Windas, kaapstander, gangspil, braadspil en pompspil |
|
||
Hieuwen van het anker. Meerdere mannen duwen aan de lange windbomen aan de windas. Op het dek waren straalsgewijs latten genageld, een voetlijst, zodat men zich goed kon afzetten. Het plechtanker woog al gauw een ton en een geheel uitgevierde ankerkabel deed daar weinig voor onder. Het hieuwen kon heel lang duren. Geen wonder dat daar shanties bij werden gezongen! |
|
Latten om je op af te zetten vormen een voetlijst.
Hier bij de bediening van een zwaar
helmhout.
Kaapstander/gangspil op de sleepboot Nestor van Wijsmuller [1968]
Kaapstanders uit de beeldbank.noord-hollandsarchief. Omschrijving: "Kaapstanders, liggende op de noordelijke monding van het Buitenspuikanaal. De Kaapstanders dienden om met mankracht de schepen voort te trekken door de Middensluis. (ca. 1898)". Zie de gaten voor de handspaken. |
Braadspil getekend door Frederik J. Weijs.
De handspaken hadden een
lengte van 0,90 tot 1,20 m
Braadspil op de Kamperkogge.
De steunbalken waarop het braadspil rust heten schildbanken,
schildbo(o)rden of braadspilbeting [JvG].
Ook schelp tegengekomen met de betekenis: afdekplaat van het asgat van
het braadspil [TvhW].
De braadspil kon ook bediend worden door een juk met twee hefbomen die door pompslagen op en neer bewogen worden en met stangen aan pallen verbonden zijn die in twee afzonderlijke spilkransen grijpen en die beurtelings in beweging brengen. Daardoor gaat het lager gelegen braadspil draaien en kan door een palrand niet teruglopen. [Zeilvaart Lexicon] |