luchtdruk en temperatuurdaling wordt waargenomen zal de verslechtering overigens niet in de eerstkomende uren plaatsvinden. De waarschuwing voor een verslechtering (al of niet) is vervat in een oud zeemansrijmpje:
  Komt eerst de wind en dan de regen,
  daar kunnen de bramzeilen wel tegen.
  Maar komt eerst de regen en dan de wind,
  reef je zeilen dan gezwind.

Weersverbetering.
- luchtdruk stijgt.
- wind ruimt en neemt af.
- bewolking breekt bij stratuswolken of cumulus wordt minder.
De te verwachten weersverbetering kan van korte duur zijn en gevolgd worden door een nieuwe depressie. Dit als het KNMI wisselvallig weer voorspelde.
Wanneer het weer niet verbeterde sprak men vroeger over: "het weer biet geen zoen".
  De onstuimigheit des luchts en stilt niet, het weer schijnt noch niet te willen bedaren.
Kenmerken bij constante wind en luchtsoort (in de zomer):
Polaire lucht uit het noordwesten.
- koude vochtige luchtmassa.
- meestal goed zicht, wisselvallig weer.
Atlantische tropische lucht uit het zuidwesten.
- warme vochtige luchtmassa.
- matig zicht, sterke bewolking, vaak motregen.
Afrikaanse tropische lucht uit het zuiden.
- droge warme luchtmassa.
- matig tot slecht zicht door meegevoerd stof, sluierbewolking.
Continentale tropische lucht uit het oosten.
- zeer warm.
- helder weer, goed zicht.
Balkanlucht uit het zuidoosten.
- zeer warm, heiig, kans op (warmte)onweer.
Occlusiefront in een depressie.
- ontstaat wanneer het langzamer bewegend warmtefront in een depressie wordt ingehaald door het sneller bewegend koufront. Vaak ontstaat frontale mist.
Disige of diezige lucht.
- oude Zeeuwse benaming voor een nevelige, mistige lucht. Het woord bestaat ook in het Fries.

En dan nog wetenswaardige oude benamingen. [NW]
- buisch weer: dampig, nat en donker weer.
- deizigh weer of dikke lucht: slecht zicht (mistig).
- dokigh weer: donker weer, betrokken lucht
- hantzaam weer: zulk weer dat zeil en touw wel te handelen zyn.
- schoverzeils weer: het waait zo hard dat het groot- of schoverzeil niet gevoerd kan worden.
- verlegen weer: zeer quaadt (boos) weer in zee.
- volhandigh weer: weer waarbij men zeil en touw bequamelyk kan handelen.
- weergal: rood wolkje dat doorgaans buiig weer aankondigt.
- zwaluwe weer: het water wordt door zulk een harde wind tegen de dijk aangezwiept dat de zwaluwen hun holen moeten verlaten.
Zie ook wind volgens witsen en weerspreuken uit zijn tijd.

Verwant: barometer, windsnelheid, oude windtermen.
Wegering
Bij houten schepen de langsscheepse verstevigingsbalk met inkepingen waarmee het spantwerk wordt verbonden, maar ook de langsscheepse aftimmering van het ruim met planken. Onbewegerd en toch een wegering... Hoe zit dat? Kijk bij turfschip.
Welbezeild Welbezeild betekent goed zeilend. Deze oude uitdrukking werd vooral gebezigd bij de verkoop van schepen. In de 19e eeuw zien we in verkoopadvertenties voor schepen bij "welbezeild" tevens de voorvoegsels uitmuntend, hecht en sterk, zeker, extra, of het meest gebruikte "extra ordinair" om het schip aan te prijzen. Uiteraard waren de aangeboden schepen daarnaast sterk en welgebouwd en meestal snelzeilend. De afmetingen van het schip werden in voeten en duimen aangegeven, waarbij: "alles Franse maat" of "alles Amsterdamse maat". Verder werd bij "laatst gevoerd door" de naam van de kapitein of schipper vermeld.
Welzand Welzand wordt door Van Lennep omschreven als: "Land waaruit het water opwelt of opborrelt en waarin alles weg zinkt". De hedendaagse term is drijfzand.
Werktijden
18e eeuw
Op een extract uit de ordonnantie van de admiraliteitswerf te Amsterdam uit 1778 in het bezit van het Rijksmuseum staat het toenmalig werktijdenrooster. De veranderende aanvangs- en eindwerktijden (vastwerken) in relatie tot zonsopkomst en zonsondergang. Vanaf 8 januari vervroegde de aanvangstijd met het lengen der dagen telkens (wekelijks?) met een kwartier van 7:00 u tot uiteindelijk 5:00 u. Die vroege zomertijd bleef van kracht van 1 april tot 16 september, waarna bij het korten der dagen wederom in sprongen van een kwartier teruggegaan werd naar de wintertijd 7:00 u, die overigens maar 11 dagen van kracht bleef. De eindtijden varieerden van 16:00 u tot 18:00 u, maar veranderden minder vaak en op andere data. In de periode 25 februari tot 24 oktober werd er twee keer geschaft, van 8:00 u tot 8:30 u en van 12:00 u tot 13:30 u . In de periode 25 oktober tot 24 februari slechts één keer van 11:00 u tot 12:00 u. Begin- en eindtijden van werken en "schoften" werden kenbaar gemaakt door "t luyden der BENGEL van Haar Ed Timmerwerf".

Samengevat was de langste werkdag op de werf dus van 5:00 u tot 18:00 u (13 uur) met twee schaften en de kortste werkdag van 7:00 u tot 16:00 u (9 uur) met één schaft en dat zes dagen per week. Het leven van een arbeider (soms al vanaf de leeftijd van 11 jaar) bestond eigenlijk alleen maar uit werken, eten en slapen. Vanwege de lange zomerwerkdagen en relatief korte winterwerkdagen bestond er "somerloon" en "winterloon". Uurloon bestond niet, men kreeg dag-, week-, of maandloon. Om toch een indruk te krijgen kwam dat gemiddeld voor een "volwaskracht" op een stuiver per uur.
Weekgeld in de zomer kwam dan op: 3.90 gulden en in de winter op: 2.70 gulden. Daar kon je heus wel van leven. Woonkosten waren gering. De huur was vaak niet meer dan 50 cent dat wekelijks door een bode werd opgehaald.
N.B. In 1861 bedroeg het dagloon voor ambachtslieden op 's Rijks werven 1.00 tot 1.50 gulden. Ambachtslieden konden ook een bepaalde taak in "hoopwerk" doen, d.w.z. voor "eene som ineens", waarbij dan het daggeld als voorschot diende.
Bron: MG deel 3 en "Woordenboek van Scheepsbouw", B.J.Tideman.

