|
|
|
Oculus |
De ster die je wel ziet op de boeg van klassieke schepen is een oculus. Oculi kwamen reeds voor op schepen uit de oudheid, maar dan als oog, cirkel of halve maan. De verklaring zou kunnen zijn dat het goddelijk oog er voor zorgt dat het schip beter de weg zou vinden (Egypte), een amulet tegen het boze oog (India), het schip als vis, dus ziende (China) of het schip een persoonlijkheid zou toekennen (eiland Gozo). De ster, een vijfpuntige (pentagram) of zespuntige (hexagram), zou voortkomen uit een Duits oud volksgeloof. Aan het magisch figuur werden door de Druden en Saksen speciale krachten toegeschreven. Het komt er in ieder geval op neer dat oculi geluk brengen en kwaad afweren. Volgens overlevering gaf de schipper met een vergulde oculus aan dat hij geen bootlening had en dus kredietwaardig was. Zie ook boegster op binnenvaarttaal. |
Oertz patentroer |
Een gestroomlijnd roer waarvan het balansdeel (de kap) vastzit en het
achterste gedeelte draaibaar is noemt men een Oertzroer naar de
jachtontwerper Max Oertz. In midscheepse stand hebben de delen samen een stroomlijnvorm, waardoor weinig weerstand in het water wordt ondervonden. Bij een kleine roeruitslag wordt al een zo groot mogelijke scherende werking bereikt, waardoor al een groot
dwarskrachtkoppel ontstaat. Er hoeft dus weinig roer te worden gegeven om
van koers te veranderen. Verdere pluspunten: grote koersstabiliteit, ook bij lage
snelheden en een kleinere draaicirkel. |
Oil canning |
Het begrip "oil
canning" wordt gebruikt wanneer bij oude ijzeren of stalen schepen de
spanten en/of stringers zich in de scheepshuid aftekenen. Het heeft o.a. te
maken met interne spanning van de huidplaten, die kan ontstaan bij het
verkeerd walsen in de hoogovens of doorbuiging bij liggend vervoer op de
werf. Na blootstelling aan langdurige sterke zon zal zo'n plaat
zijn spanning alleen maar kunnen kwijtraken door opbolling tussen de
spanten. De term is ontstaan doordat je bij oude oliekannetjes (oil cans) op de dunne
zijkant of bolle bodemplaat moest drukken om een straaltje olie te krijgen, waarna de
zijkant of bodem wel terugveerde.
|
Olie op de golven |
Olie op de golven is een oud gebruik "teneinde de woede der golven te doen
bedaren". Heden ten dage ondenkbaar en zelfs strafbaar. In 1906 schreef
gepensioneerd gezaghebber der Gouvernements-Marine C.Maas in zijn Practische
Zeevaartkunde hierover o.m. het volgende: De zwaarste en dikste oliesoorten zijn de beste. Minerale hebben niet zooveel uitwerking als dierlijke of plantaardige. Ongezuiverde petroleum heeft gunstige uitkomsten geleverd, gezuiverde minder. De eenvoudigste en beste manier om olie te verspreiden is het gebruik van zeildoeksche zakken gevuld met werk en olie en waarin met een zeilnaald eenige gaatjes zijn geprikt. Elke zak wordt aan een lijn buiten boord in het water gehangen; op stoomschepen laat men de olie meestal door de spuigaten vloeien. Uit verschillende rapporten blijkt dat een kleine hoeveelheid voldoende is om het schip uren lang tegen de woede der golven te beveiligen. Aan boord van de "Caprice", een loodsboot van New-York, gebruikte men in 36 uren slechts 5 gallons of ± ½ liter per uur, niettegenstaande dat hoofdzakelijk een slechte oliesoort werd aangewend. Het mengsel bestond uit 3 gallons petroleum, 1 gallon reuzel en 1 gallon minerale olie. In de Belgisch Nederlandse Zeemansalmanak van 1977 vinden we nog praktische wenken voor het storten van olie. |
Olie verversen | Zie "motor" bij winterklaar maken. |
Oliegoed | Oliegoed is van oudsher een verzamelnaam voor waterdichte
overkleding. Vroeger werd het katoenen, linnen of lakense weefsel geprepareerd of ingesmeerd met lijnolie of andere van aardolie
afgeleide producten waardoor het waterdicht werd. Het gaf wel een probleem.
Bij warm weer werd het oliegoed hinderlijk plakkerig en bij koud weer werd
het zo stug dat je je nauwelijks kon bewegen. Tegenwoordig speelt dit
natuurlijk niet meer, maar waterdichte (zeil)kleding wordt nog altijd
oliegoed genoemd. Het aantrekken van oliegoed werd/wordt schoeien
genoemd in de betekenis van "voorzien van een beschermende laag" [van Dale].
