|
|
|
Haalpen |
Een haalpen of verhaalpen is een pen met bolle kop op
meerpalen en sluiswanden, waarlangs de meertouwen gehaald of verhaald kunnen
worden. Verwant paalmuts, remming, dukdalf. |
Haam |
De haam of zeel was de platte band van zeildoek of leer die als gareel werd gebruikt door schipper of schippersknecht voor het voorttrekken/jagen van het schip. Niet zelden liep het complete schippersgezin, met uitzondering van iemand aan het roer, met sjokkende tred "in het haampje". Wanneer er geld beschikbaar was kon op veel trajecten, m.n. in de veenkoloniën, een scheepsjager ingehuurd worden. De benamingen haam en gareel zijn afkomstig van de trekband voor de borst van een trekdier. |
Hagenaar |
Een Hagenaar is een niet op steven gebouwde hevelaak en zou een zusje kunnen zijn van de Hasselteraak, hoewel de achtersteven meer achterover helt. De woning bevond zich onder het verhoogde achterdek (paviljoen), waardoor de schepen in geladen toestand een kruiphoogte van max. 2.40 hadden en daarmee de Wagenbrug in Den Haag konden passeren, die pas vanaf 1922 (meestal 's nachts) een stukje kon worden opgevijzeld. Op de terugweg moest via een afsluiter in het vlak ballastwater worden ingenomen. |
Hagjesdag | De dag waarop het scheepsvolk vlees kreeg. Hag (lekker hapje) was een benaming voor vlees of spek. Na hagjesdag kon een Zaandammerdag volgen. Dan werden de restjes opgemaakt. De andere magere dagen werden kommerdagen genoemd. Het Staatsblad van Nederlandsch Indie voor 1816 heeft het ook over hagjesdag. In het arrest voor rantsoenen voor alle personen die in 's Konings dienst in Indie over zee worden vervoerd is besloten:: Te arresteren het volgende provisinele tarief van rantsoenen voor alle personen zonder onderscheid die in 's Konings dienst in Indie, over zee zullen gevoerd worden, zoo als dezelfde op Zijner Majesteits schepen en vaartuigen alhier wordt verstrekt.. Op de rantsoenlijst komt o.a. voor.: 1 pond versch spek iederen hagjesdag en voor 2 stuivers versche groenten en aardappelen. Niet bedoeld voor op zee want in de kantlijn staat als toelichting: per kop in de week op de reede. |
Hak | De onderzijde van het schroefraam, ook wel stevenzool, waarop het roer steunt en de roerkoning in/op een taats draait. Oorspronkelijk de achterwaartse verlenging van een roerblad onder de waterlijn, zodat zonder schroefwater toch gemanoeuvreerd kon worden. |
Halamid | Ook wel Halamiet. Een
vroeger bij de
drogist
en watersportwinkel verkrijgbaar ontsmettingsmiddel voor de drinkwatertank.
Tegenwoordig eigenlijk alleen als desinfectiemiddel van dierverblijven, maar
het werkt gewoon prima voor het ontsmetten van de drinkwatertank. Het dient toegepast te worden in een verhouding van 5 gram per liter water. Tenminste 24
uur laten staan. Goed naspoelen. Wilde je daarnaast bij twijfel ook het drinkwater zelf
desinfecteren (m.i. in Nederland bij regelmatig verversen
niet nodig) dan was de verhouding 4 gram op 100 liter water. Voor dat doel
is het modernere ontsmettingsmiddel
Hadex beschikbaar. Per liter water zijn vijf druppels nodig. Helaas gaat
het drinkwater
onherroepelijk naar zwembadwater smaken. Het went, maar een lekker
kopje thee is er niet meer bij. Verwant: drinkwater. |
Halen | Het binnenhalen van visnet of het hieuwen van tros of ankerketting. Zie ook de uitdrukking op 't zeetje. |
Haling | Haling is de trekking of zuiging langs de walkant van vaarten en kanalen als daar een vaartuig voorbij vaart, maar ook het effect bij oplopen van van een ander schip. |
Halftij | Zie getijwater. |
Halfwinder | Zeer grote bolgesneden (extra) fok. Wordt met matige wind op ruime en halfwindse koersen gebruikt. Zie fok. |
Hals | De ronde ring, kous of
lus aan een touweind, maar ook het touw dat de onderloefpunt van een zeil neerhoudt. Zie schoot. Er zijn meerdere betekenissen: - Het dunne gedeelte van een as of spil tussen kussenblokken (lagers). - De hals als kromming van een knie. - De hals van een anker, de plaats waar schacht en arm (handen) samenkomen. - De hals van een oogsplits. Het gedeelte onder het oog. - "Halzen toe": het bevel om beide onderzeilen bij te zetten en het touw van de onderpunten strak te zetten. - "Tussen twee halzen varen": Voor-de-wind varen. |
Halve wind | Zie zeilstanden. |
Handen | De gepunte bladen van een anker worden handen of vloeien genoemd. Zie aldaar. |
Handleidingen |
|
Handlood, slaggaard, vallood en lodingstoestel |
|
Handlijn | De handlijn of kol werd vroeger gebruikt voor de vangst op kabeljauw en schelvis. Het is een vorm van hoekwant bestaande uit een lijn met meestal twee haken met aas en verzwaard met lood.. |
Handspaak |
De handspaak of kleine windboom is een staak welke in
een kaapstander of windas wordt gestoken waartegen men in een rondlooptred
duwde. Wanneer meerdere schepelingen tegelijk aan een langere spaak duwden om b.v.