Scheepswerf voor 's Lands Zeemagazijn te Amsterdam. Paneelschilderij uit de 17e eeuw
Westerling
Een westerling was een kanaalschip in Vlaanderen uit de 19e en begin 20e eeuw. Hoewel voorzien van een simpel emmerzeil en topzeil meest in gebruik als sleepschip.
Westlander
De westlander is een smal (max. 3,20 m) plat schip voor kleine vaarten in het poldergebied, eigenlijk ontstaan door de groeiende bollen- en kassencultuur.
Whaleboot
Whaleboten zijn lange, smalle en snelle roeiboten. Zij kunnen gemakkelijk zowel over de voor-, als achtersteven worden voortbewogen. Vandaar dat dit type boot reeds in de 17e eeuw werd toegepast voor de walvisvangst, waaraan het haar naam dankt. De whaleboten zijn uitgerust met een loggertuig, dat bestaat uit een fok, grootzeil, druil en eventueel een spinaker. Verder voorzien van een ophaalbaar midzwaard en drijftanks voor en achter.
WIC
In navolging van de Verenigde Oostindische Compagnie (VOC) werd in 1621 de Geoctroyeerde West-Indische Compagnie  (WIC) opgericht. De Staten-Generaal hadden de geldigheidsduur van het octrooi op 24 jaar bepaald en gold voor de handel en scheepvaart op de westkust van Afrika zuidelijk van de Kreeftskeerkring, de oostkust van het continent Amerika en de Caribische eilanden. Daarmee had de West-Indische Compagnie dus het monopolie in de Nederlanden op de trans-Atlantische slavenhandel. Het idee voor een West-Indische Compagnie speelde al langer. Maar de oprichting werd pas in 1621 na het Twaalfjarig Bestand met Spanje een feit. Het doel was winstgevende handel in het Atlantische gebied en de Spanjaarden te beroven van hun voornaamste inkomensbron. De West-Indische Compagnie had het recht een krijgsmacht te hebben, bondgenootschappen te sluiten en koloniën te stichten. Het was de WIC die in 1624 op het eiland Manhattan aan de rivier de Hudson de handelspost Nieuw Amsterdam vestigde die zou uitgroeien tot de wereldstad New York.
In 1629 kregen de aandeelhouders een zeer ruim dividend van 50% nadat Piet Hein was thuisgekomen met zijn buit van de verovering van de Spaanse zilvervloot in de Baai van Matanzas (Cuba) het jaar daarvoor. De buit bracht het gigantische bedrag van  11.509.524 toenmalige guldens op. Naar huidige maatstaven zo'n half miljard euro. Desondanks was de WIC een decennium later op sterven na dood.

De verovering van de Spaanse zilvervloot in de Baai van Matanzas, 10 september 1628

Voorafgaand aan de octrooi verlenging stelden de Staten van Holland in 1644 een fusie van VOC en WIC voor, want ook het VOC octrooi moest binnenkort verlengd worden. Een fusie van beide compagnieën zou niet alleen de inmiddels noodlijdende WIC van een dreigende ondergang kunnen redden, maar tevens de financiële belangen veilig stellen van participanten en bewindhebbers. Uiteraard zagen de bewindvoerders van de winstgevende VOC daar niets in. De zwaar verlieslijdende WIC zou de VOC in haar val meesleuren en uiteindelijk ruïneren. De VOC zou de WIC uiteindelijk een bedrag van anderhalf miljoen gulden betalen om voor een fusie gevrijwaard te blijven. De Staten-Generaal waren tevreden over het bereikte resultaat en verlengden in juli 1647 de octrooien van VOC en WIC voor een periode van 25 jaar.

Met de vrede van Münster in 1648 werd de kaapvaart op Spaanse schepen gestaakt. De inkomsten liepen hierdoor nog verder terug. In 1674 werd de West-Indische Compagnie opgeheven. Om een jaar later opnieuw opgericht te worden.
Deze tweede West-Indische Compagnie dreef uitsluitend handel. Voornamelijk slavenhandel en export van Surinaamse suiker, maar was uiteindelijk ook geen succes. Er was voortdurend "schaarsheyt der penningen", niet in de laatste plaats door de "quaal van particuliere handelinge" van sommige commiezen die voor "eijgen baatzught" handel dreven met lorrendraaiers, buitenlandse schepen en zelfs kapiteins van compagnieschepen. In 1722 werd Abraham Houtman met twee metgezellen naar het handelsfort Elmina aan de West-Afrikaanse Goudkust gestuurd om orde op zaken te stellen. Ze hadden geen enkele ervaring met de Afrikaanse handel, maar dat werd als een voordeel beschouwd; de heren waren tenminste nog niet gecorrumpeerd. De reorganisatie liep uit op een grandioze mislukking. Binnen een jaar waren de drie begraven op de Nederlandse begraafplaats in Elmina. Bron: De mislukte missie van Abraham Houtman, Tijdschrift voor Zeegeschiedenis, Gerhard de Kok.


Het handelsfort Elmina op de Goudkust, waar Abraham Houtman het leven liet.
Gekleurde litho J.Hill begin 19e eeuw. Atlas van Stolk, Rotterdam.

Cornelis van Aerssen van Sommelsdijck, gouverneur van Suriname meende dat de WIC ‘een lichaam zonder ziel’ was. Dit zielloos lichaam zou  na de aanvankelijke groei van de winsten uit de slavenhandel toch nog een eeuw leven. Tenslotte namen de Staten-Generaal in 1791 alle aandelen van de WIC over, waarop in 1792 de Compagnie definitief door zware financiële verliezen eindigde.


Het West-Indisch Pakhuis gezien vanaf de Kalkmarkt over het water van de Oudeschans De houten brug links is de zogenaamde kikkerbilssluis. Een kikkerbil was een stuk hout uit de scheepsbouw, maar ook de naam van een houtkoperij uit de 17e eeuw. Op de voorgrond een lichter of dekschuit waarmee ladingen van zeeschepen naar pakhuizen in de stad werden vervoerd.


Dezelfde locatie met een vernieuwde houten kikkerbilssluis-brug in 1863.
Meer over de kikkerbilssluis bij collega Pieter Klein van Binnenvaarttaal

Verwant: Middelburgse Commercie Compagnie (MCC) en Noordse Compagnie (NC).
Wiel
Wiel, waal, weel of waai is de benaming voor een diepe kuil of poel die is ontstaan door een dijkdoorbraak of dijkoverstroming. In Zeeuws-Vlaanderen worden het valputten genoemd, want door steeds aangevoerd water van een rivier  kan de put wel tot 25 meter diep uitgespoeld worden.. Nog steeds zijn er langs buiten- of binnendijkse rivieren wielen te vinden.
Verwant: Aa.  
Wieleffect Het draaien van de schroef geeft een zogenaamd wieleffect of directe schroefwerking. De achterkant van het schip zal in de richting van de draaibeweging van de schroef trekken. Bij een rechtse schroef naar stuurboord, bij een linkse naar bakboord. Bij een sneldraaiende kleine schroef met weinig spoed zal het wieleffect kleiner zijn dan bij een langzaam draaiende grote schroef met grote spoed. Het bepalen of je schroef links of rechts draait doe je door achter het schip te gaan staan en het bovenste schroefblad te bekijken. Als daarvan de rechterkant meer naar voren (richting voorschip) staat is het een rechtse schroef en omgekeerd natuurlijk links. Als het schip in het water ligt kan je tijdens het varen naar de draaibeweging van de schroefas kijken. Links of rechts wordt dan bepaald door in de richting van het voorschip te kijken. Bij vooruit varen merk je weinig van het wieleffect omdat door de achterwaartse stuwkracht van het schroefwater de roerwerking zal overheersen. Bij afstoppen of achteruit varen is het een ander verhaal. Er is nu geen stuwkracht op het roer. Het wieleffect gaat overheersen. De rechtse schroef draait bij achteruitslaan linksom; het achterschip trekt dus naar bakboord. Een noodstop zal het schip al gauw dwars op de koers brengen, hoewel het effect bij een normale stop gecorrigeerd kan worden door het schip van te voren bakboord uit te sturen. Pleziervaarders prefereren een linksdraaiende schroef, want bij afmeren aan de (meest gebruikelijke) rechterzijde van vaarwater of sluis zal het wieleffect bij achteruitslaan er voor zorgen dat de achterzijde, de kont van van het schip naar de kant getrokken wordt.

