|
|
|
Waaiersluis![]() |
Een waaiersluis is een
schutsluis met "waaierdeuren" waardoor tegen de waterdruk geopend en gesloten
(geschut) kan worden. Een waaierdeur bestaat uit twee aan elkaar verbonden
delen, die rond kunnen draaien in een komvormige inkassing. Het ene blad
heeft een breedte van 5/6 van het andere blad. De delen vormen samen een
soort waaier. De waaierdeuren kunnen naar beide zijden het water keren. Door
de waaierkas via buizen met water te vullen verandert de druk op de deuren
zodanig dat deze zowel tegen de stroom in als met de stroom mee open en
dicht gedraaid kunnen worden [wiki]. Verwant: getijdesluis en koppelsluis. Zie ook waaiersluis Gouda, omloopriool en woelkelder op Binnenvaarttaal van collega Pieter Klein. |
Wachtnamen | Het
wachtlopen op een schip bestaat uit perioden van vier uur. In de koopvaardij ook wel zes
uur (zes uur op, zes uur af). Kanenbraaier Jos Komen geeft het volgende ezelsbruggetje voor de vier-uurs wachtnamen: Het Dingetje Van Adam Prikkelde Eva. 00.00 - 04.00u = hondenwacht (het hondje) 04.00 - 08.00u = dagwacht 08.00 - 12.00u = voormiddagwacht 12.00 - 16.00u = achtermiddagwacht 16.00 - 20.00u = platvoetwacht 20.00 - 24.00u = eerstewacht |
Walenschip | Het Walenschip, oorspronkelijk Walenmajol of mijole, was een Maasschip. Een tweemast rivierschip zonder zwaarden met puntige stevens. |
Walstroom | Bij een
walstroomaansluiting is het 220V boordnet verbonden met een wandcontactdoos in de huid van
het schip. Dat is een spatwaterdichte eurostekker met de pennen naar buiten, waarin de
contrastekker van de walstroom kan worden gestoken. Om te voorkomen dat op stalen schepen
bij langdurige aansluiting (ook zonder stroomverbruik) galvanische
corrosie optreedt mag de walaardeaansluiting niet met de scheepshuid verbonden zijn.
Dit gebeurt onbedoeld bij geaard metalen behuizingen van apparatuur (denk b.v. aan een
combilader) welke aan een scheepsschot is bevestigd. In alle gevallen is het beter gebruik te maken van
een scheidingstrafo. Lees in ieder geval eerst "walstroom, hoe zit het nu echt",
waarin een elektrotechnisch installateur het "waarom" van bepaalde
veiligheidsmaatregelen bij een walstroomaansluiting uit de doeken doet. Op ons Varen4U
forum schreef Leendert Jan nog de volgende tip: "Om te meten of je inzake electrolyse
in de veilige sector zit, neem een koperdraad die over circa 15 cm blank gemaakt is en
laat die 50 cm in het water zakken en verbindt die met de plus van een digitale voltmeter.
De min verbind je met het schip. Bij een spanning beneden de 650 millivolt (staal) of 850
millivolt (aluminium) is je schip onbeveiligd. Bij een hogere waarde is het schip
beschermd. Doe de meting met en zonder walaansluiting. Als bij walaanluiting de spanning
lager wordt heb je een serieus aardingsprobleem. Het komt helaas vaker voor dan men
denkt". Verwant: kettingvaart. |
Want![]() |
Benaming voor al het
lijnenwerk aan boord en onderdeel van de tuigage, maar ook
de benaming voor visnetten. Staand want of verstaging: alle stilstaande of vaststaande lijnen; de stagen en pardoens en de in de hoofdtouwen geweven ladders. De dwarstouwen waarover de bemanning opentert heten weeflijnen of wevelingen. Het want wordt strak/stijf gezet met een talreep. Een motorboot met mast kan ook want hebben. Het zijn dan de lijnen voor de dwarsscheepse steun aan de mast, die via een zaling lopen en vastgezet worden aan een putting. Lopend want: al het lopende werk, het touwwerk en staaldraad dat dient om zeilen te hijsen, te bergen of de stand te regelen, de vallen en schoten en de strijkreep, met behulp waarvan de mast gestreken kan worden. In de visserij kennen we staand- en gaand want. Staand want wacht op vis (stilstaande/hangende warnetten en fuiken), gaand want gaat er op af (voortgetrokken vistuig). |
Warmte wisselaar |
|
Water in dieselolie | Water in dieselolie is
een vervelend euvel. Het ontstaat meestal door condensvorming in een niet afgevulde tank.
De kans dat dit gebeurt is het grootst bij een tank die contact maakt met de stalen romp.
De motor kan er absoluut niet tegen en het is een voedingsbodem voor de gevreesde dieselbacterie die leidingen en filters kan verstoppen.
Bovendien kunnen brandstofleidingen zelfs bevriezen. Een waterafscheider in de
brandstoftoevoer is geen luxe en de tank moet tijdens de winterstop
in ieder geval vol zijn. De wijdverbreide tip die ooit in het blad Transport en Logistiek
gestaan zou hebben om je systeem watervrij te houden door per 100 liter dieselolie
maximaal een halve liter brandspiritus toe te voegen is een broodje aap. Doe dit niet.