het anker te hieuwen, maar ook om schoten aan te halen of landvasten strak te zetten sprak men niet over handspaken maar
over windbomen. Volgens Nicolaes Witsen hadden de spaken ongeveer de lengte van een koevoet.
Hantspaeck:
Een hout, niet ongelijck aen een yzere koevoet, daer men iets mede omzet, wint ofte
verzet). Maar ja, wat was de lengte van een koevoet? Het
WNT spreekt bij koevoet
over een gebogen smeedijzeren handspaak, gewoonlijk 0,90 à 1,20 M. lang... Verwant: kaapstander, handspaakslengte |
Handysizer | Zeevaart: Een handysizer is een middelgrote bulkcarrier met een DWT van 10.000 tot 40.000. In de wandeling wordt de kleinste Handy genoemd en de grootste Handymax. Een handysize vervoert stortgoederen als erts, kolen en granen, maar ook hout en cement. De schepen hebben meerdere cargoruimen en dekkranen en soms verzwaarde luikhoofden (voorzien van stanchions, zeg maar schoren) om ook nog deklast mee te kunnen nemen. Verwant: Capesizer. |
Hanepoot | Een touw of ketting
met een splitsing in twee of meer poten. Moet tegenwoordig natuurlijk als haneNpoot
geschreven worden. Een hanepoot wordt b.v. gebruikt als spruitstuk voor de ophanging van
een gaffel. Een modernere versie is de draaiende
hanepoot of galg, een ijzeren ophangbeugel aan een mastband waaraan het
nokkevalblok hangt en kan meebewegen met de uitwaaierende gaffel, beter
bekend als "de draaiende hanepoot van van Loon" (de uitvinder).
Hanepoten waren ook bezaanstouwtjes, zes, acht, of tien stuks, die door
dodemansogen (doodtmansoogen) in een blok werden gestoken.
Witsen zegt daarover: "doch dit geschiedt
tot pronk: men voeght die aan de bramzeils, stengen en bezaans stagh, ook op
de bezaans roe en onder de mars". Hanepoot was ook de benaming voor de gespreide touwbevestiging aan een logplankje. |
Hanze |
Hanze
of hanza afkomstig van het Oudhoogduitse hansa betekent groep-, schare- of coöperatie van vakbroeders, een gilde dus. Bekender echter is het
samenwerkingsverband van individuele kooplieden die op vergelijkbaar gebied handel
dreven en daarbij in verschillende havensteden als agent of verscheper voor elkaar konden
optreden. Van de vele hanzen die er waren kwam er één tot zeer grote bloei, namelijk de Noordduitse
Hanze, die in de 12de eeuw in het machtige Lübeck ontstond. Deze Hanze groeide uit
tot een internationaal verbond van steden die voor elkaars handelsbelangen opkwamen en
zelfs niet schroomden die te vuur en te zwaard te verdedigen. Daarmee demonstreerden de
rijke kooplieden dat zij gaandeweg het monopolie van oorlog en geweld aan de ridderstand
ontfutselden. Ook Nederlandse kooplieden sloten zich aan bij de Duitse Hanze en legden daarmee de basis van wat zou uitgroeien tot de "moederhandel" van de 17de-eeuwse welvaart: de Oostzeehandel. Steden als Groningen, Harderwijk, Deventer en Zwolle dankten voor een belangrijk deel hun handel aan de Hanze. Kampen, dat omstreeks 1300 Utrechts centrale plaats als schakel tussen de rivier- en zeehandel had overgenomen, bevond zich evenals Stavoren in de comfortabele positie dat het naar eigen goeddunken met de Hanze kon mee doen; het verbond had Kampen harder nodig dan andersom. Een sleutelrol in de Hanze-handel speelde het Zweedse eiland Schonen, dat zijn welvaart dankte aan de vruchtbare haringvisserij. Schippers uit de Nederlanden werden geacht van de stapelmarkt van Schonen hun handel te betrekken, de Hanze-leden konden belangrijke Baltische waren als graan en hout direct ophalen in de grote Hanze-steden als Lübeck. Ondanks het samenwerkingsverband werd in de aangesloten steden toch pondgeld (belasting) geheven van binnenkomende schepen. Verwant: koggeschip. |
Hardloper |
Oorspronkelijk een snelzeiler, maar in de moderne betekenis een snel varend binnenvaartuig. In het bijzonder werd de Franse motor bedoeld. Het voor die tijd lange motorschip voer in de vijftiger/zestiger jaren op Duitsland en had een kenmerkend geluid. De 480pk Enterprise motor gaf in een bepaalde cadans brrm, brrm, brrm. Als kind spelend aan de strandjes van de Merwede was het feest als een hardloper voorbij kwam. De schepen veroorzaakten massieve golven. Je waande je heel even aan zee... |
Harense
punt |
Hoewel van Duitse oorsprong [Haren aan de Eems] werd dit binnenscheepje veel gezien in Drente en Overijsel; men sprak beurtelings van Harense- of Eemspunt. Het was een lichtgebouwd houten kanaal-/rivierschip met een platte heve en een groot roerblad. |
Haring
|
Als liefhebber van
haring in al zijn bereidingsvormen: vers gebakken (panharing), heet gerookt (gestoomd) als
bokking, bokkum, strobokking, goudharing of Harderwijker, licht gerookt als bakbokking, of
koudgerookt als kipper, harde Engelse- of spekbokking en oh ja, ook ingelegd
als braadharing in 't zuur
of ingeblikt in saus, maar vooral als Hollandse Nieuwe, dit lange mopperstukje over het gebrek aan vakkennis bij de
verkoop van Hollandse Nieuwe of maatjesharing.