Gewastgoed: met was bestreken of doortrokken, bep. om iets glanzend of ondoordrinbaar voor water te maken. (Van Dale) Schootsvel: schort van geoliede stof, gummi of leer om kleding te beschermen (riviervisserij). Ook als voorschoot, olieschort, slobberschortje, oliesloof, slof of slont. [TrN] Lees het stukje Sallepatters en Mouwvreters op museumbreskens. Verwant: zuidwester. |
Oliekoeler | Het motorblok in de boot wordt niet zoals bij een auto mede gekoeld door rijwind langs de carterpan. Bij zwaardere motoren wordt dan ook gebruik gemaakt van een aparte oliekoeler die is opgenomen in het koelwatercircuit. Bij sommige keerkoppelingen dient de olie ook gekoeld te worden. Het koelsysteem van je boot kan dus uitgevoerd zijn zonder oliekoeler, met één oliekoeler voor motor of keerkoppeling, of met twee koelers voor motor én keerkoppeling. De werking berust op het principe van een warmtewisselaar (intercooler). |
Omhoog | Omhoog lopen, varen of zitten, maar ook geboeid raken of zitten, verleken zijn, of voor een eeken zijn of zitten. Uitdrukkingen voor een gronding, het aan de grond lopen en vast zitten. Met "omhoog varen" wordt ook wel stroomopwaarts varen (bergvaart) bedoeld. Verwant: impeller, zaat. |
Ommelandvaarder | Een ommelandvaarder was een schip dat in de zeiltijd vanuit de lage landen "om het land" voer. Dat wil zeggen rond Kaap Skagen naar de Oostzeehavens. |
Omrekenen | Kijk voor het omrekenen van de meest gebruikte nautische lengtematen bij schippers maatlat. Ook voor oude maten en gewichten. Verder een verwijzing naar de site van Lenntech voor conversie van veel (hedendaagse) maten, gewichten, volumes, etc. Klik hier voor omrekenen van pk naar kw of omgekeerd. |
Omtoor |
Jong scheepsvolk op een zeilbeuger (een beug is een lange
lijn met dwarslijntjes, voorzien van haken om kabeljauw te vangen) kreeg
allereerst de vervelendste baantjes. De omtoor snijdt de koppen en kieuwen
van de kabeljauwen af en wordt daarom ook slachter genoemd. Het was net als
prikkenbijter een
benaming voor een soort van rang voor beginnend scheepsvolk in de visserij. De inbakker legt de sneuen (dwarslijnen) in den bak, als de beug wordt ingehaald. De speeljongen of prikkebijter moet de prikken (lampreien, die als aas dienen) met zijn hoektanden doodbijten.De omtoor helpt ook bij het inhalen van de beug. Hij haalt de joon (baken, dat de plaats van de beug aangeeft) binnenboord. Als één van de drie mannen van den haal aan een joon komt, roept hij „Joon achter” en de omtoor antwoordt: „Hier is de slachter”. Bron: Dr. L.M.Metz 1937 |
Omvormer
|
Met behulp van een omvormer kan je het 12/24 volt boordnet omzetten naar
230V wisselstroom. Het voordeel is dat je dan gebruik kan maken van gewone huishoudelijke
apparaten. Omvormers met een redelijke capaciteit zijn niet goedkoop en vragen een hoge ingangsstroom
(accucapaciteit), waarbij de geleverde wisselspanning nog niet voldoet aan hetgeen thuis
uit het stopcontact komt. Gevoelige apparatuur en elektromotoren zoals in een
compressorkoelkast willen het nogal eens af laten weten omdat de benodigde
wisselfrequentie exact op 50Hz met een zuivere sinusvorm moet liggen. Natuurlijk zijn er
omvormers die daaraan voldoen, maar denk dan aan een investering die het drievoudige is van een eenvoudig niet gestabiliseerd exemplaar. N.B. Sommige leveranciers
spreken over een "gemodificeerde sinus" of "quasi sinus". Let op: dit
is geen zuivere sinus, dus geen zuivere koffie, want ze zijn b.v. ongeschikt voor een Senseo,
welke een echte sinus nodig heeft. Hetzelfde geldt voor sommige notebooks (laptops). Er
zijn zelfs apparaten die defect kunnen raken door een gemodificeerde omvormer. Denk
aan snelladers voor lithium accus, medische apparatuur en de meeste electrische
tandenborstels. Vertel bij twijfel aan je leverancier wat je wilt aansluiten, zodat hij kan adviseren welke graad van stabilisatie noodzakelijk is. Wanneer je de indruk krijgt dat hij slechts een dozenverkoper is moet je absoluut eerst de omvormer informatie site raadplegen. Dan het verbruiksrekensommetje. De accucapaciteit dient 20 % van het vermogen van de omvormer te bedragen. Dus een omvormer van 850 VA (Watt) - en dat is echt een kleintje - vraagt een accucapaciteit van 20 % x 850 = 170Ah., waarbij de omvormer stopt als de accuspanning onder de 10 Volt komt. De 850 Watt zal dus niet veel meer dan een uurtje geleverd worden bij een volle accu. Verder dien je er rekening mee te houden dat de aangesloten omvormer zonder verbruiksapparatuur toch stroom verbruikt en dat de stroomdraden van accu naar omvormer zeer dik moeten zijn. Vuistregel: opgenomen stroomsterkte in ampère gedeeld door drie is draaddoorsnede in mm. Verwant: acculader, aggregaat. |
Onderhoud |
|
Onderkoeling |
Onderkoeling van het menselijk lichaam is erg gevaarlijk en begint snel.