Brandspiritus bevat zo'n 10% water. Het is vragen om moeilijkheden. Bezoeker Cees
Spaanderdam zei: "Als ooit iemand je dit verhaal weer op de mouw speldt, vraag dan
naar het bewuste nummer van Transport en Logistiek Nederland. Dat bestaat namelijk
niet". Verder gaf een test in maandblad Motorboot van maart 2012 onder de titel "Biobrandstof noopt tot waakzaamheid" een nogal verontrustend beeld. Het bleek dat de huidige toevoeging van biodiesel een vervelender waterprobleem kan geven. Waar water zich niet vemengde met ouderwetse dieselolie gebeurt dat wel bij de moderne B5 diesel (5% biodiesel). Door beroering in de tank ontstaat een troebele emulsie waar waterafscheiders niet goed raad mee weten. Bij moderne motoren zal dit mengsel funest zijn voor brandstofpomp en verstuivers. Verwant: biodiesel. |
Waterbederf | Met drinkwater
aan boord dient voorzichtig te worden omgesprongen. Het verdient aanbeveling de
drinkwatertank die voor consumptie wordt gebruikt niet te groot te nemen. Een tank van
zo'n 200 liter waarborgt een goede doorstroming. Liever wat vaker vers water bunkeren, dan
het gemak van een grote drinkwatertank. Doe thuis de test. Vul een glas of beker met water
en laat het een week staan. Gooi het daarna leeg en voel met je vinger aan de binnenkant.
De gladde slijmerige laag die je dan voelt is een zwakke weergave van de wand van je
drinkwatertank. Verwant: drinkwater. |
Wateren | Een typische gevalletje van "hé, dat wist ik niet". Wateren is het uit het oog verliezen van een schip (of ander object) door de bolling van de aarde [JvG]. |
Waterhaalder |
Waterhaalders of
verschwaterhaalders waren schepen die
de talloze bierbrouwerijen van vers zoet water voorzagen en in de steden de
waterleggers voor drinkwater aanvulden, maar ook bunschepen die zeewater uit het Marsdiep naar de zoutziederijen in de
kustplaatsen brachten. De laatsten werden meestal waterschip genoemd. Verwant: waterschip. |
Waterkaarten |
Waterkaarten voor Nederland: De meest gebruikelijke kaarten voor pleziervaart/watersport op binnenwater zijn de ANWB waterkaarten. Voor kust- en (ruim) binnenwater zijn er de hydrografische kaarten van de Koninklijke Marine. Ook verkrijgbaar bij de ANWB. Onderstaande kaarten zijn beschikbaar.
Bovenstaande informatie over ANWB waterkaarten is verouderd.
Per 23 september 2019 heeft de ANWB er voor gekozen zich niet langer toe
te leggen op Watersport activiteiten. en stopt daarom met haar activiteiten
rond bootbezit. BAM, dat hakt er in. Er is ook
een waterkaarten app
van voormalig ANWB- partner Biggerworks op abonnementbasis beschikbaar met als extra's: |
Waterlijn | Met
de waterlijn of loeflijn [vloon] duidt men een denkbeeldige lijn op het schip ter hoogte van de
waterspiegel aan, die de scheiding vormt tussen boven- en onderwaterschip, het gedeelte
dat water verplaatst. Het is de streek van het schip, welke zoals
men vroeger zei tusschen water en wind ligt en bij houten schepen het meest aan
bederf onderhevig is. Meestal wordt de lijn zichtbaar gemaakt met een geschilderde of
geplakte band in een afwijkende kleur. De lengte wordt o.a. gebruikt bij de formule
voor het bij benadering bepalen van rompsnelheid en kruissnelheid. Het verschil tussen de lengte van de
waterlijn en de lengte van het hele schip noemt men "overhang". Het bepalen van
de water- of vlotlijn voor het aanbrengen van een bies kan
een lastig klusje zijn. Het beste kan je eerst een seizoen varen, dan het schip uit het
water halen en voordat het afgespoten wordt, de door vuil zichtbaar geworden waterlijn of moetrand aftekenen. Op die manier krijg je een zuiver rechte
lijn, waarboven (5 à 10cm) de bies kan worden aangebracht. Het schoonmaken
van de waterlijn waar het vuil zich verzamelt kan een lastig klusje zijn.
Prima werkend is een zachte borstel met groene zeep, of Biotexsopje. Verder
werkt het laten inwerken van schoonmaakazijn, of een spray met Dasty ontvetter van de Wibra
ook geweldig. Verwant: diepgang. |
Waterpolitie | In tegenstelling
tot hetgeen veel mensen denken is de zorg voor veiligheid en welzijn van de waterrecreant
een taak van de regionale politie. De gespecialiseerde waterpolitie is voornamelijk actief
op doorgaande vaarwegen en ruime wateren, maar ondersteunt op verzoek de regionale
politie. Beide behoren tot het Korps landelijke politiediensten KLPD. Daarnaast heeft
Rotterdam-Rijnmond als enige regio een eigen Zeehavenpolitie, voorheen Rivierpolitie. Het
werkgebied loopt van Ridderkerk tot 5 mijl op zee, maar in de zomermaanden wordt er ook
gesurveilleerd op het Brielse Meer en het Haringvliet. Het altijd bereikbare landelijke
nummer van de KLPD-waterpolitie is 0343-535355. Voor minder urgente zaken de afdeling
communicatie 0343-535427. De meldkamer van de Zeehavenpolitie is te bereiken op
010-2741212. Uiteraard zijn politievaartuigen, mits binnen zendbereik, ook via
marifoonkanaal 10 of een blokkanaal aan te roepen.
|
Waterschip |
Waterschepen
waren bunschepen die zeewater uit het Marsdiep naar de zoutziederijen in de
kustplaatsen brachten, maar ook als verschwaterhaalders die de talloze bierbrouwerijen van
vers zoet water voorzagen en in de steden de
waterleggers aanvulden.
Waterschip was ook een verzamelnaam voor zwaar gebouwde
kuilnetvissersschepen die de vis levend aan wal brachten. In de visbun blijft het water tijdens het zeilen in voortdurende stroming doordat de zijwanden
van de bun (aan de buitenzijde van het schip te zien) bestaan uit van gaten voorziene
ijzeren, zinken of koperen platen, die de huidgangen in hun verloop volgen.