Hollandse Nieuwe: Er zijn leveranciers van supermarkten die de haring ontdooien, daarna per verkoopaantal verpakken en opnieuw invriezen. Deze harinkjes komen 2x ontdooit in het koelvak van de supermarkt. Een doodsteek voor smaak en stevigheid. Een supermarktharinkje waarvan de twee helften aan elkaar plakken heeft vrijwel zeker zo'n behandeling ondergaan. Een slap snotterig smaakloos resultaat zonder bite met meestal aan de randen nog bittersmakend slecht verwijderde huid. Albert Heijn is daar kampioen in. Probeer maar eens hun per twee verpakte Hollandse Nieuwe met ui traditioneel aan de staart op te eten. Dat lukt niet want de snotterige haring valt direct van de staart. Enfin, oordeel zelf. Waar vroeger de gesloten kantjes (toen zeshonderd tot duizend haringen) de gehele winter als "zoute" bewaard konden worden, kan dit nu alleen in diepgevroren toestand. Het voordeel is dat het best mogelijk is een redelijke Hollandse Nieuwe of iets minder vet maatje te krijgen uit een vaatje dat bij de groothandel al lange tijd in de diepvries staat, want het grote verpesten begint pas later. Vaak wordt het emmertje dagen voor verkoop versneld ontdooid, weliswaar gekoeld bewaard, maar dat helpt niet echt want boven nul is de oxidatie begonnen en weg is het lekkere maatje. Voor alle zekerheid volgt nu de definitieve doodsteek. De avond of ochtend vóór verkoop wordt de haring onder kamertemperatuur schoongemaakt, om daarna op grote, weldra weeïg ruikende bulten in de gekoelde vitrine geplaatst te worden. Jammer, de - laten we aannemen - goed gekaakte en niet te zwaar gepekelde haring is door oxidatie veranderd in een doorgerijpt bitter of olieachtig smakend vissie, of zoals Keurmeesters Martin Gouda en Aad Taal (2007) zeggen: "Stinkend naar een oude pisbak, ranzig, tranig en oneetbaar". Eet smakelijk..; het zou verboden moeten worden! Ontdooide haring is nauwelijks te bewaren en de schoongemaakte al helemaal niet. De smaak holt achteruit. De vakman weet dat. Een liefhebber weet het ook en koopt geen vooraf schoongemaakt spul. Er is maar één manier om een lekker harinkje te verkrijgen. Bij aankoop - uit de hooguit gisteren (dus niet drie of meer dagen terug) bij een temperatuur van onder de 7°C langzaam ontdooide emmer - terplekke schoongemaakt en direct genuttigd (nou ja, een uurtje later kan ook nog), waarbij natuurlijk geen graten of andere resten mogen achterblijven. Enfin, de haringtest van het Algemeen Dagblad ontmaskert telkenjare, maar heeft inmiddels door Aad Taal een verdacht tintje... Zie onderaan dit artikel.