In water koelt het lichaam 20 keer sneller af dan in lucht. Gevaar voor onderkoeling
begint al bij langer verblijf in water met een temperatuur van minder dan 15°C. Normale
handelingen kunnen bij een lichaamstemperatuur van rond 35°C niet goed meer worden
verricht (rillen, klapperende tanden, trillende handen). Bij 29°C treed bewusteloosheid
in en bij ongeveer 27°C volgt de dood. Zie voor een tabel met overlevingstijden
b.v. de site
binnenvaartkennins. Verder bracht de KNRM in oktober 2003 in de
serie Zeevast (preventie van
watersportongevallen) de folder "Gelukkig kan ik het nog navertellen..." uit.
Het is een wegwijzer m.b.t. het voorkomen en bestrijden van onderkoeling in de watersport. Onderkoeling in de natuur kan ook problemen opleveren. Het is de toestand dat een stof bij een temperatuur lager dan het stolpunt toch vloeibaar is, maar direct stolt bij een geringe wijziging van de situatie. Frank Jansen vertelde op de nieuwsgroep scheepspraet het volgende: "Gisteren kwam ik aan boord voor een controle want het had hier al enige nachten behoorlijk gevroren. Ik had de waterleiding nog niet afgetapt. Op tafel stond een bakje water ter controle. Dat zag er keurig vloeibaar uit hoewel de thermometer -1º aangaf. Na met een vinger in dat bakje te hebben geroerd was het plots een klomp ijs! Dat water dacht dus dat het nog vloeibaar was, maar in feite was het al ijs. Onderkoeld noemen ze dat. Wanneer ik op dat moment een waterkraan zou hebben geopend, zou de hele waterleiding in een klap in ijs veranderd zijn". Verwant: drenkeling, man over boord en reddingvest. |
Onderlosser |
Een onderlosser - ook wel klepbak - is een niet gemotoriseerde stalen bak met roer en eigen ankergerei. Het middenschip bestaat uit een laadruim met luchtkasten ernaast. Via een centrale as kunnen de bodemkleppen geopend worden, waardoor de lading (zand, stortkeien, puin, e.d.) in één klap boven de stortplaats gelost kan worden. |
Onder stoom | Uitdrukking uit het stoomtijdperk, maar nog steeds gebruikt voor motorschepen. Het schip is los van de wal of "anker op" en wordt mechanisch voortgedreven. |
Onderwater toilet
|
Voor veel mensen onduidelijk. Wat is het verschil tussen een onder- en
bovenwatertoilet? De naam is een beetje misleidend. Zowel een onder- als bovenwatertoilet
lozen onder water. Een onderwatertoilet kan onder de waterlijn geplaatst worden (hoeft
niet). Zowel aanzuig van spoelwater als afvoer van potinhoud gaat m.b.v. een pomp (hand of
elektrisch). De fecaliën worden onherkenbaar weggewerkt en de afvoer kan e.v.t.
aangesloten worden op een vuilwatertank. Een onderwatertoilet kan onder de waterlijn evenwel toch problemen opleveren. Het rubber kleppen- c.q. afsluitsysteem verliest na enkele jaren zijn veerkracht en goede werking, met als gevolg een vollopende, of nog erger, overlopende wc-pot. Zeilers weten dat en zullen onderweg de afsluiters pas openen bij gebruik van het toilet. Maar.., zelfs bij stilliggen kunnen de leidingen gaan hevelen. Uit veiligheidsoverweging kunnen aan- en afvoerslang met een ruime bocht ruim boven de waterlijn gevoerd worden, met e.v.t. een beluchter die hevelen voorkomt. In het aanvoergedeelte tussen pomp en pot en niet tussen huiddoorvoer en pomp. Deze oplossing is echter pas "waterdicht" wannneer de bocht dusdanig ver boven de waterlijn komt, dat bij op- en afstappen van de boot de bocht toch niet onder de waterlijn komt. Zodra dit n.l. wel gebeurt zal de beluchter geen soelaas bieden, want de omhoog komende waterkolom sluit de beluchter juist af. Kortom; vergeet deze noodgrepen en zorg dat de afsluiters ook bij stilliggen altijd dicht staan en vervang regelmatig het - niet voor niets - los verkrijgbare kleppensetje. Een bovenwatertoilet, vaak een zgn IJsselpotje moet boven de waterlijn geplaatst worden omdat de afvoerbuis (het gemakpijpje) een open verbinding door het vlak heeft (niet geschikt voor zeilboten dus). Het spoelwater wordt weliswaar ook opgepompt, meestal met een vleugelpomp, maar de potinhoud verdwijnt net als thuis door de zwaartekracht en spoelwater. De IJsselpotjes hebben bovendien een klep om de potafvoer (niet waterdicht) af te sluiten. Met een hendel doe je de klep open en weg is de drol, die daarna heel herkenbaar als walstoter of Oostenrijker boven komt drijven! Kan niet op een vuilwatertank en is dus inmiddels voor pleziervaart verboden. Zie ook winterklaar maken. Vanaf 2009 mag pleziervaart niet meer lozen
op opervlaktewater. Reeds vanaf 26 augustus 2003 gold volgens de Wet