Verder deden waterschepen dienst als slepers van
scheepskamelen die over Pampus werden
getrokken. Verwant: waterhaalder. |
Waterslag scheepsmotor |
|
Watersport |
Tja,
wat wordt nu eigenlijk bedoeld met watersport? Sport is toch een fysieke
krachtmeting die over het algemeen een competitieaspect heeft? Waarom worden
pleziervaarders dan aangeduid als watersporters? De Maritieme Encyclopedie
verstond in 1970 onder watersport: "In eigenlijke zin alle lichamelijke oefening en ontspanning, dus
alle sportbeoefening op of in het water. In het algemeen rekent men hiertoe echter alleen
die sporten, die op het water worden beoefend met een speciaal daarvoor bestemd vaartuig:
kanosport, roeisport, waterskien, ijszeilen en zeilsport".
Het BPR kent voor watersport slechts twee artikelen:
Artikel
8.08 Watersport zonder schip en Artikel 9.05
Zeilplanken en soortgelijke vormen van watersport die niets te maken hebben
met varen. Waarom dan toch het
aanbevelings- en verbodsteken "sport" met de
betekenis "kleine schepen toegestaan of verboden". Een klein schip
is volgens het BPR dus bestemd voor sportbeoefening, hoewel geen enkel BPR-artikel
daar naar verwijst. Verwant:
pleziervaart, sportboot.
|
Watersport verbond | Het Watersportverbond, voorheen KNWV, is met meer dan 500 aangesloten watersportverenigingen en 60 klassenorganisaties de grootste vertegenwoordiger van watersporters in Nederland. Doel van het verbond is het bevorderen van de watersport in Nederland. In 2004 is na een intensief samenwerkingsverband de Noord Nederlandse Watersport Bond (NNWB) met zo'n 100 aangesloten watersportverenigingen en organisaties uit de Noordelijke provincies opgegaan in het Watersportverbond. |
Waterstag | De waterstag dient om de kluiverboom of boegspriet in neerwaartse richting vast te houden tegen de opwaartse krachten van (bram)stagen.. |
Waterstuk |
Een waterstuk is het lage boeisel bij sommige bokken tussen de
oorstukken. Oorstukken zijn de hogere boeisels bij de plechten. De twee benamingen
zijn terug te vinden in het proefschrift "Verdwenen schepen" van Gerrit
Schutten onder het hoofdstuk "Zuid-Hollandse bouworde". Bokken zonder
waterstuk werden gebruikt voor baggerwerk en veevervoer en bokken met
waterstuk voor droge lading (turf).
|
Watertank | Zie drinkwater. |
Water verplaatsing |
Ten eerste: De
term wordt gebruikt voor het gewicht van de hoeveelheid water die door een drijvend
lichaam (een schip) verplaatst wordt, welke gelijk is aan het totaalgewicht van het
schip met alles "d'rop en d'ran". Ook wel aangeduid als deplacement. Hier komen
we de beroemde, voor de scheepsbouw zo fundamentele hydrostatische wet van onze Grieks
mathematicus en fysicus Archimedes [287-212 v. Chr] tegen. Deze wet leert dat een zich in
een vloeistof bevindend voorwerp een opwaartse kracht ondervindt gelijk aan het gewicht
van de hoeveelheid verplaatste vloeistof. Strikt genomen is er verschil tussen de woorden
waterverplaatsing en deplacement. Waterverplaatsing is gerelateerd aan het volume van een
volledig gezonken object. Deplacement is gerelateerd aan het gewicht van het drijvend
lichaam, zoals hierboven beschreven.
Deplacement wordt in het algemeen uitgedrukt in metrische ton of in Engelse 'long ton' (1 Lt
= 1.01605 t = 2240 lbs = 1.12 St of Amerikaanse short ton). Het deplacement
(t) = de waterverplaatsing (m³) x soortelijk gewicht van zeewater of 1.025
t/m³. Ten tweede: Waterverplaatser (waterverdringer) wordt ook gebruikt als duiding voor een langzaam varend schip dat niet in plané kan komen. Huidige jachtbouwers en makelaars noemen deze vaareigenschap niet zelden "verdrenger". Het klinkt vakkundig, maar verdrenger is een niet bestaand woord. Zelfs geen spookwoord. Verwant: vuistregel waterverplaatsing, swath. Leuk vraagje: Een dekschuit met grind (grint mag ook) ligt in een sluis met gesloten deuren en gesloten rinketten. Ineens kantelt het schip en verliest zijn lading, maar richt zich op en blijft drijven. Wat gebeurt er met het waterniveau in de sluiskolk? Gaat het omhoog? Gaat het omlaag? Of blijft het gelijk? Hier het antwoord. |
Water vliegtuig |
Op de Randmeren en IJsselmeer/Markermeer kan je theoretisch te maken krijgen met een watervliegtuig. Of liever gezegd juist niet, want hier gelden dezelfde regels als voor draagvleugelboten en luchtkussenvaartuigen. Volgens Art 6.02 BPR zijn ze verplicht andere schepen voorrang te verlenen. Een watervliegtuig (oude benaming drijvervliegtuig) wijkt voor alle vaart en zal een voorgenomen landing over de marifoon aankondigen. |
