kennisbank voor pleziervaart
         en scheepvaarthistorie
 
 

Hé, dat wist ik niet...
  Vaartips.nl (1998) is niet geschikt voor smartphones van 10 jaar later.

Tips en wetenswaardigheden
Gebruik Ctrl-F (Find) voor een zoek op deze pagina.

  A     B     C     D     E     F     G     H     I     J     K     L     M     N     O     P     Q     R     S     T     U     V     W     X     Y     Z  

Y (en IJ)

IJ Het IJ in Amsterdam was tot het graven van het Noordzeekanaal een natuurlijke baai of uitloop van de Zuiderzee die bij de duinen van Breesaap eindigde in het Wijkermeer, mogelijk als overblijfsel van de Rijndelta die tot de Romeinse tijd veel vertakkingen had vanaf het huidige Katwijk.
Verwant: Zuiderzee en oude benaming van een natuurlijke waterloop.
Yawltuig
Als gevolg van de steeds toenemende lengte van sloepen en kotters werd het grootzeil te moeilijk te hanteren. Omstreeks 1865 werd overgegaan tot het inkorten van het grootzeil en het plaatsen van een bezaansmast geheel achter op het schip. Op vissersschepen noemt men dit een dandytuig, maar op jachten een kits- of yawltuig. De kits, ook wel Engels galjoot genoemd, heeft de bezaansmast vóór de roerstand geplaatst, maar wanneer de bezaansmast achter de roerstand staat spreekt men van een yawltuig.
IJkmerk IJkmerk of IJkplaat. Zie inzinkingsmerk.
IJssel Zie bij Gelderse IJssel op vaarroute 6.
IJsselmeer

Varen op het IJsselmeer en/of Markermeer is een belevenis. Je vaart op één van de grootste zoetwatermeren van Europa met aan de oevers  prachtige oude Zuiderzeestadjes en het kan zo maar voorkomen dat je rondom geen streep land meer ziet. Zonder GPS zijn dan om koers te houden een (handpeil)kompas, recente IJsselmeerkaart, passer, parallelliniaal en een horloge eigenlijk noodzakelijk. Meer dan voor een tochtje op rivieren en kanalen dien je je zorgvuldig voor te bereiden. Reddingsmateriaal direct voorhanden, losse voorwerpen slingervast  en een volle brandstoftank. Luister vooraf naar het weerbericht en aarzel niet de (motorboot)tocht af te blazen als windkracht 4 of meer voorspeld wordt. Dat lijkt kinderachtig, maar er staat op het IJsselmeer altijd meer wind dan de landvoorspelling en het water kan in korte tijd bij een weersverslechtering zeer onaangenaam worden met een venijnig korte golfslag. Windkracht 5 is voor een motorboot van rond de tien meter echt wel de limiet om nog veilig op het IJsselmeer te kunnen varen. Bovendien kan windkracht 5 à 6 een zeegang doen ontstaan die de kracht van de bemanning ernstig aantast en/of zeeziekte veroorzaakt. Als je voor het eerst dit grote water op gaat wacht dan stabiel en rustig weer af en schaam je niet met andere schepen af te spreken; eigenlijk vind ik vaarbewijs II een must. Kijk ook bij visstokken op het IJsselmeer en de Vormt.
Verwant: Zuiderzee, Het meer Flevo, Vaarroute Zuiderzee in de 17e eeuw.

IJsselpotje Het IJsselpotje is een ouderwets en inmiddels voor pleziervaart verboden bovenwater scheepstoilet dat rechtstreeks op buitenwater loost. Waarom heette dat gemak IJsselpotje of deftiger IJsseltoilet? Niemand weet het met zekerheid.

Een verklaring:
De oorspronkelijke benaming was "Scheepstoilet IJssel" met als merk- /soortnaam IJsseltoilet dat mogelijk verwees naar de herkomst van het gietijzeren onderstel, de klepkast, waarin de klep zich bevond dat door een gieterij aan de Oude IJssel geleverd zou zijn. (Bron: oud schippers en kustvaartforum.com).
Met dank aan Mw. drs. Annet Jonker van Marinemuseum Den Helder.