Tekening van Willem Akkerman van het wieleffect bij vooruit en achteruit slaan van een linksdraaiende schroef.
 
Bij achteruit (overstuur) varen zal het schip niet meer of nauwelijks naar het roer luisteren en meestal alleen gecorrigeerd kunnen worden door een korte klap vooruit met het roer in de juiste richting. Als het volgas klapje kort genoeg is zal het schip tengevolge van de slip nog steeds wat vaart achteruit blijven lopen. In dit geval is een boegschroef een uitkomst. Met korte stootjes links en rechts kan het overstuur varend schip op koers gehouden worden. In de beroepsvaart wordt de aandrijfschroef overigens vaak in een tunnel geplaatst, waardoor het wieleffect vermindert. De Voith-Schneider- of kantelbladschroef die wel bij sleep- en veerboten wordt toegepast kent geen wieleffect.
Zie ook draaicirkel, sluizen, boegschroef.
Wierhandel
Wierhandel was in de 19e eeuw tot rond 1930 de handel in zeegras (wier) dat vooral groeide in de ondiepten van de Zuiderzee tussen de eilanden Wieringen en Vlieland. De naam Wieringen heeft overigens niets te maken met wier, het omgekeerde mogelijk wel. Gedroogd wier werd gebruikt als vulling van stoelen, matrassen en rijtuigbekleding. Het oogsten geschiedde bij eb door mannen in waadpakken van rundleer. Om ze waterdicht te houden smeerden de maaiers ze overvloedig in met hamelvet (schapenvet) of traan, of goten ze zelfs tot het kruis vol met warme bruine teer. Het hele wierseizoen (20 juni tot begin september) kon men daarom de mannen herkennen aan de geur die ze met zich meedroegen.

Het oogsten van zeegras (wier)
Wieringeraak
De Wieringeraak is een platbodem voor de visserij op het Wad en rond Wieringen, vooral op platvis, schelpen en wier. Het type werd in de tweede helft van de 19e eeuw ontwikkeld en gebouwd te Hindelopen, Makkum en Workum. De Wieringeraak is sterk verwant aan de Lemsteraak, doch korter (11.70m) en breder (4.40m) en heeft een lagere kop en een breder boeisel.
Wieringer lichter
De Wieringer lichter was een zwaar gebouwd binnenschip dat in de 17e, 18e en een deel van de 19e eeuw werd gebruikt als lichter op de rede van Texel en de Maasmond om daar zwaar geladen zeeschepen te lichteren (ten dele te lossen) voordat zij de Zuiderzee of de Maas opvoeren. Zij waren ook bekend als Texelse lichter of Zwolse kaag.
Wieringer skuutje
In de tweede helft van de 19e eeuw werd er rond het eiland Wieringen gevist met een schuitje (skuutje) dat doet denken aan de blazer uit diezelfde periode. Het Wieringer skuutje had had net als de blazer hoge rechte boorden, maar was slanker van vorm, geaccentueerd door een vrij scherp voor- en achterschip. Het vlak was recht en liep achter iets op.
Wierpot
Een wierpot of wierbak is een koelwaterfilter. Het is een pot met een uitneembaar en gemakkelijk te reinigen groffilter die zich in de toevoerleiding (standpijp) van opgepompt buitenwater bevindt. Over het algemeen zal men het wierfilter boven de waterlijn aanbrengen. Onder de waterlijn kan ook maar dat moet de standpijp met een kraan afsluitbaar zijn. In de handel zijn huiddoorvoeren met rooster verkrijgbaar. Het gebruik daarvan is sterk af te raden. Grove waterplanten (waterpest e.d.) kunnen tegen het rooster gezogen worden waardoor de opening geheel geblokkeerd wordt met alle gevolgen van dien. Ook de goedbedoelde "waterschepjes" kennen dat gevaar. Het filter van de wierpot is juist ontworpen om zo'n blokkade tegen te gaan en het is niet slim daar een extra barrière aan toe te voegen.
WIN-code WIN staat voor Watercraft Identification Number en heeft dezelfde betekenis als CIN (Craft Identification Number). Het is een rompplaatje met een uniek identificatienummer. Meer uitleg bij CIN-code
Windeffect Een effect dat door motorbootvaarders nogal eens wordt vergeten. Zoals de zeiler zijn windvaantje in de gaten houdt, moet de motorbootschipper zijn geusje in de gaten houden als hij op klein bestek moet manoeuvreren. Als het schip vaart maakt zal de wind weinig vat hebben, maar bij bijna stilliggen kan je voor verrassingen komen te staan. Het windeffect werkt weliswaar vertraagd, maar je schip zal onverbiddelijk opzij gezet worden. Afhankelijk van de opbouw zal het met de boeg of met de kont worden weggezet. In die omstandigheid kan het wel eens zijn dat je roer tegengesteld moet staan aan de richting waar je naar toe wilt. Met benutting van het wieleffect kan dan zonder de roerstand te wijzigen met korte klapjes voor- en achteruit toch zijdelings naar de gewenste plek gekomen worden. Omdat het effect per schip enorm kan verschillen moet je dit uitproberen. Voorbeelden zijn moeilijk zonder tekening te geven, vandaar een verwijzing naar een duidelijke uitleg in Waterkampioen nr 20 van 2000 onder de titel: "Wind als boegschroef".
Windfarm support vessel
Een "windfarm support vessel" of Service Operation Vessel (SOV) is een schip dat bij zware zeegang ingezet kan worden in de windenergiesector offshore. Het onderhoud van windturbineparken op zee. Het schip kan een deininggecompenseerde valreepverbinding met de windturbine maken waardoor onderhoudspersoneel veilig van en naar de turbinefundatie kan lopen. Zo'n schip wordt dan ook wel W2W (walk-to-work) schip genoemd. De kraan om materialen over te brengen is meestal ook deininggecompenseerd.
Windjammer
Windjammer is een verzamelnaam voor zeegaande ijzeren en stalen zeilvaartuigen uit de latere periode van de koopvaardij. Een tijdperk dat eindigde met de opkomst van de stoomvaart. Aan dit onderwerp is een aparte pagina gewijd met veel afbeeldingen en uitleg.
Wind
snelheid
De windsnelheid wordt meestal uitgedrukt in schaaldelen Beaufort. De schaal gaat niet verder dan windkracht 12. Voor orkanen is er de aparte schaal voor hurricanes volgens Saffir & Simpson.
Bft omschrijving km/h knopen m/s effect op het zeeoppervlak
In 1927 door de Duitse kapitein Petersen aan de schaal van Beaufort toegevoegd.
0 windstil 0-1 0-1 0-0,2 Spiegelgladde zee (blak).
1 zwakke wind
(flauw en stil)
1-5 1-3 0,3-1,5 Golfjes welke de zee een geschubd aanzicht geven.
2 zwakke wind
(flauwe koelte)
6-11 4-6 1,6-3,3 Kleine, nog korte golven, toppen breken niet.
3 matige wind
(lichte koelte)
12-19 7-10 3,4-5,4 Kleine golven, toppen beginnen te breken, hier en daar een op zichzelf staande witte schuimkop.
4 matige wind
(matige koelte)
20-28 11-16 5,5-7,9 Kleine langer wordende golven. witte schuimkoppen beginnen al vrij veel voor te komen.
5 vrij krachtige wind
(frisse bries)
29-38 17-21 8-10,7 Matige golven van aanmerkelijk grotere lengte. Overal witte schuimkoppen; hier en daar opwaaiend schuim.
6 krachtige wind
(stijve bries)
39-49 22-27 10,8-13,8 Grotere golven, de brekende koppen geven grote witte schuimplekken; veelvuldig opwaaiend schuim.
7 harde wind 50-61 28-33 13,9-17,1 Golven worden hoger, witte schuim begint zich als strepen in de richting van de wind te ontwikkelen.
8 stormachtige wind 62-74 34-40 17,2-20,7 Matig hoge golven met aanmerkelijke kamlengte. De toppen waaien af en vormen goed ontwikkelde schuimstrepen in de richting van de wind.
9 storm 75-88 41-47 20,8-24,4 Hoge golven, zware strepen schuim. Rollers beginnen zich te vormen. Het zicht kan door verwaaid schuim worden beïnvloed.
10 zware storm 89-102 48-55 24,5-28,4 Zeer hoge golven met lange overstortende kammen. Grote oppervlakken schuim worden in zulke zware witte strepen verspreid dat de zee een wit aanzicht krijgt. Zware overslaande rollers. Het zicht is door verwaaid schuim verminderd.
11 zeer zware storm 103-117 56-63 28,5-32,6 Buitengewoon hoge golven (middelgrote schepen verliezen elkaar in een golfdal tijdelijk uit zicht). De zee is geheel bedekt met lange schuimstrepen. de kammen  verwaaien overal. Het zicht is sterk verminderd.
12 orkaan >117 >63 >32,6 De lucht is met schuim en verwaaid zeewater gevuld. De zee is volkomen wit door schuim. Zicht op enige afstand bestaat niet meer.
Een 17e eeuwse omschrijving:
Zeer harde storm-windt, die zoo geweldig aen komt, dat het gansche water daer van bewoogen werdt, en opstuift, drijft hey compas ront, werpt schepen om verre, en doet het water over landt-vloeien.