Weer | Een eenvoudige gratis
weersvoorspelling is overal op internet te vinden. Met zo'n voorspelling als uitgangspunt
is het mogelijk door eigen waarneming met redelijke betrouwbaarheid een verwachting voor
de komende uren vast te stellen. Onderweg kan geluisterd worden naar radio of marifoon;
zie weer- en veiligheidsberichten de klok rond. Weersverslechtering. - luchtdruk daalt. - wind krimpt en wordt krachtiger. - opkomende cirruswolken (windveren), meestal vanuit het westen of kring om de zon. ![]() Vaak betekent dit de voorkant van een frontale storing (depressie). Als nog geen luchtdruk en temperatuurdaling wordt waargenomen zal de verslechtering overigens niet in de eerstkomende uren plaatsvinden. De waarschuwing voor een verslechtering (al of niet) is vervat in een oud zeemansrijmpje: Komt eerst de wind en dan de regen, daar kunnen de bramzeilen wel tegen. Maar komt eerst de regen en dan de wind, reef je zeilen dan gezwind. Weersverbetering. - luchtdruk stijgt. - wind ruimt en neemt af. - bewolking breekt bij stratuswolken of cumulus wordt minder. ![]() De te verwachten weersverbetering kan van korte duur zijn en gevolgd worden door een nieuwe depressie. Dit als het KNMI wisselvallig weer voorspelde. Wanneer het weer niet verbeterde sprak men vroeger over: "het weer biet geen zoen". De onstuimigheit des luchts en stilt niet, het weer schijnt noch niet te willen bedaren. Kenmerken bij constante wind en luchtsoort (in de zomer): Polaire lucht uit het noordwesten. - koude vochtige luchtmassa. - meestal goed zicht, wisselvallig weer. Atlantische tropische lucht uit het zuidwesten. - warme vochtige luchtmassa. - matig zicht, sterke bewolking, vaak motregen. Afrikaanse tropische lucht uit het zuiden. - droge warme luchtmassa. - matig tot slecht zicht door meegevoerd stof, sluierbewolking. Continentale tropische lucht uit het oosten. - zeer warm. - helder weer, goed zicht. Balkanlucht uit het zuidoosten. - zeer warm, heiig, kans op (warmte)onweer. Occlusiefront in een depressie. - ontstaat wanneer het langzamer bewegend warmtefront in een depressie wordt ingehaald door het sneller bewegend koufront. Vaak ontstaat frontale mist. Disige of diezige lucht. - oude Zeeuwse benaming voor een nevelige, mistige lucht. Het woord bestaat ook in het Fries. En dan nog wetenswaardige oude benamingen. [NW] - buisch weer: dampig, nat en donker weer. - deizigh weer: dikke lucht. - dokigh weer: donker weer, betrokken lucht - hantzaam weer: zulk weer dat zeil en touw wel te handelen zyn. - schoverzeils weer: het waait zo hard dat het groot- of schoverzeil niet gevoerd kan worden. - verlegen weer: zeer quaadt (boos) weer in zee. - volhandigh weer: weer waarbij men zeil en touw bequamelyk kan handelen. - weergal: rood wolkje dat doorgaans buiig weer aankondigt. - zwaluwe weer: het water wordt door zulk een harde wind tegen de dijk aangezwiept dat de zwaluwen hun holen moeten verlaten. Zie ook wind volgens witsen. Verwant: barometer, windsnelheid, oude windtermen. |
Wegering![]() |
Bij houten schepen de langsscheepse verstevigingsbalk met inkepingen waarmee het spantwerk wordt verbonden, maar ook de langsscheepse aftimmering van het ruim met planken. Onbewegerd en toch een wegering... Hoe zit dat? Kijk bij turfschip. |
Welzand | Welzand wordt door Van Lennep omschreven als: "Land waaruit het water opwelt of opborrelt en waarin alles weg zinkt". De hedendaagse term is drijfzand. |
Werktijden 18e eeuw |
Op een extract uit de ordonnantie van de admiraliteitswerf te Amsterdam uit 1778
in het bezit van het Rijksmuseum staat het toenmalig werktijdenrooster. De
veranderende aanvangs- en eindwerktijden
(vastwerken) in relatie
tot zonsopkomst en zonsondergang. Vanaf
8 januari vervroegde de aanvangstijd met het lengen der dagen
telkens (wekelijks?) met een kwartier van 7:00 u
tot uiteindelijk 5:00 u. Die vroege zomertijd bleef van kracht van 1 april tot 16
september, waarna bij het korten der dagen wederom in sprongen van een
kwartier teruggegaan werd naar de wintertijd 7:00 u, die
overigens maar 11 dagen van kracht bleef. De eindtijden varieerden van
16:00 u tot 18:00 u, maar veranderden minder vaak en op andere data. In de
periode 25 februari tot 24 oktober werd er twee keer geschaft, van 8:00 u tot
8:30 u en van 12:00 u tot 13:30 u . In de periode 25 oktober tot 24 februari
slechts één keer van 11:00 u tot 12:00 u.