Een andere verklaring:
Toen de “Luxe Motors“ in opmars kwamen ten koste van de zeilschepen zag je nodige zandschepen die het IJsselzand van de Zuid-Hollandse IJsel vervoerden. In de stuurhut bij de ingang van de roef werd in een soort kast een droog closet gebouwd op een hoge stand pijp. Als het schip was geladen met zand stak die pot boven de waterlijn uit. Je moest nog wel met een puts je gemak weg spoelen. Sommige schippers vonden het teveel luxe en gebruikten de kast als opslag plaats voor de aardappels.
Bron: Gerard Meijer schipper van de Wilnisse aak de Vriendschap.
Met dank aan Kees Hendriks, hoofd collectie en informatie van het Zuiderzeemuseum

N.B. Voor de beroepsvaart geldt het verbod nog niet [2021]. Oude schepen met een IJsseltoilet kunnen alle onderdelen nog verkrijgen bij Hoenderop. Leverancier Hoenderop gaf als antwoord op de oorsprongvraag: "IJsseltoiletten gebruikt men al zooo lang, dat wij niet weten waar het vandaan komt". Op de vraag wie dan hun leverancier was kwam helaas geen antwoord.
Klik hier voor meer.
 


.

IJstafereel Hieronder een kopergravure naar een voorbeeld van Hendrick Avercamp (1585-1634) door Simon Fokke.
Gezicht op het bevroren water van de Haarlemmer Meer anno 1625 waarop diverse winteractiviteiten. Te zien zijn jagers, ijsvissers, schaatsers, kolfspelers, een arrenslee,  prikslee etc. Verder een ingevroren schip dat haar bevroren grootzeil en vlaggen voert, die kennelijk niet bijtijds zijn geborgen. (artist's impression?). Datering Simon Fokke: 1724 - 1784.
IJzer

De eerste ijzeren schepen van de 19e eeuw waren van een ander materiaal dan het huidige staal. IJzer en staal hebben heel verschillende eigenschappen. Lees op het forum scheepspraet waarom geklonken ijzeren schepen niet of nauwelijks te lassen zijn. Pas in 1917 lukte het om met toenmalig modern staal een volledig gelast schip te maken.
We lezen in het Woordenboek van Scheepsbouw uit 1861 nog: "Voor oorlogschepen is het ijzer volgens sommigen volkomen onbruikbaar tegen eenen vijand , die geschut gebruikt, ten zij men geblindeerde schepen bouwt. Zeker is het echter, dat ook reeds eene dunne blindering beveiligt voor holle projectielen, en dat de gaten in het boord van ijzeren schepen niet moeijelijker te stoppen zijn dan in houten".

IJZER
IJzer, symbool Fe, is het Nederlandse woord voor Ferrum, een chemisch element, in zuivere vorm een zeer zacht, zilverwit metaal. Het is in de techniek het meest gebruikte metaal. Daar het ijzer zo goed als niet in zuivere toestand in de natuur voorkomt, zoals in meteoorstenen het geval is, is men aangewezen op de ijzerhoudende ertsen, waaruit men het ijzer vrijmaakt. Dit geschiedt in een hoogoven, waarin men de ertsen aan een reductieproces onderwerpt. De grondstoffen voor het hoogovenproces zijn, behalve ijzererts, nog brandstof, toeslag en lucht. Voor een rendabele winning van het ijzer in een hoogoven moeten de ijzerertsen minstens 25% ijzer bevatten.
RUWIJZER
Het ruwijzer, dat zich onderin de hoogoven verzamelt, wordt periodiek afgetapt. Er bestaan twee soorten ruwijzer: Wit ruwijzer: dit is onsmeedbaar en moeilijk te bewerken, terwijl het koolstof chemisch gebonden is. Grijsruwijzer: ook dit is onsmeedbaar, maar goed te bewerken en het koolstof is niet chemisch gebonden en bevindt zich in de vorm van plaatjes grafiet in het ruwijzer.
STAAL
Staal is verzamelnaam voor technische ijzer-koolstoflegeringen die goed smeedbaar zijn en geen vrije koolstof bevatten. Staal bevat naast ijzer en koolstof altijd een aantal andere elementen, als verontreiniging of opzettelijk toegevoegd, en pas wanneer deze een arbitrair vastgesteld percentage overschrijden spreekt men van gelegeerd staal. Ongelegeerd staal, ook wel koolstofstaal genoemd, is goed smeedbaar tot ca. 1,5% C. Daarboven neemt de smeedbaarheid snel af, maar de gietbaarheid neemt toe, zodat boven ca. 2,5% C van gietijzer wordt gesproken. Bij gelegeerd staal ligt de smeedbaarheidsgrens veel hoger. Tegenwoordig spreken we over staal als het koolstofgehalte maximaal 0,3 % is.
STAALSOORTEN
Het aantal staalsoorten is bijzonder groot door de vele combinaties van elementen, de verschillende bereidingsmethoden, de vele toepassingen en de gevarieerde eigenschappen. Volgens de fabricage onderscheidt men: martin-, elektro- en oxystaal. Naar toepassing: constructie-, machine- en gereedschapsstaal; naar eigenschappen: roestvaste, hittevaste, slijtvaste staalsoorten, enz. In de totale staalproductie neemt het constructiestaal verreweg de grootste plaats in, het is niet- of zwak gelegeerd; daarop volgt het machinestaal, doorgaans gelegeerd en altijd in veredelde toestand gebruikt; het resterende deel omvat gereedschapsstaal, roestvast staal en staal voor bijzondere doeleinden; deze soorten zijn vrijwel altijd gelegeerd en dienen een passende warmtebehandeling te ondergaan.