En de termen die Nederlandse zeelui in de zeventiende eeuw gebruikten om de windkracht aan te duiden. Een nadere uitleg bij de tijd vóór Beaufort.

Uitdrukking Omschrijving
Hapje, zogje, zugje Windvlaagje.
Fariabel lugie (lugtje) Zeer zwakke variabele wind.
Labberkoelte, labber lugtje, flauwe koelte Zwakke wind, slappe zeilen. Vergelijkbaar met 2 Bft.
Lichte koelte Zwakke tot matige wind. Vergelijkbaar met 3 Bft.
Bramzeilskoelte, matige koelte Matige wind. De bramzeilen moesten bij meer dan een matige wind gestreken of gereefd worden omdat het schip anders topzwaar werd. Vergelijkbaar met 4 Bft.
Dichte of stijve koelte, frisse bries Vrij krachtige wind.
Bakstage- of bakstags wind, stijve bries Stevig doorstaande, meer dan vier streken achterlijker dan dwars inkomende wind. Ook wel anders gezeylt genoemd.
Marszeilskoelte Krachtige wind.
De wind is wieuw (waauw) De wind is kwaad (goede wind).
Haak of kaak; haakwinden Rukwind of bui. Opkomende harde buiige winden
Huiken en guiten De wind raast (harde wind).
Onderzeilskoelte of schoverzeils weer Sterk doorstaande harde wind tot storm. Topzeilen (bram- en marszeilen) kunnen niet meer gevoerd worden.
Bijlegger Stormachtige tegenwind.
Lenzen voor top en takel Het schip in zware storm zonder zeilen voor de wind weg laten lopen.
Zeilen waaien uit de lijken Door orkaanwind scheuren zeilen los van het lijk (zoomtouw).
Uitschot Winddraaiing gepaard aan een windkrachtsprong.
Drooge buien; zengen Plotseling windstoten, vaak bij heldere hemel (white squall)
Bron: Historiche Maritieme Windschalen, H.Wallbrink en F.B.Koek. Zie ook wind volgens Witsen.
Windstreken
De kompasroos is verdeeld in windstreken. Een streek komt overeen met 11¼ graden, dat is het 32e deel van een cirkel. De streken worden als volgt benoemd, waarbij steeds een halvering van de hoeken tussen de vorige benamingen. Denk er aan dat graden onderverdeeld worden in minuten. 22½º kan dus ook geschreven worden als 22°30'.
Hoofdstreken: [90º] noord
N, oost O, zuid Z en west W.
Hoofdtussenstreken: [45º] noordoost
NO, zuidoost ZO, zuidwest ZW en noordwest NW.
Tussenstreken: [22½º] noord-noordoost
NNO, oost-noordoost ONO, oost-zuidoost OZO, zuid-zuidoost ZZO, zuid-zuidwest ZZW, west-zuidwest WZW, west-noordwest WNW en noord-noordwest NNW.
Streken: [11¼º] de streken worden vanaf de hoofd- of hoofdtussenstreken benoemd, dus vanaf noord tot oost: noord ten oosten
NtO, noordoost ten noorden NOtN, noordoost ten oosten NOtO en oost ten noorden OtN enz.
Een verdere verdeling kan nog worden gemaakt door de streken in halve-, kwart-, of achtste delen te verdelen, dus bijv.:
NOtO½O (noordoost ten oosten een half oost).
Windveer
In meervoudsvorm de populaire benaming voor cirruswolken. Bij een zeilschip de aanduiding voor het achterschip, gerekend vanaf de bezaansmast tot de spiegel, of in engere zin de vertikale verlenging van het hek. Zie voor een afbeelding rantsoenhout. Weerkaarten kennen ook windveren. De windrichting wordt aangegeven door een pijl of schacht met cirkeltje, de windkracht door een heel- (10 knopen) of half (5 knopen) streepje aan de schacht. De streepjes heten veren en worden bij elkaar opgeteld. In dit voorbeeld dus 25 knopen. Het open cirkeltje betekent onbewolkt. Naarmate het cirkeltje in kwarten dichter wordt getekend is er meer bewolking. Een geheel dicht cirkeltje betekent geheel bewolkt.
Winkelhaak Winkelhaak, schrijfhaak, blokhaak, smidshaak. Verschillende benamingen voor  het bepalen van een 90° hoek. Verrassend genoeg werd in de oude scheepsbouw niet alleen op het oog gebouwd, maar veelvuldig gebruik gemaakt van de rechte hoek van een winkelhaak, al of niet in combinatie met een loodlijn. Scheepsbouwer Cornelis van Yk [1697] vertelt hoe een winkelhaak "toe te stellen" is. "Laat genomen sijn drie Stokjes, 't eene lang 3, 't ander 4 en het derde 5 gelyke Delen, en al d' Einden t' samen gebragt sijnde, zal den Hoek die de twee kortste t' samen stellen, altijd regt wesen, gelyk by de Figuur B genoegsaam te sien is; en in der Wiskonstenaren eerste Wetboek, in de zeven-en-veertigste Propositie gezeid, en bewesen werd".
Winschooten