Begin- en eindtijden van werken en "schoften" werden kenbaar
gemaakt door "t luyden
der BENGEL van Haar Ed Timmerwerf". Samengevat was de langste werkdag op de werf dus van 5:00 u tot 18:00 u (13 uur) met twee schaften en de kortste werkdag van 7:00 u tot 16:00 u (9 uur) met één schaft en dat zes dagen per week. Het leven van een arbeider (soms al vanaf de leeftijd van 11 jaar) bestond eigenlijk alleen maar uit werken, eten en slapen. Vanwege de lange zomerwerkdagen en relatief korte winterwerkdagen bestond er "somerloon" en "winterloon". Uurloon bestond niet, men kreeg dag-, week-, of maandloon. Om toch een indruk te krijgen kwam dat gemiddeld voor een "volwaskracht" op een stuiver per uur. Weekgeld in de zomer kwam dan op: 3.90 gulden en in de winter op: 2.70 gulden. Daar kon je heus wel van leven. Woonkosten waren gering. De huur was vaak niet meer dan 50 cent dat wekelijks door een bode werd opgehaald. Bron: MG deel 3
|
Westerling | Een westerling was een kanaalschip in Vlaanderen uit de 19e en begin 20e eeuw. Hoewel voorzien van een simpel emmerzeil en topzeil meest in gebruik als sleepschip. |
Westlander | De westlander is een smal (max. 3,20 m) plat schip voor kleine vaarten in het poldergebied, eigenlijk ontstaan door de groeiende bollen- en kassencultuur. |
Wiel |
Wiel, waal, weel of waai is de benaming voor een diepe kuil of poel die is
ontstaan door een dijkdoorbraak of dijkoverstroming. In Zeeuws-Vlaanderen
worden het valputten genoemd, want door steeds aangevoerd water van een
rivier kan de put wel tot 25 meter diep uitgespoeld worden.. Nog
steeds zijn er langs buiten- of binnendijkse rivieren wielen te vinden. Verwant: Aa. |
Wieleffect | Het draaien
van de schroef geeft een zogenaamd wieleffect of directe schroefwerking. De achterkant van
het schip zal in de richting van de draaibeweging van de schroef trekken. Bij een rechtse
schroef naar stuurboord, bij een linkse naar bakboord. Bij een sneldraaiende kleine schroef met weinig spoed zal het wieleffect kleiner zijn dan bij een langzaam
draaiende grote schroef met grote spoed. Het bepalen of je schroef links of rechts draait
doe je door achter het schip te gaan staan en het bovenste schroefblad te bekijken. Als
daarvan de rechterkant meer naar voren (richting voorschip) staat is het een rechtse schroef en omgekeerd
natuurlijk links. Als het schip in het water ligt kan je tijdens het varen naar de
draaibeweging van de schroefas kijken. Links of rechts wordt dan bepaald door in de
richting van het voorschip te kijken. Bij
vooruit varen merk je weinig van het wieleffect omdat door de achterwaartse stuwkracht van
het schroefwater de roerwerking zal overheersen. Bij
afstoppen of achteruit varen is het een ander verhaal. Er is nu geen stuwkracht op het
roer. Het wieleffect gaat overheersen. De rechtse schroef draait bij achteruitslaan
linksom; het achterschip trekt dus naar bakboord. Een
noodstop zal het schip al gauw dwars op de koers brengen, hoewel het effect bij een
normale stop gecorrigeerd kan worden door het schip van te voren bakboord uit te sturen. Pleziervaarders prefereren een
linksdraaiende schroef, want bij afmeren aan de (meest gebruikelijke) rechterzijde van
vaarwater of sluis zal het wieleffect bij achteruitslaan er voor zorgen dat de achterzijde,
de kont van
van het schip naar de kant getrokken wordt.
Zie ook draaicirkel, sluizen, boegschroef. |
Wieringeraak | De Wieringeraak is een platbodem voor de visserij op het Wad en rond Wieringen, vooral op platvis, schelpen en wier. Het type werd in de tweede helft van de 19e eeuw ontwikkeld en gebouwd te Hindelopen, Makkum en Workum. De Wieringeraak is sterk verwant aan de Lemsteraak, doch korter (11.70m) en breder (4.40m) en heeft een lagere kop en een breder boeisel. |
Wieringer lichter | De Wieringer lichter was een zwaar gebouwd binnenschip dat in de 17e, 18e en een deel van de 19e eeuw werd gebruikt als lichter op de rede van Texel en de Maasmond om daar zwaar geladen zeeschepen te lichteren (ten dele te lossen) voordat zij de Zuiderzee of de Maas opvoeren. Zij waren ook bekend als Texelse lichter of Zwolse kaag. |
Wieringer skuutje | In de tweede helft van de 19e eeuw werd er rond het eiland Wieringen gevist met een schuitje (skuutje) dat doet denken aan de blazer uit diezelfde periode. Het Wieringer skuutje had had net als de blazer hoge rechte boorden, maar was slanker van vorm, geaccentueerd door een vrij scherp voor- en achterschip. Het vlak was recht en liep achter iets op. |
Wierpot![]() |
Een wierpot of wierbak is een koelwaterfilter. Het is een pot met een uitneembaar en gemakkelijk te reinigen groffilter die zich in de toevoerleiding (standpijp) van opgepompt buitenwater bevindt. Over het algemeen zal men het wierfilter boven de waterlijn aanbrengen. Onder de waterlijn kan ook maar dat moet de standpijp met een kraan afsluitbaar zijn. In de handel zijn huiddoorvoeren met rooster verkrijgbaar. Het gebruik daarvan is sterk af te raden. Grove waterplanten (waterpest e.d.) kunnen tegen het rooster gezogen worden waardoor de opening geheel geblokkeerd wordt met alle gevolgen van dien. Ook de goedbedoelde "waterschepjes" kennen dat gevaar. Het filter van de wierpot is juist ontworpen om zo'n blokkade tegen te gaan en het is niet slim daar een extra barrière aan toe te voegen. |
Windeffect | Een effect dat door motorbootvaarders nogal eens wordt vergeten. Zoals de zeiler zijn windvaantje in de gaten houdt, moet de motorbootschipper zijn geusje in de gaten houden als hij op klein bestek moet manoeuvreren. Als het schip vaart maakt zal de wind weinig vat hebben, maar bij bijna stilliggen kan je voor verrassingen komen te staan. Het windeffect werkt weliswaar vertraagd, maar je schip zal onverbiddelijk opzij gezet worden. Afhankelijk van de opbouw zal het met de boeg of met de kont worden weggezet. In die omstandigheid kan het wel eens zijn dat je roer tegengesteld moet staan aan de richting waar je naar toe wilt. Met benutting van het wieleffect kan dan zonder de roerstand te wijzigen met korte klapjes voor- en achteruit toch zijdelings naar de gewenste plek gekomen worden. Omdat het effect per schip enorm kan verschillen moet je dit uitproberen. Voorbeelden zijn moeilijk zonder tekening te geven, vandaar een verwijzing naar een duidelijke uitleg in Waterkampioen nr 20 van 2000 onder de titel: "Wind als boegschroef". |
Windfarm support vessel![]() |
Een "windfarm support vessel" is een schip dat bij zware zeegang ingezet kan worden in de windenergiesector offshore. Het onderhoud van windturbineparken op zee. Het schip kan een deininggecompenseerde valreepverbinding met de windturbine maken waardoor onderhoudspersoneel veilig van en naar de turbinefundatie kan lopen. Zo'n schip wordt dan ook wel W2W (walk-to-work) schip genoemd. De kraan om materialen over te brengen is meestal ook deininggecompenseerd. Zie de w2w animatie. |
Windjammer | Windjammer is een verzamelnaam voor zeegaande ijzeren en stalen zeilvaartuigen uit de latere periode van de koopvaardij. Een tijdperk dat eindigde met de opkomst van de stoomvaart. Aan dit onderwerp is een aparte pagina gewijd met veel afbeeldingen en uitleg. |
Wind snelheid |
De
windsnelheid wordt meestal uitgedrukt in schaaldelen Beaufort.