Een goede tip van de keurmeesters: koop nooit voor
11.00u een haring die niet terplekke wordt schoongemaakt. De kans is groot dat je een
overgebleven exemplaar van de vorige dag in de maag gesplitst krijgt. Ga het liefst
naar een zaak met grote omzet, zodat je er
van uit kan gaan dat het emmertjes niet al dagen ontdooid klaar staat, want dan helpen
kreten als "malse haring" en "vers van het mes" ook niet meer. Helaas blijft de
aankoop van een goed harinkje een gok. Je moet een vakman treffen die niet alleen correct
ontdooit en goed schoonmaakt, maar ook deskundig inkoopt. De haring moet op
het juiste tijdstip gevangen zijn. De haring moet niet van het grote
Noordelijke type zijn en moet bovendien goed gekaakt zijn. Eerst kaken en
dan vriezen. (gebeurt slechts op de twee eerder
genoemde trawlers). De AD-haringtest van 2011 leverde
een
trotse Scheveningse winnaar op die twee jaar daarvoor nog een nul scoorde. Hij
besloot onmiddellijk van leverancier te veranderen en ging in zee met
Groothandel Alantic. Het resultaat
mocht er zijn..Toch raar. Zou hij zijn handel
nooit zelf geproefd hebben? In 2015 was hij weer winnaar. Bron o.a.: de jaarlijks terugkerende
AD haringtest,
in 2017 voor het laatst.. |
Haringboot |
Vanaf het begin van de 18e eeuw tot de afsluiting van de Zuiderzee was er in Friesland een haringboot (Harlinger fuikenboot) voor de haring- en ansjovisvangst. In Holland wel korver genoemd. De laatste liep van stapel in 1935. Het type was sterk verwant aan de punter en had een lengte van 6,5 tot 7.10 m bij een breedte van 1 tot 1,25 m. De hearring(e)boat, séboat of fiskersboat was een platboomd vaartuig met rechte hellende scherpe stevens. |
Harpuis |
Het woord harpuis is waarschijnlijk afgeleid van het Oudfranse harpois. Harpuis is gebaseerd op gele of vaalwitte hars, door Cornelis va Yk omschreven als "een vogt of gum dat in Vrankrijk uit Pijnbomen vloeit en in schijven welkers gewigt gemeenlijk tusschen de 120 en 180 ponden is, aan ons word toegezonden". Schippers maakten het zelf door een pond hars in een liter kokende lijnolie op te lossen. Voor kleur en glans werd zwavel (solpher) toegevoegd, alsmede vet om het bros verharden tegen te gaan. Sommige publicaties spreken van alleen gekookte hars met zwavel of terpentijn, maar ook van hars, zwavel en kalk. Vroeger tijdens de botteelt moesten de schepen om de 4 à 5 weken hellingen om het aangegroeide onderwaterschip te ontdoen van doorns. Na het afschrapen werd het onderwaterschip met riet afgebrand (geblaakt) en met de loet (spaanse bezem) geschrobt, om tot slot in de warme pap tegen paalworm gezet te worden, een mengsel van drie delen pek, twee delen zwavel en één deel visolie of talg, dat de huid ook gladder maakte. Er bestonden meerdere varianten. Het bovenwaterschip (dooddeel) werd in de harpuis gezet, een werkje dat wel pajen (paaien) genoemd werd. Het grenen rondhout werd met mastsmeer behandeld, een door elkaar gekookt mengsel van Venetiaanse terpetijn, lijnolie en harpuis. De harpuiskwasten waren gemaakt van drom of dreum, de afsnijdsels na het weven van laken [vL]. De Vereniging Botterbehoud werkt nog steeds met harpuis. Niet te verwarren met harpluis dat breeuwtouw is. |
Haspel |
In de
binnenvaart een andere benaming voor stuurrad of stuurwiel. Afkomstig uit de Rijnvaart, waar de sleepschepen een
geweldig groot stuurrad
(afb: scheepvaartforum) en roer hadden. Aanvankelijk lagen die van spaken
voorzien haspels plat, later verticaal en werden dan soms voorzien van een
inklapbare knop (slingerpen) om sneller rond te kunnen draaien. Verwant: stuurwiel
|
Haven
|
De definitie voor een
haven is: "Een natuurlijke of aangelegde veilige ligplaats voor schepen". In
1970 gaf de Maritieme Encyclopedie de volgende opsomming naar soort of bestemming. De
meeste benamingen spreken voor zich:
|
Haven-Stoombootdienst | Rederij Zur Mühlen & Co, opgericht in
1832, hield zich met stoomschepen naast zeesleepvaart en
schelpenzuigen
bezig met vracht- en personenvervoer in Noord-Nederland. De eerste
activiteit vond plaats op het kort daarvoor geopende
Groot Noord-Hollands
Kanaal met een dienst op Den Helder. In 1852 verwierf de firma een concessie
voor post- en personenvervoer naar Texel. In 1878 vroeg Zur Mühlen aan
Amsterdam een concessie voor personenvervoer over water binnen de
stadsgrenzen. Die werd in 1879 verstrekt en de Haven-Stoombootdienst was een
feit. Het eerste veer was een echt personeelsveer, dat elk half uur langs de
ADM en de Oostelijke Handelskade naar de Stadsrietlanden en Zeeburg voer. De
tweede lijn was een uurdienst en voer van het Damrak naar Nieuwendam. In
1880 volgde een derde en vierde lijn vanaf de Dam, of liever het
Beurspleintje aan de kop van het Rokin. Eén route ging over de Amstel naar
de Weesperzijde ter hoogte van de ringvaart van de Watergraafsmeer. De
steiger lag voor café Maas, maar de eindbestemming heette naar de populaire
uitspanning Schollenbrug vlakbij. Dat werd binnen de kortste keren de
populairste lijn van de firma. Er waren zes tussenstops, zodat er werkelijk
sprake was van een busboot. De haltes waren bij de Munt, bij de Amstelstraat
en vlak achter de Hogesluis bij het Amstel Hotel. In het topjaar 1883 kende
de firma 8 bestemmingen en vervoerde 1,5 miljoen passagiers. Bron: Theo
Bakker's Domein. De paardentram (eerste lijn: Leidseplein - Plantage in 1875) maakte een eind aan het bestaan van de stoomveerdienst.