Wigardus à Winschooten was in de 17e eeuw een Nederlands taalkundige, die in Leiden onderwijs gaf. Van belang voor de scheepvaarthistorie is zijn boek Seeman; behelzende een grondige uitlegging van de Neederlandse Konst- en Spreekwoorden, voor so veel die uit de seevaert sijn ontleend en bij de beste schrijvers deeser eeuw gevonden werden [Leiden 1681]. Op deze site is gebruik gemaakt van het zeemanswoordenboek dat 175 jaar later gemoderniseerd en aangevuld werd door Jacob van Lennep in 1856 met als ondertitel De vermeerdere Winschooten, welke een jaar later besproken en nogmaals aangevuld werd door T. Pan. Beschikbaar in de digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren. Dat in Winschootens tijd de taal al aan veranderingen onderhevig was getuigd zijn volgende overweging bij het woord "spreiden":
"spreiden, en breiden schijnen mij de selve woorden, alleen verschillende in spelling: want wie van de liefhebbers der spelkonst weet niet, dat een b ligtelijk in p kan veranderd werden? daarenbooven dat somtijds de letter s (gelijkerwijs in sneb en neb getoond is) oovertollig is. Bij versetting van een letter, sie, seil veranderd in siel. Soo seid men sprieden, waar van een sprie, of, bedsprie: omdat het booven oover een bed gespreid werd: van spreiden komt verspreiden verbreiden: dat gerugt heeft sig verspreid: uitspreiden, uitbreiden. Spreiden nu een seilmaakers woord, beteekend gillen: waar van op sijn plaats gesprooken is. Spreidsel beteekend seer dun gesaagd hout,weshalven het sig seer verspreiden kan".
Winterklaar
maken

Winterklaar maken dient om lang stilliggen en vorst geen schade te laten berokkenen aan je schip. Er zijn ook bootbezitters die hun schip niet winterklaar maken maar de boot vorstvrij houden met een elektrische vorstbeschermer of het schip in een verwarmde loods laten overwinteren. Over wel of niet in het water overwinteren zijn de meningen verdeeld. In het water is de kans op vorstschade in ieder geval kleiner dan op de wal (buiten of onverwarmde loods), omdat de romp de watertemperatuur zal aannemen. Zelfs bij een dikke ijsvloer zal het onderwaterschip nog steeds vorstvrij zijn. Alleen in ondiep water zal in de loop van een vorstperiode de watertemperatuur kunnen zakken tot min nul graden. Wees dan bedacht op het natuurverschijnsel van onderkoeling. In principe kan elk schip een aantal jaren tot de volgende onderhoudsbeurt in het water blijven. Dat geldt ook voor houten en polyester schepen en zeker voor schepen met osmose. Het op wal overwinteren lijkt dé methode om het hout of polyester eens lekker te laten drogen, maar werkt vaak averechts. Bij houten schepen kunnen de huidgangen door krimp openwerken of zelfs scheuren en bij "osmoseklantjes" veranderen de pukkeltjes vaak in grote blazen, doordat het ingetrokken vocht bij droging niet goed weg kan. Verder is het bij lichtgewicht zeilschepen (polyester) van belang de mast te strijken of te verwijderen. De storm van 18-01-2007 heeft weer eens laten zien dat deze boten van de bokken kunnen worden geblazen en in jachthavens waar ze op rij liggen een domino-effect opleveren. Aan vaarwater dat  's winters bij ijsgang zo lang mogelijk wordt opengehouden, is het wel aan te bevelen op wal te overwinteren. Dikke - door ijsbrekers losgewerkte - ijsschotsen kunnen zelfs bij stalen schepen schade veroorzaken. Voor een laag schip, waar schaatsers gemakkelijk op de boorden kunnen komen en krassen veroorzaken, is dat misschien ook verstandiger. Stukvriezen van leidingen en kranen gebeurt overigens tijdens bevriezen en niet zoals hele volksstammen denken tijdens ontdooien. Het misverstand is begrijpelijk, want pas na ontdooien bemerk je dat de boel stuk is. Het doet er ook eigenlijk niet toe, want stuk is stuk...

Accu's: Gescheiden volladen en het liefst tijdens de winterstop wat ontladen/bijladen. Als ze niet te zwaar zijn kan je ze ook mee naar huis nemen en daar af en toe wat ontladen/bijladen. Aan boord kan je dit proces automatiseren door gebruik te maken van een zonnepaneel en een ventilator tegen condensvorming en daarmee twee vliegen in één klap slaan. Een volgeladen accu kan temperaturen van zo'n -45°C doorstaan. Een bijna lege accu kan al stuk gaan bij -10°C. Het enige voordeel van lage temperaturen is dat de zelfontlading in een lager tempo gaat dan 's zomers.

Standpijpen onder de waterlijn (met afsluiter): Draai de kraan dicht. Vul de standpijp met koelvloeistof en draai bij kogelkranen, dat zijn de kranen met een hendel, daarna de kraan open en direct weer dicht. Als je daarbij de pijp of slang op druk brengt (blazen) komt er ook koelvloeistof in de kamer van de afsluitkogel. N.B. dit zal alleen maar nodig zijn bij zeer strenge vorst, want in Nederland zal het water dieper dan pakweg 20cm niet snel bevriezen. Maar goed, dat weet je niet van te voren. Wanneer je de beschikking hebt over een stofzuiger met blaaskant kan je de kogel zelfs droog blazen. Zet de hendel onder een hoek van 45°. De ruimte achter de kogel is dan open, waardoor je standpijp met kraan eenvoudig kan droogblazen. Terwijl de stofzuiger nog blaast de afsluiter dichtdraaien (tip van Henk Bos).
Op de wal: kraan open. Dicht kan ook, maar pas nadat de boot op wal staat en pijp en kraan gelegenheid hadden leeg te lopen.

Stand- of loospijpen boven de waterlijn (zonder afsluiter): Hang door de pijp een stukje (tuin)slang dat aan de bovenzijde open en aan de onderzijde afgesloten is met een kurk. Het kan ook met de open zijde in het water, maar dan moet de slang zeker 20cm onder het vlak uitsteken.

Onderwatertoilet:
Er mag vanaf 2009 niet meer geloosd worden op buitenwater
Bovenwatertoilet:
Er mag vanaf 2009 niet meer geloosd worden op buitenwater.

Ander toilet: Veel mensen zullen gekozen hebben voor een vuilwatertank of chemisch toilet. Bij aansluiting op een vuilwatertank is het meestal voldoende de toevoerleiding van het spoelwater leeg te blazen en wat antivries in de pot te doen en na één doorspoeling aan te vullen tot een laagje in de pot. Een chemisch toilet kan gewoon leeg gemaakt worden en de vuilwatertank natuurlijk ook.

Vaste drinkwatertank: Leeg maken.
Flexibele watertank: Hoeft niet leeg, maar i.v.m. waterbederf toch aan te bevelen.