Pleziervaartuigen dat nieuw gebouwde schepen waarin toiletten zijn
aangebracht dienen te beschikken over reservoirs of voorzieningen om
reservoirs aan te brengen (bijlage 1 bij de Richtlijn 94/25/EG). |
Onder zeil | Uitdrukking voor een vaartuig dat varende is met gehesen zeilen zonder zijn machines te gebruiken. |
Ongemanierd | Een ongemanierd schip is een schip met slechte vaareigenschappen. Bij een zeilschip b.v. een verkeerd geplaatste mast en/of kiel waardoor het schip loefgierig of lijgierig is. Een slechte zeiler werd ook wel loggat genoemd. Bij een waterverplaatsend motorjacht b.v. een voortstuwing met teveel vermogen waardoor continue bijgestuurd moet worden. Of in het algemeen een schip waarvan de symmetrie niet klopt. Een schip dat zich voorbeeldig gedraagt noemt men "gemanierd" of bij de vellen gemanierd. |
Onklaar | Zie klaren. |
Ontluchten hydraulische besturing | Een nieuw aangelegd hydraulisch besturingssysteem dient goed ontlucht te
worden om hinderlijke vering/onnauwkeurigheid van besturing te voorkomen. Bij dubbele
besturing zal bovendien bij warm weer door uitzetting van de lucht olielekkage door het
ontluchtingsgaatje in de vuldop van de hoogste stuurpot optreden. Ontluchten doe je met
twee personen. Eén bij de stuurstand (bij dubbele besturing de bovenste) en één bij de
ontluchtingsnippels van de stuurcilinder onder in het schip. Op het commando
"links" gaat de bovenste man naar links draaien en doet de onderste man het
rechter nippeltje open. (tenzij de cilinder achter de roerkoning "contra" is
gemonteerd) Hij draait de nippel dicht wanneer er alleen nog maar olie zonder gesputter
uitkomt en roept dan "stop". Voor alle zekerheid dient dit met tussenpozen een
paar keer herhaald te worden. Vervolgens is de rechterkant aan de beurt. Het kan geen
kwaad de volgende dag te controleren als het systeem is uitgezakt. Als dat allemaal achter
de rug is dient de bovenste pomp tot ongeveer 1cm onder de vuldop bijgevuld te worden. Forumlid RonaldL gebruikt een wellicht handiger methode. Hij schrijft: "Schuif over elk van de twee ontluchtingsnippels een slangetje. Plaats onder de cilinder een plastic bak. Doe olie in de bak. De uiteinden van de twee plastic slangetjes in de bak onder olieniveau. Door afwisselend links en rechtsom te draaien met het stuurwiel met al of niet gesloten of open ventieltjes kan je alle lucht uitblazen door het ene slangetje terwijl door het andere slangetje olie aangezogen wordt. Als je beide ventielen openzet en aan het stuurwiel draait, kan je zonder dat de zuiger beweegt het hele leidingsysteem "doorblazen" zonder dat er lucht ingezogen wordt". Wanneer er na ontluchten op de hoogste stuurstand toch nog overloop plaatsvindt is het systeem te hoog afgevuld. Remedie: wegdeppen en verder niets meer aan doen. Het stopt vanzelf als het niveau op peil komt. Slechts in uitzonderlijke gevallen, b.v. bij zeer lange leidingen zal een expansievaatje noodzakelijk zijn.Verwant: dubbele besturing, balansroer, roeruitslag en uit koers. |
Ontmeren | Zie afvaren. |
Ontroesten | Zie voor gangbare middelen het onderwerp roest. Voor kleinere voorwerpen is er de beproefde methode van elektrolyse. Het voorwerp wordt ondergedompeld in water en met een elektrische stroom schoongemaakt. Neem een bak water waarin een behoorlijke hoeveelheid soda is opgelost. De soda dient om het water beter geleidend te maken. Plaats aan de rand van de emmer of reservoir een stuk ijzer dat opgeofferd kan worden. In het midden wordt het te ontroesten voorwerp geplaatst. Koop nu de meest eenvoudige en goedkope acculader die je kan vinden. Sluit de minpool aan op het schoon te maken voorwerp en de pluspool op het opofferingsijzer. Meerdere opofferingijzers rondom versnellen het proces maar dan moeten ze allemaal aangesloten zijn op de pluspool. Omdat er waterstofgas vrijkomt moet je zorgen voor goede ventilatie of nog liever de bak in de open lucht zetten. De roest (ijzeroxide) wordt omgezet in een zwarte korst die eenvoudig met een schuursponsje o.i.d. verwijderd kan worden. Vatsgebakken moeren kunnen op deze manier na een paar dagen gewoon losgedraaid worden. |
Onweer | Zie bliksem. |
Oogsplits | Zie splitsen. |
Oorgat |
De naam oorgat komt reeds in 1389 voor als benaming voor de
openingen in het
paalwerk aan het IJ, die 's nachts werden afgesloten. Mogelijk is het
een niet geboekstaafde verbastering van doorgat. Bekender is het oorgat waar de Amsterdammer Hendrick de Keyser
in 1596 octrooi op kreeg.