EEN TYPISCH STAALBEREIDINGSPROCES
Hoogovenproces: Bovenin de hoogovenschacht worden om-en-om lagen ijzererts en cokes gestort. Het geheel zakt langzaam naar beneden. Via een ringleiding wordt zeer hete lucht in de ovenlading geblazen. Die lading smelt. Het erts wordt gereduceerd tot ruwijzer en slak. Beide worden onderin de oven afgetapt.
Mengertransport: Het vloeibare ruwijzer wordt in een menger gegoten: een treinwagon met een enorm vuurvast bemetseld sigaarvormig vat erop. Met deze mastodonten kan 450 ton vloeibaar ruwijzer in één keer naar de staalfabriek worden gereden.
Oxystaalproces: In de staalfabriek wordt het ruwijzer in een groot vat gegoten, de converter. Er wordt ook een flinke hoeveelheid schroot bijgestort, als koelmiddel. Dan wordt een lans neergelaten in de converter. Daarmee wordt zuivere zuurstof onder hoge druk op het ruwijzerbad geblazen, ongeveer 40 minuten lang. Er ontstaat heftige, zeer hete reactie, waarbij het koolstof uit het ijzer aan zuurstof wordt gebonden. Er ontstaat koolmonoxide. Dit heeft nog verbrandingswaarde en wordt daarom naar een elektriciteitscentrale geleid, waar men er via gasturbines stroom mee opwekt. Het ijzer is nu ontkoold, en heet vanaf dit moment staal. Het is nog steeds vloeibaar, en wordt vanuit de converter in een 320-tons pan overgegoten.
Panbehandeling: De staalpan-lading ondergaat nog diverse nabehandelingen, zoals homogeniseren, legeren, extra diep ontkolen, enzovoort. Zo kan een zeer breed scala aan staalrecepturen worden bereid. Continugieten: de staalpan wordt leeggetapt boven een continugietmachine. Dit is een watergekoelde schacht met een rechthoekige doorsnede. Hij begint verticaal, vertoont dan een ruime bocht van 90 graden en eindigt horizontaal. Het staal wordt er bovenin ingegegoten. Het zakt rustig door de schacht en stolt intussen tot een taaie, witgloeiende streng. Aan het eind van de schacht wordt de streng in lengtes van ca. 10 m lengte gesneden. Zo ontstaan plakken staal van ca. 22 cm dik, max. 210 cm breed en ca. 10 m lang. Ze wegen gemiddeld 20 ton.
Warmwalsen: De afgekoelde plakken gaan naar de warmbandwalserij. Daar worden ze in ovens weer verhit tot 1200 graden C en daarna door een serie van 12 walstuigen geleid. De plak wordt stapsgewijs uitgewalst tot een lange stalen band. Aan het einde van de walsbaan wordt de band met sproeiers gekoeld tot ca. 600 graden C en op een haspel-installatie opgewikkeld tot een rol.
Vervolgstappen: De dikte van het staal ligt tussen de 1,5 en 25 mm. Scheepsplaat valt in deze range. Voor deze toepassing hoeft het staal dus geen verdere diktereductie te ondergaan. Voor veel andere toepassingen is dunner staal nodig (b.v. witgoed, autoplaat, blikjes). In dat geval volgt nog een extra walsproces bij de koudbandwalserij. Dit koudgewalste product kan tevens worden verzinkt, vertind, verchroomd of geverfd.