Drinkwaterleidingen: Zoveel mogelijk leeg blazen en kranen openen.
Leegblazen kan met behulp van een fietspomp en een (niet te oude) binnenband. Knip de band naast het ventiel door en plak het korte uiteinde dicht. Schuif het lange eind een stukje over de leiding en bindt dit goed vast. Draai nu de band bij de leiding een aantal slagen om zodat er geen lucht door kan en pomp de band op tot ballondikte. Laat de slagen los en de leiding wordt keurig leeggeblazen. Zonodig herhalen. Op de nieuwsgroep nl.sport.varen las ik het volgende: "Ik heb mijn watertank geheel leeg gepompt tot de pomp aan toe. In de afsluiters heb ik mengsel van 50% spiritus en 50% water, deze verhouding bevriest pas bij -18 graden".
Helaas wordt de techniek van het vullen van de afsluiters niet nader omschreven. Er bestaat tegenwoordig ook drinkwater antivries.Een niet giftig maar volkomen nutteloos product. Toevoeging van het kant-en-klare product aan een volle watertank vermindert het antivrieseffect aanzienlijk en de tank moet volgend jaar zorgvuldig worden doorgespoeld. Waarom zou je drinkwater een winter willen bewaren? Toevoeging aan leegstaande leidingen wordt door de leverancier wel aanbevolen maar is nutteloos. Een "lege" leiding of  kraan met een restje water zonder druk kan niet stuk vriezen. Ook bij deze toepassing moet in het volgend seizoen het gehele drinkwatersysteem worden doorgespoeld. Ga er maar aanstaan.

Boiler: Het liefst ook leegblazen, maar voor zo'n inhoud is al gauw een compressortje nodig. Anders gewoon kranen openen daarmee de druk wegnemen. Bevriezing zal geen schade berokkenen, want het uitzettend ijs heeft nu ruimte.

Dieselbrandstoftank: Volledig vol tanken anders kan condens ontstaan met kans op de dieselbacterie. Zeker wanneer de tank bij een stalen schip boven de waterlijn tegen de buitenwand ligt. Als je tijdens de winterstop niet vaart is e.v.t. vlokvorming van dieselolie onbelangrijk, zodra de temperatuur omhoog gaat verdwijnt het euvel. Als je in de winter wel af en toe vaart en de brandstoftank en leidingen zich niet onder de waterlijn bevinden, zorg dan dat de gebunkerde dieselolie van na oktober is. De z.g.n. winterkwaliteit. Deze geeft tot -16º C geen vlokvorming.

Dieselmotor: Olie verversen en e.v.t filters vervangen. Nieuwe olie zorgt voor goede conservering tijdens een lange periode van stilstand. Hoewel... Er gaan steeds meer stemmen op dat moderne oliën helemaal niet zo vaak ververst hoeven te worden. Zeker niet bij een bootmotor met regelmatig toerental. Maar goed... Oude olie kan het best bij warme motor worden afgetapt. Laat de motor na draaien een tijdje met rust om bezinksel gelegenheid te geven naar beneden te zakken. Verwijder daarna de aftapbout onderin de carterpan. Als het door ruimtegebrek niet mogelijk is daar een bak onder te plaatsen, gebruik dan een carterpompje via de peilstokopening, of laat door een motorenbedrijf een permanent carterpompje installeren. Bij gemariniseerde automotoren zonder aangepaste carterpan (zonder kuiltje onder de peilstok) kan het nadeel zijn dat het residu (slijpsel en andere ongerechtigheden) niet helemaal mee komt en in het carter achterblijft.
Gesloten koelsysteem: Koelvloeistof verversen (om de 2 à 3 jaar, de corrosiewerende middelen zijn dan uitgewerkt).
Open koelsysteem zonder thermostaat en wierpot: Een nog weinig voorkomend systeem. Motor starten en inlaatkraan dichtdraaien. Motor afzetten wanneer geen water meer uit de loospijp komt. Beter is om de aanzuigslang boven de inlaatkraan los te koppelen en koelvloeistof te laten opzuigen tot het uit de loospijp komt. Slang weer vastmaken en in beide gevallen de standpijp inpakken met isolatiemateriaal.
Open koelsysteem met thermostaat en wierpot: Motor op temperatuur laten komen want de thermostaat moet open staan, anders wordt het koelwater omgeleid. Daarna stationair laten draaien. Inlaatkraan dichtdraaien. Deksel van wierpot halen. Koelvloeistof in wierpot gieten tot het uit de uitlaat of loospijp komt. Motor stop zetten. Nog iets koelvloeistof bijgieten. Kraan open en direct weer dichtdraaien. Wanneer er een aftapkraantje aanwezig is kan kan men het koelwater eerst laten weglopen, dan de thermostaat verwijderen en verder bovenstaande procedure volgen. Gebruik bij voorkeur koelvloeistof en geen antivries.
Interkoeling systeem
: In het motorcircuit koelvloeistof verversen (om de 2 à 3  jaar). Het buitencircuit dat langs de wisselaar loopt behandelen als beschreven bij open koelsysteem. De motor hoeft echter niet op temperatuur te komen. N.B. voor het buitencircuit (watergekoelde uitlaat) kan ook het goedkopere antivries gebruikt worden.

Brandstofsysteem:
Sommige schippers gaan zo ver, dat ze ook het brandstofsysteem beveiligen met een speciale conserveringsolie. Het brandstoffilter wordt verwijderd en men laat de motor even lopen met de conserveringsolie als brandstof, tot deze flink begint te roken. Ikzelf heb dit nooit gedaan en ben van mening dat het alleen zoden aan de dijk zet als het schip voor meerdere jaren opgelegd wordt. Voor het overwinteren van een benzine bb-motor geldt een ander verhaal:

Buitenboordmotor (benzine): Olie vervangen, (elk tweede seizoen olie in staartstuk vervangen). Zet een emmer schoon water op een kruk onder de motor, zodat het staartstuk er in hangt, of gebruik een verzwaarde kliko. Motor even laten draaien. Bougiekabels lostrekken. Carburateur aftappen. Water aftappen uit de uitlaatdemper (met een carterpompje gaat dat prima). Draai de bougies er uit, sproei wat motorolie in de gaten, draai de motor een paar slagen rond  en zet de bougies weer terug.
Een snellere methode is de tip van garagehouder GerB: "Laat bij stationair lopen een dun straaltje olie (e.v.t. spuitbus) in de carburateur lopen tot de motor afslaat. De olie zit dan overal, kleppen, cilinder en in- en uitlaatkanalen. Het volgend seizoen zal de motor gewoon starten met wel in de eerste 10 sec. een dikke rookpluim".
Wanneer je een bb-motor zonder zo'n conserveringsmaatregel laat overwinteren kan je het volgend jaar bijna zeker zijn van problemen. Twee- of viertakt, het blijven ondingen als ze niet regelmatig gebruikt worden. Hetzelfde geldt voor benzinegeneratoren. Er komt altijd na lange stilstand in meer of mindere mate roestvorming op de cilinderwand. Het gevolg kan een "onronde" cilinder zijn en/of groeven in de wand door "vastgebakken" zuigerveren. Berucht is ook het "verzepen" van de carburatie (vlotter en sproeier).
Simon Carmiggelt schreef in zijn korte verhaal "Bootje": "... zo'n ploffende buitenboordmotor die je, door aan een touwtje te rukken, in werking stelt. Soms lukt dat. Niet vaak". Onze Belgische buur Herman Maes schreef een prachtige verhaal over een net gekocht bootje met bb-motor: "Er is echter nog een klein probleempje: tot op heden zijn we er nog niet in geslaagd om de motor aan de praat te krijgen. Het trekken aan die koord is beenhard en de weerslag ervan doet de handen altijd weer ergens tegenaan slagen". En even verder: "Vanaf   9 uur proberen we de motor te starten. Een volledig uur hebben we nodig maar dan plots lukt het!".