Vaste bruggen hadden in vroeger tijden in het midden een opening waardoor een schip met
staande mast kon varen. Deze openingen noemde men oorgaten, die zich zodra er een
mast tegenaan kwam, vanzelf openden.
De slimme werking ging als volgt: Midden op de brug was een opening van pakweg een halve meter, afgedekt door twee houten klappen, die schuin tegen elkaar stonden. Aan de uiteinden bevond zich een naar buiten opwaarts gebogen ijzer als een gaffel. De schipper moest zijn mast in de gaffel zien te varen, waardoor de brugklappen omhooggedrukt werden. Als de mast gepasseerd was, vielen de klappen terug. Het manoeuvreren vergde heel wat stuurmanskunst, maar er waren altijd wel mensen op de brug die een handje wilde helpen door de mast in de goede richting te duwen. Toch gebeurde er veel ongevallen. Voetgangers werden door de masten geramd of struikelden over de klappen. Het stadsbestuur van Amsterdam beval daarom de schippers voor het passeren tweemaal luid te roepen "Omme te verhoeden datter nijemand en verongevalle int deur schieten van denzelven schepen". De laatste twee bruggen met "automatisch" oorgat deden in Kampen dienst tot 1914. Hindeloopen kent nog steeds een handbediend oorgat. De Skoelebrêge heeft een oorgat met één klap welke handmatig geopend moet worden [filmpje]. Verwant: beweegbare bruggen. |
Opdraaien | Een term die eigenlijk afkomstig is uit de zeilvaart en betrekking had op
het wenden met vierkant tuig. In de binnenvaart was
"opdraaien" het 180° draaien van voorstroom naar tegenstroom. In de tijd dat er
nog geen radar bestond was dit afvarend op de rivier bij opkomende mist een hachelijke
onderneming, waarbij het voorgeschreven geluidssein werd gebruikt en bij antwoord soms
meerdere keren herhaald. Het geluidssein bestond uit een lange stoot, gevolgd door een
korte (over stuurboord) of twee korte (over bakboord). De manoeuvre was vooral voor de
slepen op de Rijn bepaald geen sinecure. De grote radersleepboten hadden de volle breedte
van de rivier nodig. Inmiddels is deze term in de moderne Rijnvaart bijna verdwenen. Bij
mist wordt gewoon doorgevaren en de duwcombinaties en grote motorschepen draaien niet meer
op, maar komen indien nodig "kop voor" ten anker door middel van zware
hekankers. Met dank aan Nico Deen, oud Rijnschipper, m/s Catharina II. |
Opduwer |
Opduwer of opdrukker, in Vlaanderen zeggen ze gatstoemper. Werd gebruikt in de overgang van zeil- naar motorvaart. Voor schepen met ingebouwde motor werden in die tijd a.d.h.v. tonnage dubbele doorvaarttarieven berekend omdat waterschappen er vanuit gingen dat hogere vaarsnelheden oevers en kunstwerken zouden beschadigen. Op sommige wateren gold zelfs een vaarverbod voor motorschepen (de woorden motor .. ton moesten op het boeisel staan). Omdat bovendien veel kleine schippers de ombouw niet konden betalen ontstond de opduwer, waarvoor geen vaarkosten verschuldigd waren. Een piepkleine motorboot, die achter het schip werd bevestigd of dienst deed als sleper. |
Openingstijden bruggen en sluizen |
Openingstijden van bruggen en sluizen zijn op de site waterkaart.net te vinden. Je kan daar rechtstreeks zoeken of een app downloaden. Tevens zijn marifoonkanalen en telefoonnummers vermeld. De informatie wordt regelmatig ververst. |
Openteren | Het over de weeflijnen van het want naar mars en ra's klauteren.