|
Hek |
Achterzijde van het schip
boven de achtersteven. In oorspronkelijke betekenis de achterste afsluiting van de romp
door een schot dat aan de bovenzijde vaak was afgewerkt met een kunstig in verschillende
vorm uitgehakt hekbord of hakkebord, waaraan men bevriende schepen al
van verre herkende. Verwant: scheepssier. |
Hekboot |
Midden 17e eeuw was de hekboot in zwang. Het was een soort fluitschip, maar langer en voor en achter breed met een kleine platte maar hoge spiegel, dit om veel vracht te kunnen vervoeren. Nicolaes Witsen sprak over een mengvorm met als onderschip de kenmerken van een fluit en de bovenbouw van een pinas. |
Hekgolf
|
De hekgolf is een
golf, die een varend schip bij het achterschip (hek) opwekt. Bij het voorschip wordt het
water als boeggolf opgestuwd en zal zich grotendeels naar achteren een uitweg langs het
schip zoeken om de groef, die het schip als het ware in het water maakt, op te vullen. De
opstuwing bij de boeg brengt snelheidsvermindering van het water ten opzichte van de romp
en drukverhoging met zich mede (wet van Bernoulli). Het naar achter stromende water
veroorzaakt langs het schip snelheidsvermeerdering ten opzichte van de romp en
drukverlaging aldaar. Zodra de scheepsvorm bij het achterschip scherper wordt, wordt de
ruimte voor het toestromende water groter. Dit gaat gepaard met snelheidsvermindering en
drukverhoging. Door de drukverhoging gaat de waterspiegel omhoog en ontstaat de hekgolf.
Bij stormachtig weer op groot water kan de hekgolf gevaarlijk worden wanneer hij samenvalt
met achteroplopende golven. Dit kan worden voorkomen door vaart te minderen of (bij snelle
vaartuigen) de snelheid zo te regelen dat men op de golftop blijft varen. De hekgolf wordt
wat steilheid en hoogte betreft zeer beïnvloed door de diepte van het vaarwater. Er is
een bepaalde verhouding tussen de optimale snelheid en de waterdiepte [ME]. Iedere pleziervaarder weet dat te hard varen in
ondiep water het schip naar beneden zuigt en een hekgolf veroorzaakt die het schip inhaalt
en praktisch onbestuurbaar maakt. Verwant: kielzog, oplopen, squat. |
Hekschroef | Hier wordt geen hekdrive of schottel bedoeld. Een hekschroef is uitgevoerd als een boegschroef, maar dan gemonteerd onder, of achter het achterschip. Mijn stelling is dat elk motorschip (pleziervaart) een hekschroef heeft, n.l. de voortstuwing. Het is echt te dol voor woorden dat daarnaast een aparte schroef wordt geplaatst voor zijdelingse stuwkracht. Alsof je bij maximale roeruitslag geen zijdelingse stuwkracht hebt. Toegegeven: het manoeuvreren met boeg- en hekschroef is een fluitje van een cent, maar of je daarmee begrijpt hoe een vaartuig zich gedraagt is een ander verhaal. Ach wat zeur ik. Net als bij sommige auto's bestaat er voor duurdere pleziervaartuigen zelfs al een "parkeerassistent". |
Hellingen |
Als
werkwoord: de boot op de wal of in het water brengen. Scheepswerven hadden langsscheeps- en dwarsscheepshellingen. Langshellingen werden toegepast voor korte schepen en aan water
waarvan het peil nagenoeg constant was, dwarshellingen voor lange schepen en aan water
waarvan de waterstand veranderlijk was, zoals rivieren en getijdewater. Het was bekend dat
geklonken schepen van meer dan vierhonderd ton na een keer of drie "dokken" op
een langshelling uit hun verband getrokken waren. Nieuwbouw van grote schepen gebeurde
echter wel op langshellingen, waarbij het de gewoonte was om houten schepen over de
voorsteven te water te laten. Petrejus schrijft in
1974 in zijn "Nederlandse zeilschepen in de 19e eeuw" dat men hiertoe overging vanwege de
ondiepte van het water bij de meeste Nederlandse werven. Het voorschip was
vaak voller
dan het achterschip en dreef dus eerder. Op onderstaande gedeelten van de
kopergravure "Vaiseau en construction" uit de 2e helft van de 18e eeuw
in bezit van de Ottema-Kingma Stichting wordt het over de voorsteven te
water laten nog "oude methode" genoemd.