De schaal gaat niet verder dan windkracht 12. Voor orkanen is er de aparte schaal voor
hurricanes volgens Saffir
& Simpson.
|
Windveer![]() |
In meervoudsvorm de populaire benaming voor cirruswolken. Bij een zeilschip de aanduiding voor het achterschip, gerekend vanaf de bezaansmast tot de spiegel, of in engere zin de vertikale verlenging van het hek. Zie voor een afbeelding rantsoenhout. Weerkaarten kennen ook windveren. De windrichting wordt aangegeven door een pijl of schacht met cirkeltje, de windkracht door een heel- (10 knopen) of half (5 knopen) streepje aan de schacht. De streepjes heten veren en worden bij elkaar opgeteld. In dit voorbeeld dus 25 knopen. Het open cirkeltje betekent onbewolkt. Naarmate het cirkeltje in kwarten dichter wordt getekend is er meer bewolking. Een geheel dicht cirkeltje betekent geheel bewolkt. |
Winschooten | Wigardus
à Winschooten was in de 17e eeuw een Nederlands taalkundige, die in Leiden onderwijs gaf.
Van belang voor de scheepvaarthistorie is zijn boek Seeman; behelzende een grondige
uitlegging van de Neederlandse Konst- en Spreekwoorden, voor so veel die uit de seevaert
sijn ontleend en bij de beste schrijvers deeser eeuw gevonden werden [Leiden 1681].
Op deze site is gebruik gemaakt van het zeemanswoordenboek dat 175 jaar
later gemoderniseerd en aangevuld werd door Jacob van Lennep in 1856 met als
ondertitel De vermeerdere Winschooten, welke een jaar later besproken
en nogmaals aangevuld werd door T. Pan. Beschikbaar in de
digitale bibliotheek voor de
Nederlandse letteren. Dat in Winschootens tijd de taal al aan
veranderingen onderhevig was getuigd zijn volgende overweging bij het woord
"spreiden": "spreiden, en breiden schijnen mij de selve woorden, alleen verschillende in spelling: want wie van de liefhebbers der spelkonst weet niet, dat een b ligtelijk in p kan veranderd werden? daarenbooven dat somtijds de letter s (gelijkerwijs in sneb en neb getoond is) oovertollig is. Bij versetting van een letter, sie, seil veranderd in siel. Soo seid men sprieden, waar van een sprie, of, bedsprie: omdat het booven oover een bed gespreid werd: van spreiden komt verspreiden verbreiden: dat gerugt heeft sig verspreid: uitspreiden, uitbreiden. Spreiden nu een seilmaakers woord, beteekend gillen: waar van op sijn plaats gesprooken is. Spreidsel beteekend seer dun gesaagd hout,weshalven het sig seer verspreiden kan". |
Winterklaar maken
|
Winterklaar maken dient om lang stilliggen en vorst geen schade te laten
berokkenen aan je schip. Er zijn ook bootbezitters die hun schip niet
winterklaar maken maar de boot vorstvrij houden met een elektrische
vorstbeschermer of het schip in een verwarmde loods laten overwinteren. Over wel of niet in het water overwinteren zijn de meningen
verdeeld. In het water is de kans op vorstschade in ieder geval kleiner dan op de wal
(buiten of onverwarmde loods),
omdat de romp de watertemperatuur zal aannemen. Zelfs bij een dikke ijsvloer zal het
onderwaterschip nog steeds vorstvrij zijn. Alleen in ondiep water zal in de loop van een
vorstperiode de watertemperatuur kunnen zakken tot min nul graden. Wees dan bedacht op het
natuurverschijnsel van onderkoeling. In principe kan
elk schip een aantal jaren tot de volgende onderhoudsbeurt in het water blijven. Dat geldt
ook voor houten en polyester schepen en zeker voor schepen met osmose.
Het op wal overwinteren lijkt dé methode om het hout of polyester eens lekker te laten
drogen, maar werkt vaak averechts. Bij houten schepen kunnen de huidgangen door krimp
openwerken of zelfs scheuren en bij "osmoseklantjes" veranderen de pukkeltjes
vaak in grote blazen, doordat het ingetrokken vocht bij droging niet goed weg kan. Verder
is het bij lichtgewicht zeilschepen (polyester) van belang de mast te strijken of te
verwijderen. De storm van 18-01-2007 heeft weer eens laten zien dat deze boten van de
bokken kunnen worden geblazen en in jachthavens waar ze op rij liggen een domino-effect
opleveren. Aan vaarwater dat 's winters bij ijsgang zo lang mogelijk wordt
opengehouden, is het wel aan te bevelen op wal te overwinteren. Dikke - door ijsbrekers
losgewerkte - ijsschotsen kunnen zelfs bij stalen schepen schade veroorzaken. Voor een
laag schip, waar schaatsers gemakkelijk op de boorden kunnen komen en krassen veroorzaken,
is dat misschien ook verstandiger. Stukvriezen van leidingen en kranen gebeurt overigens
tijdens bevriezen en niet zoals hele volksstammen denken tijdens ontdooien. Het
misverstand is begrijpelijk, want pas na ontdooien bemerk je dat de boel stuk is. Het doet
er ook eigenlijk niet toe, want stuk is stuk... Accu's:
Gescheiden volladen en het liefst tijdens de winterstop wat ontladen/bijladen. Als ze niet
te zwaar zijn kan je ze ook mee naar huis nemen en daar af en toe wat ontladen/bijladen.