Ook wel "In de tellen kluiven" genoemd. Omhoog klimmen
dus. Zie ook uitenteren.
|
Ophaalbruggen | Ophaalbruggen of beweegbare bruggen. Zie meer op typen beweegbare bruggen. |
Opklapbare schroef |
De opklapbare schroef zou in de twintiger jaren zijn uitgevonden door de
Franse scheepswerf Quille et Merville en werd alleen op schepen voor de
vaart op Franse en Belgische kanalen met hun krappe sluizen toegepast. Bij
een opklapbare schroef wordt de schroefas buitenboord via een cardanische
ophanging verlengd met een tweede as van zo'n 1,20 tot 1,50 m lang waaraan
de schroef wordt bevestigd. Het systeem kon zelfs één geheel vormen met het
roer om zo samen opgehaald te kunnen worden. Voor zover bekend niet of
nauwelijks op Nederlandse schepen toegepast.
|
Opleiding | De theorieopleiding voor het klein
vaarbewijs is bij de motorbootvaarder wel bekend. Minder bekend is de mogelijkheid tot
het volgen van een praktijkopleiding motorbootvaren. Gaandeweg zijn er steeds meer
vaarscholen die zich daarmee bezig houden. De goeden geven naast theorie ook
praktijklessen motorbootvaren volgens de CWO normen. CWO staat voor Commissie
Watersport Opleidingen. Dit is het enige instituut dat zich met praktijkopleidingen zeil-
en motorbootvaren bezig houdt en daarvoor normen heeft en diploma's, c.q. paspoorten
uitgeeft. In de CWO zijn de ANWB, HISWA, het watersportverbond en Recron vertegenwoordigd.
De meeste zeilvaarscholen zijn hierbij aangesloten. Ook voor het motorbootvaren heeft de
CWO een aantal normen vastgelegd met enkele opleidingslijnen: CWO I+II staat voor
beginners, CWO III staat voor gevorderden. Elke cursus stelt weer andere eisen aan de
cursist. Zo zal een CWO III-er de "man over boord" oefening moeten beheersen,
terwijl er aan een beginner uiteraard minder hoge eisen gesteld worden. Dit ligt allemaal
vast. De CWO is gevestigd in Loosdrecht. Praktijkvaarscholen motorboot: (Google voor meer adressen op vaarschool of vaaropleiding). Let op: Niet alle hieronder genoemde praktijkscholen werken volgens CWO normen. Op de websites vind je ook nadere informatie over e.v.t. theorieopleidingen voor het examen klein vaarbewijs en/of marifoon.
|
Oplopen
|
Het inhalen en voorbijlopen van een ander vaartuig; zie ook oploper, koerskruiser of tegenligger en vaarregels. Denk er aan dat schepen die naast elkaar varen
door de "terugstroom" naar elkaar toe worden gezogen. Schepen die elkaar
ontmoeten, worden uit elkaar geduwd. Hoe groter het schip, hoe sterker het effect. Het in
een kanaal oplopen van een vrachtschip kan voor een onaangename verrassing zorgen. Eenmaal
naast het schip gekomen blijkt dat de terugstroom zo sterk is dat de inhaalpoging gestaakt
moet worden. Verder kan het voorbijlopen van een klein schip in smal ondiep water ook
vervelende gevolgen hebben. Door ondiepte aan de kant kan een enorme zuiging ontstaan,
waarbij beide schepen als het ware naar beneden gezogen worden en nagenoeg onbestuurbaar
worden. Vermijdt dit dus, het is slecht voor de oevers en onbehoorlijk tegenover de
schipper van het opgelopen schip. In het algemeen kan gesteld worden dat een
oploopmanoeuvre beperkt moet worden tot ruim water. Hieronder de aanbevolen manoeuvres wanneer je op smal water wordt opgelopen door een (diep geladen) vrachtschip:
Verwant: hekgolf, squat. |
Oplooplicht |
In het vaarreglement (VR) van 1965 was opgenomen dat op de
Gelderse IJssel en Maas door de oploper een blauwe oploopvlag in de voorste
mast getoond moest worden. Bij donker te vervangen door een oplooplicht dat leek op
een toplicht maar veel lager op de kop stond. Op kleinere schepen werd wel
gebruik gemaakt van een lange lijn die van voormasttop naar stuurhut liep om de vlag vanuit daar te
kunnen hijsen of strijken. Dat voorkwam gehol naar de voorsteven bij iedere
oploop. Op de KOFS school
(Koninklijk Onderwijsfonds voor de Scheepvaart)
schijnt in die tijd de volgende grap nog rond gegaan te zijn:
Wat is het toppunt van hoogmoedswaanzin?
Een spits met een oploopvlag. De blauwe vlag of blauw bord aan de rechterzijde van de stuurhut voor het stuurboord op stuurboord passeren van tegemoetkomende schepen bestond nog niet. Die regel is van later tijd en in RPR-gebied, dus ook in Duitsland, niet geldig. Daar moet men gewoon stuurboordwal houden. Bronnen: Rijnvaartnostalgie en Binnenvaarttaal. |
Opper | Een beschutte plek aan hoger wal. "Een oppertje zoeken", een beschut plekje uit de wind zoeken. In spraakgebruik ook als aanduiding voor de hoogste onderofficiersrang bij de marine: opperschipper. En vroeger voor de opperstuurman, de eerste stuurman of officier op VOC- en WICschepen in de periode 17e tot begin 19e eeuw. Schepen met meer dan één stuurman hadden naast de "opper" een onderstuurman en soms een tweede onderstuurman, de z.g.n. derdewaak (wachthouder). |
Opschieten
|
Opschieten
is touwwerk netjes in bochten bij elkaar nemen en ophangen, b.v. aan een
nagelbank. Met zon- of
rechtsgeslagen touwwerk wordt met de zon of met de klok mee opgeschoten.