Tegenwoordig worden voor de pleziervaart meest hef- of portaalkranen gebruikt. Kijk hier voor Trailerhellingen in Nederland per plaats of vaarweg. |
Helmstok of -hout |
De stok
of hendel die aan het roer is bevestigd om ermee te kunnen sturen. Steekt over de roerkoning, waarvan de kop klik of helm wordt
genoemd. In het Engels heet een roerganger dan ook helmsman. Als de helmstok
fraai bewerkt en gevormd is zoals bijvoorbeeld bij een tjalk of skûtsje, spreekt men van helmhout.
|
Hemelboender
|
Versiering boven scheerhout en wimpel bij vissersschepen van de Zuiderzee. Het scheerhout is het draaibare gedeelte op de mast waaraan de wimpel bevestigd wordt. Daarboven kon een hemelboender of mastwortel geplaatst worden om de mast te beschermen tegen inwateren. De hemelboender op Zuiderzeeschepen bestond uit één of twee houten bolletjes met daarop een naald met ook tot een bolletje ineengedraaide zwarte sajet. Op andere binnenvaarders, jachten en vissersschepen kwamen mastwortels in een grote variëteit voor, meestal kunstig versierd en in geledingen uit één lengte gesneden. Sommige krom, andere recht [Zeeland: trommelstok]. Scheerhout, wimpel [vleugel, indien gespleten] en mastwortel samen noemde men een tuigje. |
Hennegatskoker | De
hennegatskoker dankt haar naam aan het hennegat, in oorsprong de
driehoekige opening in de hekverschansing van b.v. een
staatsietjalk waar doorheen het helmhout steekt. De basis van de driehoek bepaalt de roeruitslag
in tegenstelling tot een
draai-over-boord. Heeft hennegat te maken met een kippe(n)kont? Lees
binnenvaarttaal. De hennegats- of hennekoker is de waterdichte koker voor doorvoer van de roerkoning. Meestal vetgesmeerd. De koker steekt door een opening in de scheepshuid. Rond dat hennegat wordt een hoefijzervormig plaat aangebracht, de schaamplaat, om opslaand water te voorkomen [Me6]. Wanneer sprake is van een aangehangen roer waarvan de korte roerarm (lever, liever) door een opening in het hek gaat wordt die opening eveneens hennegat genoemd en soms zo goed mogelijk dichtgemaakt met een lederen of rubber slab, de schaamlap. |
Herft |
Herft is de benaming voor een bergplaats in het ruim van een binnenschip,
ook wel herf of ruif. Het is een ondiepe ruimte direct onder het luik waar
meertrossen en andere uitrusting opgeslagen wordt. Bij oude binnenschepen
was er een grote herft ter hoogte van de mast en twee kleinere bij het
voorste- en achterste luik. Zie ook tabernakel.
|
Herna |
De Herna werd in België Mingnole (Minjol) genoemd. Het was een vrachtaakje voor de Maasvaart en Belgische kanalen gelijkend op de keen, die echter op de Rijn thuishoorde. Herna's werden gebouwd van hout, soms hout met een ijzeren vlak, en later volledig van ijzer. De kop en het achterschip van een houten herna waren met ijzeren banden beslagen. |
Heude |
De heude was een rondgebouwde platboomd vracht- en veerscheepje voor de binnenvaart en kleine kustvaart en kan als voorloper van de tjalk worden beschouwd. |
Heve |
|
Heijnst |
De heijnst, waarvan G. Groenewegen een tekening/ets maakte was een vroeg vissersscheepje voor de Zuid-Hollandse en Zeeuwse wateren. Het had een sierlijk roer en een vaste ingebouwde visbun. |
HIN-code |
|
Hobbelschuit |
De hobbelschuit werd in Amsterdamse grachten en rakken gebruikt. Het was een open onbewegerd houten schuitje, dat geroeid, gewrikt of geboomd werd. De visboer gebruikte het bootje tot in de 20e eeuw om vanuit een grote open bun levende vis uit te venten, maar op het IJ werd ook vis van de Volendammers overgenomen voor de viskuipen aan de Gelderse kade. Hij was meestal vergezeld van een hobbeljongen, wiens taak het was om het bootje regelmatig in een schommelende beweging te brengen voor zuurstoftoevoer in het brakke grachtenwater. |
Hoeker |
Oud type zeevaarder, maar ook een vissersschip. |
Hoekwant | Hoekwant is de algemene benaming voor vistuig met lijnen en haken (hoeken) met aas. Nettenvis werd met netten gevangen, hoekvis met beug of handlijn, |
Hoge(r)wal | Hogerwal is de kant van het
vaarwater waar de wind vandaan komt. Ook wel als: opperwal. Verwant:
lagerwal
|
Hol |
Hol is de oude benaming voor de romp van een schip. We komen het b.v. tegen bij
verkoop van schepen in de 19e eeuw.