Buitenkant schip: Schoonmaken en in de was zetten. Vlaggen, fenders, touwwerk en demontabel houtwerk (naambordjes) verwijderen. Bij vastzittende bouten en moeren is dieselolie een prima alternatief voor kruipolie, maar pure aceton of cola werkt beter. Sluit ontstane gaten af met korte passende boutjes met kunststof sluitringen en een lik vaseline.
Mondvoorraad: Minimaal niet-alcoholische dranken en bederfelijke waar mee naar huis nemen. Blikvoer en droog spul als kruiden, macaroni en rijst kan, mits de vervaldatum nog ver weg is, bij een goed geventileerde of van vochtvreters voorziene boot, best aan boord blijven.
Gasflessen: Bij overdekte stalling mee naar huis nemen (is meestal verplicht). Bij overwintering in het water is dit overbodig. Propaangas kan goed tegen vorst. Uiteraard de gasfles dichtdraaien.
Verf, kit e.d: Mee naar huis nemen.
Lijnen en schoten van kunststof kan je gehuld in een kussensloop handwarm wassen in de wasmachine. Ze zijn dan weer in tiptop conditie voor het volgend seizoen.
Interieur: Als het kan ventileren en anders gebruik maken van een of meerdere vochtvreters. Ventilatie en vochtvreters niet tezamen toepassen, anders ben je alleen maar buitenlucht aan het ontvochten.
Een uitstekend boekje over onderhoud en winterklaar maken is in 1987 uitgegeven bij Hollandia: Foeke Roukema; Handboek onderhoud voor zeil- en motorjachten, ISBN 90 6045 520 7. Verder heeft de ANWB een pdf'je met een checklist. Het zijn geen oplossingen, maar wel aandachtpunten.

Wipper
Met een wippertuig kan de bemanning van een gestrand schip één voor één naar de vaste wal overgebracht worden. De maximale afstand bedraagt zo'n 400 meter. Allereerst wordt een dunne lijn vanaf de wal met het wippertoestel (lijnwerpmortier) naar het schip geschoten, waarna de bemanning van het gestrande schip een dikkere lijn naar binnen kan halen. Deze kabel wordt zo hoog mogelijk op het schip vastgemaakt, terwijl op de wal een driepoot met een boor- of grondanker als fundatie dient. Aan de kabel kan nu met een haallijn de katrol (het wipperblok) waaraan de reddingbroek hangt heen en weer gehaald worden. In de boei met broek kan telkens één persoon plaats nemen. Na de zeventiger jaren is de wipper in onbruik geraakt omdat men veel efficienter gebruik kan maken van een helikopter. Het wippertoestel van de KNRM uit Westkapelle, dat sinds 1911 in gebruik was, is in 2009 geschonken aan museum Het Polderhuis in Westkapelle. N.B. De benamingen wipper, wippertuig en wippertoestel worden door elkaar gebruikt voor de gehele installatie, maar eigenlijk is de wipper de broek; het wippertuig de installatie en het wippertoestel het afvuurmechanisme.
Wire chute
Een verwante Amerikaanse uitvinding was de wire-, high-line- of trapeze chute van Gualala. Het was een uitvinding van de gebroeders St. Ores van Canadese afkomst die zich in Gualala hadden gevestigd en oorspronkelijk bedoeld om lading (hout) naar schepen bij een rotsachtige kust te transporteren. De foto uiterst links uit 1916 toont Kaptein Schuyler Colfax Mitschell en zijn familie die per wire chute vanaf het schip naar de vaste wal van Noyo zweven. De foto linksonder toont een vat met zitplaats, een zgn. 'beuzelstoel', waarin men personen in een sloep kon laten zakken. In dit geval gebruikt door een kapiteinsvrouw van een walvisvaarder uit New England.