Links, of tegen zon geslagen touwwerk wordt tegen de klok in opgeschoten.
Dit om kinken te voorkomen. Het meeste touw is rechts geslagen. Indien een
der touweinden (tampen) belegd of vastgezet is dan begint men op te schieten
bij dit eind, ook weer om kinken tegen te gaan.
|
Opstapper |
Officieel een tijdelijk vervanger van een bemanningslid. In de
pleziervaart iedere meevarende die de handen uit de mouwen steekt. Althans, dat belooft te
doen. John Vermeulen omschreef een opstapper in zijn humoristische
"Varensweeën" als: "Twee voeten die altijd precies daar staan waar jij de
jouwe wil zetten, twee handen die met alle geweld willen helpen, een slecht ontwikkeld
evenwichtsgevoel, een onverklaarbare opwinding om een paar druppels buiswater, en hoogst
verbazingwekkende op- en aanmerkingen over varen in het algemeen...". De KNRM kent een pittige opstapper opleiding om als allround bemanningslid op een reddingboot te kunnen varen. |
Op stootgaren liggen | Klaar liggen om uit te varen. Ook wel slaags liggen, of nog ouder geparesseert liggen van het Franse être paré. De term komt uit de zeiltijd. Een schip lag op stootgaren als het zeil klaar was om onmiddellijk uitgehaald te worden. Het onderlijk was dan met dunne garens, de stootgarens, aan de ra vastgemaakt met de bedoeling om tijdens hijsen met een ruk af te kunnen breken. Verwant: klarenzie. |
Osmose | Letterlijke betekenis: "Eenzijdige vloeistofstroom door een wand,
waarbij twee vloeistoffen die zich aan weerskanten bevinden in verschillende mate worden
doorgelaten". Polyester schepen worden meestal in lagen van buiten naar binnen in een
mal opgebouwd. Het zwakke punt zit in de vakkundigheid (vroeger) waarmee dit gedaan wordt.
Men begint met de buitenste afwerklaag, de gelcoat. Daarna volgen naar binnen toe de lagen
met polyesterhars doordrenkte glasvezelmat, die handmatig (de hand lay-up methode) met een
roller worden aangedrukt, zodanig dat geen luchtbelletjes achterblijven. Althans dat is de
bedoeling. Een juiste temperatuur en luchtvochtigheid spelen hierbij een grote rol. Als
dit niet optimaal gebeurt blijven minuscule luchtkamertjes over, die onder invloed van
temperatuurwisseling kunnen uitzetten en krimpen en tenslotte barsten, waardoor vocht kan
binnen komen. Ook denkt men dat de weekmaker styreen, die gebruikt wordt om de
laminaatlagen langer te kunnen verwerken een belangrijker oorzaak kan zijn. Als dat in
holtes voorkomt zou vocht voor een chemische reactie zorgen, waarbij zuren vrijkomen en
gasvorming optreedt dat meer volume nodig heeft. Beter is de moderne methode van vacuüm
geïmpregneerd laminaat, waardoor luchtinsluiting welhaast onmogelijk is. Toch kan nog
steeds een verkeerde kwaliteit hars of gelcoat door te hoge vochtdoorlatende
(hygroscopische) eigenschappen de boosdoener zijn. Er zijn gespecialiseerde bedrijven die de huid kunnen "schillen" en de boot van een nieuwe gelcoatlaag voorzien, maar als de osmose dieper zit biedt dit geen soelaas. Osmose is dus bij bezitters van polyester schepen gevreesd en berucht, maarr... we spreken wel over een cosmetisch probleem, want zoals ons toenmalig forumlid Georges treffend zei: "Er is nog nooit één boot gezonken door osmose". Hieronder de meest voorkomende problemen bij polyester schepen volgens de "oude methode" [ZRP].
|
Otter |
De otter is een Belgisch tjalkachtig schip met als oorsprong de oude zeepleit gelijkend op de Zeeuwse poon, maar met een fijner gevormd achterschip. |
Oude maten en gewichten |
Herleiding van oude maten en
gewichten naar hedendaagse meters, liters en kilo's is bijna onmogelijk.