Rotterdamsche Courant 28 maart 1818: |
Hollandse
boot |
De Hollandse boot is een platboomd schippersbootje (lengte tot 6m) van het type aak, als bijboot van binnenschepen maar ook als werkboot, veerboot en vissersvaartuig voor de rivieren. Het bootje kon meestal ook gezeild worden en werd dan getuigd met een spriettuig en voorzien van zwaarden en een roer. |
Hollandse Nieuwe | Hollandse Nieuwe, een kwaliteitsharinkje dat in de periode juni - augustus is gevangen. Kwaliteit is helaas niet altijd van toepassing. Zie haring. |
Homokineet |
Een homokinetische koppeling is bedoeld om de hoek tussen schroefas en flexibel opgestelde voortstuwing (motor en keerkoppeling) te overbruggen. Door de uitgekiende constructie zal weinig lawaai en trilling optreden. Als voortstuwing en schroefas echter in lijn staan kan je beter geen homokineet toepassen omdat door het steeds in dezelfde baan draaien snelle slijtage aan de kogels zal ontstaan. Verder kan een homokinetische verbinding geen axiale kracht verwerken, zodat tevens een stuwdruklager moet worden toegepast dat overigens door de meeste fabrikanten al is ingebouwd. Indien bij een rechtlijnige opstelling i.v.m. trillingslawaai toch een homokineet wordt overwogen dient de motoropstelling dus bewust "uit lijn" gehaald te worden. Een ingezonden brief naar "Technisch advies" van het maandblad Motorboot van oktober 2007 vertelt over een nieuw schip dat na 300 vaaruren al aan de 4e homokineet toe was. Het maandblad ging m.i. terecht uit van een montagefout, maar gaf een voor leken moeilijk te begrijpen antwoord: "Zo is er bijvoorbeeld een minimale te overbruggen hoek (het smerend zetten) en ook een maximale, waarbij beide gewrichten een gelijk deel moeten overbruggen. (Als u op de beide flenzen van de homokineet een rij houdt, moet het snijpunt precies halverwege het tussenasje liggen.) Verder moet er een bepaalde horizontale ruimte zijn op het tussenasje, zodat er nooit stuwdruk op de kogelgewrichten van de homokineten kan komen". De technisch adviseur bedoelt dus dat een homokineet geen rechtlijnige opstelling verdraagt en voldoende ruimte tussen keerkoppeling en schroefas moet hebben. |
Hondsvot | Zie blok. |
Hoogteschaal |
Geel/zwarte peilschaal
bij bruggen, die niet de waterstand maar de doorvaarthoogte t.o.v. het waterpeil aangeeft.
De schaal dient aan onderzijde te worden afgelezen en geeft de brughoogte /
doorvaarthoogte in
meters weer. Elk metervlak (afwisselend geel en zwart) toont ter linkerzijde
vier streepjes en op elke halve meter een blokje in contrakleur om de schaal
op afstand te kunnen lezen en als groot schip bijtijds te kunnen afstoppen.
Voor zover bekend voldoet deze aanduiding uitstekend. Nu ook elektronisch.
Zie het bord aan het kanaal door Zuid-Beveland. Het staat nogal ver weg aan de
overzijde
van het fietspad, maar hopelijk toch duidelijk. Foto uit 2017 van gebruiker Wim van
het kustvaartforum. Blauw/witte peilschalen geven de waterstand t.o.v. NAP aan, het zogenaamde KP (kanaalpeil). Als zo'n peilschaal een afwijking geeft t.o.v. de waterkaart zal je voor de doorvaarthoogte van bruggen een rekensommetje moeten maken. Zie kanaalpeil. |
Houarituig |
|
Houtsoorten |
Klik voor wetenswaardigheden van hout als grondstof in de vroegere scheepsbouw. Hieronder een opsomming van de meest gebruikte houtsoorten in vroegere scheepsbouw, jachtbouw en restauratie:
|
Huik |
De huik is
het tentje op het voorschip van kleine boten, zoals de
zalmschouw. De naam
wordt ook gebruikt voor een hoes om opgedoekt grootzeil af te dekken of om
in geteerde of geoliede versie andere voorwerpen tegen vocht of vuil te
beschermen. Wetenswaardig is wat
W.A.Winschooten
hierover rond 1680 schreef: |
Hulk |
Het woord hulk werd ook gebruikt voor een log middeleeuws vrachtschip. De stevens zijn gekromd. De kleine kogge en grotere nef werden in de 14e en 15e eeuw geleidelijk aan vervangen door de bredere hulk of holk, nog steeds overnaads gebouwd, maar met meer laadcapaciteit en een wat rondere bodem. Witsen vertelt dat de naam hulk werd gebruikt als aanduiding voor de grootste van de schepen (ongeacht type) "welke naar verre landen voeren". In Engeland had hulk dezelfde betekenis, maar dan voor opgelegde schepen. Dat waren grote vrachtschepen die hun tijd hadden uitgediend en in de Thames lagen weg te rotten, maar nog wel dreven. Deze pontons werden gebruikt als gevangenis en dienden vanaf 1787 als verzamelpunt voor deportatie naar Australië. |
Hulp bij afmeren |