Aan boord kan je dit proces automatiseren door gebruik te maken van een zonnepaneel en een ventilator tegen condensvorming en daarmee twee vliegen in één klap slaan.
Een volgeladen accu kan temperaturen van zo'n -45°C doorstaan. Een bijna lege accu kan al
stuk gaan bij -10°C. Het enige voordeel van lage temperaturen is dat de zelfontlading in
een lager tempo gaat dan 's zomers. Boiler: Het liefst ook leegblazen, maar voor zo'n inhoud is al gauw een compressortje nodig. Anders gewoon kranen openen daarmee de druk wegnemen. Bevriezing zal geen schade berokkenen, want het uitzettend ijs heeft nu ruimte. Dieselbrandstoftank: Volledig vol tanken anders
kan condens ontstaan met kans op de dieselbacterie. Zeker
wanneer de tank bij een stalen schip boven de waterlijn tegen de buitenwand ligt. Als je
tijdens de winterstop niet vaart is e.v.t. vlokvorming van dieselolie onbelangrijk, zodra
de temperatuur omhoog gaat verdwijnt het euvel. Als je in de winter wel af en toe vaart en
de brandstoftank en leidingen zich niet onder de waterlijn bevinden, zorg dan dat de
gebunkerde dieselolie van na oktober is. De z.g.n. winterkwaliteit. Deze geeft tot -16º C
geen vlokvorming. |
Wipper![]() |
Met een wippertuig kan de bemanning van een gestrand schip één voor één naar de vaste wal overgebracht worden. De maximale afstand bedraagt zo'n 400 meter. Allereerst wordt een dunne lijn vanaf de wal met het wippertoestel (lijnwerpmortier) naar het schip geschoten, waarna de bemanning van het gestrande schip een dikkere lijn naar binnen kan halen. Deze kabel wordt zo hoog mogelijk op het schip vastgemaakt, terwijl op de wal een driepoot met een boor- of grondanker als fundatie dient. Aan de kabel kan nu met een haallijn de katrol waaraan de z.g.n. broek hangt heen en weer gehaald worden. In de broek kan telkens één persoon plaats nemen. Na de zeventiger jaren is de wipper in onbruik geraakt omdat men veel efficienter gebruik kan maken van een helikopter. Het wippertoestel van de KNRM uit Westkapelle, dat sinds 1911 in gebruik was, is in 2009 geschonken aan museum Het Polderhuis in Westkapelle. N.B. De benamingen wipper, wippertuig en wippertoestel worden door elkaar gebruikt voor de gehele installatie, maar eigenlijk is de wipper de broek, het wippertuig de installatie en het wippertoestel het afvuurmechanisme. |
Wire chute![]() |
Een verwante Amerikaanse uitvinding was de wire- of trapeze chute van
Gualala. Het was een uitvinding van de gebroeders St. Ores van Canadese
afkomst die zich in Gualala hadden gevestigd en oorspronkelijk bedoeld om
lading (hout) naar schepen bij een rotsachtige kust te transporteren. De
foto uit 1916 toont Kaptein Schuyler Colfax Mitschell en zijn familie die
per wire chute vanaf het schip naar de vaste wal van Noyo zweven. Bron: Spiegel der Zeilvaart, mei 1981, Arne Zuidhoek, foto: National Maritime Museum San Francisco. |
Witsen | Zie Nicolaes Witsen, schrijver van Aeloude en hedendaegsche scheeps-bouw en bestier [1671]. |
Woeling | Een
strak aangehaald touwbindsel om rondhouten. Werd in vroeger tijd vooral gebruikt bij gekuipte masten om de schaaldelen bijeen te houden en bij ra's uit twee delen om de lange afgeschuinde kanten samen te
binden, maar ook als stijve verbinding van boegspriet aan romp. Bij masten en ra's werden
meerdere woelings op zo'n halve meter afstand aangebracht. Bij masten werden de woelings
wel opgesloten (bijeengehouden) door houten hoepels. Een woeling wordt aangelegd als een takeling. Zie ook de snebbe van
een galjoen.