Toch een poging. Zie schippersmaatlat en inhoudsmaten bij
victualiën in vroeger eeuwen. Moderne ergonomische maatcriteria voor zelfbouw of verbouw aan boord zijn te vinden bij zelfbouw. |
Oudwijf | Een oudwijf is een verkeerd gelegde platte knoop, zie binnenvaarttaal, maar ook een plooi in het zeil [PrZ]. |
Overloop | Overloop, overloopslede, wagen, overloopwagen, schootleider. Het zijn allemaal andere woorden voor een leiwagen, de dwarsscheepse stang of balk op achterschip waarover het schootblok van de schoot van het zeil of, voorlangs de mast, de schoot van de fok loopt (geleid wordt). Zie leiwagen voor afbeeldingen. |
Overnaads |
|
Overstag | Op tegenwindse koers over een andere boeg gaan zeilen, "wenden". De roerganger zal vooraf het klassieke commando
"Klaar om te wenden!" als waarschuwing roepen, waarna op "Ree!" met
als betekenis "Roer naar lij" de manoeuvre wordt uitgevoerd. Het
roer wordt naar lij gedrukt (niet te veel , anders treedt een remmend
effect op). De fokkeschoot wordt gevierd. De grootzeilschoot wordt op
spanning gehouden, waarna het schip in de wind zal opdraaien. Op het moment
dat het schip recht op de wind ligt zal de fokkeschoot nog even aangehaald
moeten worden naar de kant waar hij stond. Men noemt dit de fok "bak
houden". De wind drukt nu aan de verkeerde kant in de fok en helpt het schip
om door te draaien. Tegelijkertijd wordt de grootzeilschoot gevierd en zodra
het schip doordraait gaat de giek over (denk om
je hoofd) en kan de grootzeilschoot weer worden
aangehaald. De fok wordt ook overgehaald maar nog niet aangehaald. Pas
wanneer de manoeuvre is voltooid en de koers op het nieuwe
kruisrak ligt wordt de fokkeschoot aangehaald. Op
nauw water waar de tegenwind niet in het verlengde van de vaart staat zullen
de kruisrakken verschillend van lengte zijn. Een korte slag en een lange
slag welke resp. haalboeg en strekboeg genoemd worden. Zie ook laveren en overstag met een zeegaand volschip. |
Overstoomd | Overstoomd werd aanvankelijk gezegd van een schip dat door een stoomschip was overvaren. Later in gebruik voor elke gemotoriseerde overvaring. |
Overstuur | Overstuur varen = achteruit varen. Letterlijk betekent het "in de richting van het stuur" of "over het stuur" (roer). Achteruit dus. |
Overtoom
|
Een overtoom was een waterbouwkundige inrichting voor het op peil houden
van een vaarwater en tevens geschikt om kleine schepen van het ene pand van een kanaal
naar een ander hoger of lager gelegen pand over te brengen. Vaak werd gebruikt gemaakt van
een spil met enorm grote draaiwielen waarmee het vaartuig met behulp van kettingen over de
kruin kon worden getrokken. Een variant was de
waterpoort of verlaat, een voorloper van de schutsluis. Dat was een dwars in het vaarwater gelegde dam waarin een poort was gebouwd,
waardoor een vaartuig van het ene kanaaldeel in het andere kon varen, zodra een verlaat
werd geopend of schotbalken (naalden) werden verwijderd [Me5].
Zo'n verlaat of schietsluis had een geweldig nadeel. Het hoger gelegen pand
liep gewoon leeg en veroorzaakte veel waterverlies bij een passage. De
deur bleef dus gesloten tot de waterstand zover gestegen was dat de deur kon
worden opengezet en je naar het volgende kanaalpand kon varen. Niet altijd
was er voldoende water om alle schepen per doorlaat tot aan het volgende
verlaat te krijgen. Men moest dan weer wachten tot er voldoende water was.
Dit systeem voldeed alleen in gebieden met voldoende waterafvoer, zoals
bijv. bij veengebieden waar men met de afgraving van turf begon. Een ander gebruik was dat in het gebied met wateren die onder invloed van eb en vloed stonden. Hier kon men alleen rond 'gelijk water' door de sluis. Naast overtoom bestaat ook watertoom. Dat is echter een ander woord voor nachtspiegel (pispot). Bron o.m. Binnenvaarttaal.
|
Overzeiler | Overzeiler is de benaming voor een zeekaart die een groot gebied afbeeldt
op een klein formaat. Officieel een klein-bestekkaart. Deze kaart behoort tot de
waterdichte of waterbestendige inventaris van reddingsloepen en reddingvlotten. Witsen beschrijft het werkwoord overzeilen: "Als het eene schip het ander zoo op het lijf zeilt dat het zinckt". |
Heel graag op- of aanmerkingen. |
Op alle materiaal
(layout, tekst en afbeeldingen) rust het auteursrecht van schipper Cees e.a.
Overname van artikelen of delen daarvan is slechts geoorloofd na schriftelijke
toestemming.
Mocht je ondanks
alle in acht genomen zorgvuldigheid menen rechten te kunnen ontlenen
aan in deze pagina gebruikt materiaal, laat de schipper dat dan zo spoedig mogelijk weten.