Herkenbaar... Je komt
aanvaren bij een druk bezochte ligplaats en ziet dat uit de daar liggende schepen
enthousiaste watersporters naar buiten springen om een handje te helpen, of en dat is veel
erger, een willekeurige wandelaar schiet te hulp om een lijntje op te vangen. Het lijkt
een ideale situatie, maar niets is minder waar. De goedbedoelde hulp loopt meestal uit op
een trekwedstrijd waardoor de schipper (van een klein schip) zijn controle volledig
verliest. Als je hulp biedt bij afmeren doe het dan op de juiste manier. Vang het
(hopelijk goed toegeworpen) lijntje en houdt het alleen maar vast. Dit heet
"waarnemen". Laat de schipper het afmeerwerk doen en vaam de lijn rustig zonder spanning in totdat het schip voor de wal ligt en maak dan provisorisch vast met bijvoorbeeld een halve steek of een slippende halve steek (met één ruk los, zie plaatje). De schipper maakt dit zelf wel af en zal je dankbaar zijn. Slechts als de afmeermanoeuvre fout gaat en het liefst pas nadat de schipper dit aangeeft kan getrokken worden. In Waterkampioen nr 7 van 2000 beklaagde een huurschipper zich erover dat zijn aangeboden hulp door "ervaren" schippers soms werd afgewezen. Hier dus het waarom... Verwant: afmeren, klens. |
Hulploon | Watersporters helpen elkaar zonder dat daar een vergoeding tegenover staat. Bij een sleepje naar de dichtstbijzijnde haven zal de onfortuinlijke schipper zijn hulpverlener meestal wel een aardigheidje aanbieden, flesje drank o.i.d., maar dit hoeft niet! Het Wetboek van Koophandel (art. 785) zegt hierover: "Hulpeloosheid van het geassisteerde vaartuig geeft assisterenden geen recht op hulploon". Hulploon is pas verschuldigd wanneer het geholpen schip en opvarenden in gevaar hebben verkeerd: "De schipper is verplicht andere schepen die in gevaar zijn hulp te bieden, behalve als zijn eigen schip daardoor in gevaar komt". Hulploon is uiteraard ook verschuldigd wanneer hulp van een commerciële sleepdienst werd ingeroepen. |
Hunten | Hunten
is vakjargon voor het "niet lekker" (wijfelend) stationair lopen van een dieselmotor. De motor
vertoont een wisselend toerental met af en toe de neiging af
te slaan. Lastig bij het "in z'n werk" zetten en bij krappe manoeuvres met
voor- en achteruitslaan. Er was een filmpje van de huntende werkspoordiesel
van ex betonningsvaartuig "Zaandam" die het probleem liet zien
maar vooral horen. Helaas was het filmpje in 2017 verdwenen. Mogelijke oorzaken bij: motor heeft wisselend toerental en motor slaat af. |
Hybride | Hybride is de benaming voor een kruisingsproduct. Bij boten gaat het dan om vermenging van gestalte c.q. type (zie b.v. "klipper met paardekont") of in modernere zin het toepassen van samengestelde aandrijving of een keuze daar in. Bijvoorbeeld een electrische motor en een verbrandingsmotor. |
Hydraulische besturing | Zie dubbele besturing en ontluchten hydraulische besturing. |
Hydrofoil | De benaming van een
draagvelugelboot. De boot verheft zich op foils (draagvleugels) uit het water.
Maar ook de benaming voor een driehoekige stabilistieplaat die op de cavitatieplaat van een buitenboordmotor of hekdrive wordt
gemonteerd. Als de boot snelheid ontwikkeld zal onder de hydrofoil (net als bij een
vliegtuigvleugel) druk worden opgebouwd waardoor de achterzijde van de boot omhoog wordt
geduwd en de boeg dus naar beneden. Bij lagere snelheden zal de boot vlakker in het water
liggen waardoor minder hekgolven ontstaan en in het geval van een speedboot sneller in
planee komen, waarbij het niet meer nodig is om gewicht naar voren te verplaatsen. Verwant: aquaskipper, foiling en snelheidsrecord uit 1919.
|
Hydrofoor | Een systeem waarbij drinkwater aan boord met een min of meer constante druk uit de kraan komt. De waterpomp vult een expansievat met water. De in het vat aanwezige lucht wordt samengeperst tot een bepaalde druk waardoor de pomp afslaat. Bij het openen van de kraan perst de luchtdruk het water naar buiten. Zodra de druk beneden een bepaalde waarde komt slaat de pomp automatisch aan en het vat wordt weer aangevuld, de druk weer opgebouwd enz. |
Heel graag op- of aanmerkingen. |
Op alle materiaal (layout, tekst en afbeeldingen) rust het auteursrecht
van schipper Cees e.a.
Overname van artikelen of delen daarvan is slechts geoorloofd na schriftelijke
toestemming.
Mocht je ondanks
alle in acht genomen zorgvuldigheid menen rechten te kunnen ontlenen
aan in deze pagina gebruikt materiaal, laat de schipper dat dan zo spoedig mogelijk weten.