beuzelstoel

wire chute met hout
Bron: Spiegel der Zeilvaart, mei 1981 en Time Life. 
Witsen Zie Nicolaes Witsen, schrijver van Aeloude en hedendaegsche scheeps-bouw en bestier [1671].
Woeling Een strak aangehaald touwbindsel om rondhouten. Werd in vroeger tijd vooral gebruikt bij gekuipte masten om de schaaldelen bijeen te houden en bij ra's uit twee delen om de lange afgeschuinde kanten samen te binden, maar ook als stijve verbinding van boegspriet aan romp. Bij masten en ra's werden meerdere woelings op zo'n halve meter afstand aangebracht. Bij masten werden de woelings wel opgesloten (bijeengehouden) door houten hoepels. Een woeling wordt aangelegd als een takeling. Zie ook de snebbe van een galjoen.
Wolken
Om te kunnen bepalen of het weer op korte termijn verslechtert of verbetert is herkenning van wolkensoorten belangrijk. Een beknopte beschrijving:
 Cirruswolken.
-afzonderlijke wolken.
-teer, vezelig, zonder eigen schaduw, meestal wit.
-soms als krijtstrepen aan de hemel.
-soms afzonderlijke toefjes of veren.
 Cumuluswolken.
-afzonderlijke wolken.
-bovenzijde koepelvormig met halfronde uitwassen.
-onderzijde vrijwel horizontaal.
-met zon in de rug vlakken witter dan randen.
-tegen de zon in donker met lichte rand.
-zijdelings licht: sterke contrasten van licht en donker.
-aan boven- en onderzijde scherp begrensd.
 Cumulonimbuswolken.
-uitgebreide wolkenmassa's.
-bovenzijde vezelachtig, pluim- of aambeeldvormig.
-buien, geen gestage neerslag; mogelijk onweer.
(Regen en sneeuw kunnen als bui vallen, hagel alleen als bui, motregen nooit).
 Stratuswolken.
-sluiers aan het firmament.
-soms witachtige sluier, halo (kring) om de zon.
-soms vezelachtige sluier met grauwe tint, zon vaag te zien als door matglas.
-soms als laag vormloos wolkendek, egaal en donkergrijs.
Verwant: barometer.
Wrakkenwet De wrakkenwet dateert van 19 juli 1934 en dient tot vaststelling van bepalingen omtrent de opruiming van vaartuigen en andere voorwerpen, die binnen territoriaal gebied in openbare wateren zijn gestrand, gezonken of aan den grond geraakt of in waterkeringen of andere waterstaatswerken zijn vastgeraakt. De wet geldt nog steeds en is van de toenmalige minister van Waterstaat Ir. J.A. Kalff (die van het kalfdek). De regeling dient om de beheerder van het vaarwater bij opruiming te vrijwaren van schadeclaims van belanghebbenden. Naar huidige maatstaven een vreemde wet. Je zou verwachten dat de wrakeigenaar voor opruimingskosten opdraait, maar artikel 10 is daar genuanceerd over: "De kosten, krachtens deze wet gemaakt, komen, voor zoveel zij niet door belanghebbenden zijn terugbetaald, of uit de opbrengst van het [....] verkochte kunnen worden gekweten, ten laste van den beheerder, onverminderd diens bevoegdheid om de [.....] te zijnen laste komende kosten te verhalen op degene, die volgens de wet daarvoor aansprakelijk is".
Wrang
Ook vrang. Dwarsscheepse versteviging in het vlak van een schip, meestal voorzien van gaten (muizelingen of loggaten) waardoor lek- en condenswater naar het laagste punt kan lopen. De benaming wordt bij binnenschepen en vissersvaartuigen alleen aan gebogen delen en niet aan rechte gegeven [ZL]. Bij grote schepen met dubbele bodem bestaan de wrangen uit verticale platen met mangaten. De klapmuts, het driehoekige plechtje dat het boeisel van voor- of achterschip bij elkaar houdt wordt ook wel wrang genoemd. Verwant: mastspoor op de wrangen.
Wrikken
Wrikken is de manier om een (roei)boot, doorgaans over korte afstand, voort te bewegen met één roeispaan (ronde wrikriem) aan de achterzijde van de boot. Op de spiegel is een ronde uitsparing, wrikgat of scheegat genoemd, waarin de wrikriem heen en weer bewogen wordt. Wrikken moet je leren, het is een slag. Volgens het Handboek voor Zeemanschap is de juiste opstelling langsscheeps aan stuurboord of bakboord van de riem; het einde daarvan met beide handen voor de borst, de binnenhand in bovengreep en de buitenhand in ondergreep, zodat het blad in snelle achtvormige schroefbewegingen gebracht kan worden. Toch staat men bij het wereldkampioenschap wrikken (rechter plaatje/filmpje) anders. De deelnemers staan met hun rug naar de voorzijde, wrikken op gelaatshoogte en kunnen dus niet zien waar ze heen gaan. Dat was ook mijn manier, maar mijn wrikken bleef onbeholpen. Zie ook het filmpje sculling over the stern. Je zou het een instructiefilmpje kunnen noemen. Er wordt zelfs uitgelegd hoe je achteruit kunt wrikken.
Er bestaat ook een Aziatische wrikmethode, de Yuloh, die geen vaardigheid vereist en sneller en minder vermoeiend is dan de onze. Hierbij hoeft het blad niet - zoals bij ons - gedraaid te worden, dit gebeurt automatisch door het 'mechanisme' van de Yuloh. Men hoeft dus alleen de riem heen en weer te bewegen. Ooggetuigen beweren in Japan vissers gezien te hebben die boten van 6,50 m met een gewicht van tenminste een ton een snelheid gaven van 4 knopen! Een lezer van Yachting Monthly heeft het yuloh-principe overgenomen en verbeterd. Zie hier zijn beschrijving voor zelfbouw.
Wrijfhout Bij grote (binnenvaart)schepen kunnen geen luchtgevulde stootwillen of fenders worden toegepast omdat ze door het enorme gewicht van het schip zouden knappen. In plaats daarvan worden houten palen of balken, tegenwoordig ook van kunststof, gebruikt die verticaal of vaker horizontaal langszij worden gehangen. Wrijfhouten worden ook wel aangebracht langs kaden en sluismuren, meestal op een dusdanige wijze dat ze met de waterspiegel kunnen zakken of rijzen. Ze heten dan scheerhout of kaaistut. Voor wrijfhout werd vroeger naast hout ook gebruik gemaakt van rotang (spaans riet) of oudjunk (oud touwwerk) [PrZ].
Witsen: Wryf-houten of willen. Ronde langachtige houten, welke buitewaarts tegen de scheepen gehangen werden, voor ’t aanbotzen en stooten van uiterlyk geweldt.
Verwant: berghout.
Wuit Wuit is een oude naam voor haspel. Er werd een loghaspel of garenhaspel mee bedoeld. De laatste was een haspel waarmee men uit kabelgaren schiemansgaren spon [WNT]. In het Beknopt Nederduitsch taalkundig woordenboek vinden we daarvoor het woord wui met als omschrijving: "werktuig om schiemansgaren op te winden". Maar wuit was/is ook de benaming voor het houten gereedschap met handvat en sleuf (de knuppel) die de veerman bij een kabelveerpontje gebruikt om het veer naar de overkant te trekken. Iets dergelijks (een stuk hout met gat of sleuf) wordt door Witsen op blz 516 beschreven als hulpmiddel om gladde bemodderde of dikke niet met de hand te omvatten ankerkabels bij het hieuwen in toom te houden. Volgens voornoemd BNT werd wui of wuit ook als duiding voor "den mond en de kin" gebruikt: Houd uwe Wuit. Kijk eens welk een aardig wuitje zij zet. Wuit lijkt dus een heus homoniem te zijn. Verwant: Veerpont.

Met houten knuppel aan touwkabel

Met ijzeren knuppel aan kettingkabel (1935)

 


Kabelpont Hembrug. De kabel is neergelaten om de passage van de Alkmaar. (ca. 1932) mogelijk te maken.
Links de man die het neerlaten/ophalen van de kabel bedient. In het midden de "wuitman" die het laatste stukje trekt.

Wulf De wulf is het hol gebogen dwarsscheeps gedeelte van het achterschip tussen hakkebord en spiegel. Met een "rechte wulf" werd het hakkebord bedoeld met daaronder e.v.t een "kromme wulf". De begrenzing/reling van de galderij werd ook wulf genoemd. Witsen noemt dat een tweede krom-wulf. Bij hedendaagse schepen wordt de gebogen bovenzijde van het schroefraam bij een geveegde kont ook wulf genoemd.
Wijdschip
De benaming smalschip of wijdschip betrof een maataanduiding voor binnenvaartzeilscheepjes die men in de vijftiende eeuw aanvankelijke karvielschip noemde. Het had te maken met de belangrijke doorvaart tussen de rivieren De Gouwe en de Hollandsche IJssel waarbij de sluis in Gouda gepasseerd moest worden  Hoewel de keersluis waar alleen doorgevaren kon worden wanneer het water in beide rivieren op gelijke hoogte was, in 1308 door een tweede stel deuren omgebouwd werd tot schutsluis, bleef de breedte beperkt tot een flessenhals van 16 voet 16 duim (4,68 meter). De schepen die met afgenomen zwaarden op maximaal deze breedte waren gebouwd heetten dus smalschip en alles breder/robuuster dan dat (Zuiderzeevaart) wijdschip. Verwant: maatschip -kast.

Antwoord
Waterverplaatsing:
Het water zakt. In de boot verplaatst het gewicht van het grind per liter inhoud 2,5 liter water. Gezonken verplaatst het grind per liter volume slechts 0,4 liter water.

 

  A     B     C     D     E     F     G     H     I     J     K     L     M     N     O     P     Q     R     S     T     U     V     W     X     Y     Z  

Heel graag op- of aanmerkingen.

Op alle materiaal (layout, tekst en afbeeldingen) rust het auteursrecht van schipper Cees e.a.
Overname van artikelen of delen daarvan is slechts geoorloofd na schriftelijke toestemming.

Mocht je ondanks alle in acht genomen zorgvuldigheid menen rechten te kunnen ontlenen
aan in deze pagina gebruikt materiaal, laat de schipper dat dan zo spoedig mogelijk weten.

    verantwoording