|
Wolken | Om te kunnen bepalen
of het weer op korte termijn verslechtert of verbetert is
herkenning van wolkensoorten belangrijk. Een beknopte beschrijving:![]() -afzonderlijke wolken. -teer, vezelig, zonder eigen schaduw, meestal wit. -soms als krijtstrepen aan de hemel. -soms afzonderlijke toefjes of veren. ![]() -afzonderlijke wolken. -bovenzijde koepelvormig met halfronde uitwassen. -onderzijde vrijwel horizontaal. -met zon in de rug vlakken witter dan randen. -tegen de zon in donker met lichte rand. -zijdelings licht: sterke contrasten van licht en donker. -aan boven- en onderzijde scherp begrensd. ![]() -uitgebreide wolkenmassa's. -bovenzijde vezelachtig, pluim- of aambeeldvormig. -buien, geen gestage neerslag; mogelijk onweer. (Regen en sneeuw kunnen als bui vallen, hagel alleen als bui, motregen nooit). ![]() -sluiers aan het firmament. -soms witachtige sluier, halo (kring) om de zon. -soms vezelachtige sluier met grauwe tint, zon vaag te zien als door matglas. -soms als laag vormloos wolkendek, egaal en donkergrijs. Verwant: barometer. |
Wrakkenwet | De wrakkenwet dateert van 19 juli 1934 en dient tot vaststelling van bepalingen omtrent de opruiming van vaartuigen en andere voorwerpen, die binnen territoriaal gebied in openbare wateren zijn gestrand, gezonken of aan den grond geraakt of in waterkeringen of andere waterstaatswerken zijn vastgeraakt. De wet geldt nog steeds en is van de toenmalige minister van Waterstaat Ir. J.A. Kalff (die van het kalfdek). De regeling dient om de beheerder van het vaarwater bij opruiming te vrijwaren van schadeclaims van belanghebbenden. Naar huidige maatstaven een vreemde wet. Je zou verwachten dat de wrakeigenaar voor opruimingskosten opdraait, maar artikel 10 is daar genuanceerd over: "De kosten, krachtens deze wet gemaakt, komen, voor zoveel zij niet door belanghebbenden zijn terugbetaald, of uit de opbrengst van het [....] verkochte kunnen worden gekweten, ten laste van den beheerder, onverminderd diens bevoegdheid om de [.....] te zijnen laste komende kosten te verhalen op degene, die volgens de wet daarvoor aansprakelijk is". |
Wrang | Ook vrang. Dwarsscheepse versteviging in het vlak van een schip, meestal voorzien van gaten (muizelingen of loggaten) waardoor lek- en condenswater naar het laagste punt kan lopen. Bij grote schepen met dubbele bodem bestaan de wrangen uit verticale platen met mangaten. |
Wrikken![]() |
Wikken is de manier om een (roei)boot, doorgaans over korte afstand, voort te bewegen met één
roeispaan (ronde wrikriem) aan de achterzijde van de boot. Op de spiegel is
een ronde uitsparing, wrikgat of scheegat genoemd, waarin
de wrikriem heen en weer bewogen wordt. Wrikken moet je leren, het is een slag.
Volgens het Handboek voor Zeemanschap
is de juiste opstelling langsscheeps aan stuurboord of bakboord van de riem; het einde daarvan met
beide handen voor de borst, de binnenhand in bovengreep en de buitenhand in ondergreep,
zodat het blad in snelle achtvormige schroefbewegingen gebracht kan worden.
Toch staat men bij het
wereldkampioenschap wrikken (rechter plaatje/filmpje) anders. De deelnemers
staan met hun rug naar de voorzijde, wrikken op gelaatshoogte en kunnen dus
niet zien waar ze heen gaan. Dat was ook mijn manier, maar mijn wrikken
bleef onbeholpen. Zie ook het filmpje
sculling over the stern. Je zou het een instructiefilmpje kunnen noemen.
Er wordt zelfs uitgelegd hoe je achteruit kunt wrikken.
|
Wrijfhout | Bij
grote (binnenvaart)schepen kunnen geen luchtgevulde stootwillen of fenders worden toegepast omdat ze door het enorme gewicht van
het schip zouden knappen. In plaats daarvan worden houten palen of balken, tegenwoordig
ook van kunststof, gebruikt die verticaal of vaker horizontaal langszij worden gehangen.
Wrijfhouten worden ook wel aangebracht langs kaden en sluismuren, meestal op een dusdanige
wijze dat ze met de waterspiegel kunnen zakken of rijzen. Ze heten dan scheerhout of kaaistut. Voor wrijfhout werd vroeger naast
hout ook gebruik gemaakt van rotang (spaans riet) of oudjunk (oud touwwerk)
[PrZ]. Witsen: Wryf-houten of willen. Ronde langachtige houten, welke buitewaarts tegen de scheepen gehangen werden, voor ’t aanbotzen en stooten van uiterlyk geweldt. Verwant: berghout. |
Wuit |
Wuit is een oude naam voor haspel. Er werd een
loghaspel of garenhaspel
mee bedoeld. De laatste was een haspel waarmee men uit kabelgaren
schiemansgaren spon [WNT].
In het
Beknopt Nederduitsch taalkundig woordenboek vinden we daarvoor het woord wui met als omschrijving:
"werktuig om
schiemansgaren op te winden". Maar wuit was/is ook de benaming voor het houten gereedschap met handvat en sleuf (de
knuppel) die de veerman bij een kabelveerpontje gebruikt om het veer naar de
overkant te trekken. Iets dergelijks (een stuk hout met gat of sleuf) wordt
door Witsen op blz
516 beschreven als hulpmiddel om gladde bemodderde of dikke niet met de hand te
omvatten ankerkabels bij
het hieuwen in toom te houden. Volgens voornoemd BNT werd wui of wuit ook
als duiding voor "den mond en de kin" gebruikt: Houd uwe Wuit. Kijk eens welk een aardig
wuitje zij zet. Wuit lijkt dus een heus
homoniem
te zijn.
|
Wulf | De wulf is de achterzijde van het schip. Met een "rechte wulf" werd het hakkebord bedoeld met daaronder e.v.t een "kromme wulf". De begrenzing/reling van de galderij werd ook wulf genoemd. Witsen noemt dat een tweede krom-wulf. Bij hedendaagse schepen wordt de gebogen bovenzijde van het schroefraam bij een geveegde kont ook wulf genoemd. |
Antwoord Waterverplaatsing: |
Het water zakt. In de boot verplaatst het gewicht van het grind per liter inhoud 2,5 liter water. Gezonken verplaatst het grind per liter volume slechts 0,4 liter water. |
![]() ![]() |
Heel graag op- of aanmerkingen. |
Op alle materiaal
(layout, tekst en afbeeldingen) rust het auteursrecht van schipper Cees e.a.
Overname van artikelen of delen daarvan is slechts geoorloofd na schriftelijke
toestemming.
Mocht je ondanks
alle in acht genomen zorgvuldigheid menen rechten te kunnen ontlenen
aan in deze pagina gebruikt materiaal, laat de schipper dat dan zo spoedig mogelijk weten.