IJZEREN SCHEPEN
Formeel gezien is ijzer dus een chemische element Fe. Waarom spreken we dan toch van ijzeren versus stalen schepen? In het verleden was het staalproces nog niet zo ver ontwikkeld dat een goed lasbaar laagkoolstofstaal gemaakt kon worden. De oudere staalprocessen leverden ook staal op, maar met een veel hoger koolstofgehalte. En hoe hoger het koolstofgehalte, des te slechter men staal kan lassen, daar zich rond de las carbiden vormen die erg bros zijn. Deze slecht lasbare staalsoorten werden in de volksmond daarom vaak ijzer genoemd.
Puddelijzer: Tot het begin van de vorige eeuw werd bij ijzeren schepen ook puddelijzer of puddelstaal toegepast. Dat werd bereid in een puddeloven. Het ruwijzer werd via een overstrijkende vlam omgezet in smeedijzer. In het puddelproces komt het ijzer niet tot smelten, maar ontstaat er een gloeiende deegachtige massa. Door het vervolgens te smeden wordt de meeste slak uitgedreven en ontstaat puddelijzer. Het puddelijzer, ook wel bekend als Engels staal heeft weliswaar net als staal een laag koolstofgehalte, maar is door het restant slakken beter smeedbaar dan staal. Dat je met puddelijzer te maken hebt, wordt vooral duidelijk door de roestvorming. Bij modern staal vreet het in, maar bij puddelijzer (vanaf 1835 ook puddelstaal) valt de roest er gewoon af. Er komen roestbulten en het ijzer gaat delamineren. Het herstellen van puddelijzer is zelfs voor een ervaren lasser geen éénvoudige klus. Het ijzer is heel zacht en bros. Het is onbuigbaar, breekt, scheurt en brokkelt af, maar is met de nodige voorzorgsmaatregelen en vakmanschap wel te lassen.

SCHEEPSSMEDERIJ
Scheepssmederijen hadden al een functie bij de houten scheepsbouw, omdat bouten, spijkers, beslag voor masten, gieken, zwaarden en blokken door de scheepssmid gemaakt moesten worden. Pas in het begin van de 20ste eeuw worden ijzeren boten en vissersschepen vervaardigd, ten gevolge waarvan de betrokkenheid van ijzerbewerking in de scheepvaart toeneemt. Zij dienden als werkplaats voor klein onderhoud en raparaties. Aan de Zuiderzee b.v. voor het onderhoud van de stoomponten en stoompassagiesschepen die de verbinding tussen Oost- en Westwal onderhielden. De hoofdtaak van de smederijen was niet langer het uitsmeden van het ruwe materiaal, maar het knippen en buigen van plaatwerk en het aan elkaar smeden met klinknagels. We spreken hier over de periode vanaf 1885.  Er werd tot 1960 op scheepswerven nog steeds lawaaiig geklonken, gekookt en gehakt.

STAAL IN DE 18e EEUW [NvW].
Als men het yzer met harde kolen smelt en deszelfs vogt stremt wordt het in staal veranderd. Om nu het staal te harden wordt het sap van zekere vlugtige kruiden vereischt, in hetwelke het gloeiende sap moet afgekoeld worden. Sommige hoefsmeden zijn van mening dat door het hoorn van een paardehoef, het staal harder gemaakt wordt. Anderen harden met pis, zout en roet uit den schoorsteen, zynde wel door malkander gemengd en het yzer daarmede bestreeken. Dus in pottebakkers klei gerold zegt men, dat het zeer hard wordt.
Staal-erts: Die geenen, die zig op de metallische historie toeleggen weten dat er een erts is waaruit aanstonds staalhard yzer gemaakt kan worden. Men vindt dergelyke veel in het graafschap Sargans, behoorende onder het Zwitsersche eedgenootschap en aldaar op een hoogen berg, genaamd Guntsen: en wordt uit vermenging van drie ertsen by hen zwart-erts, meliwerk en rood erts genaamd, bereidt, waarby merkwaardig is, dat deese drie ertsen hunne zekere vermenging, by die geenen die daaraan werken, alleen bekend is.

IJZERMERKEN TOT EIND 19e EEUW [WvS].
Omdat de kwaliteit van ijzer nogal kon verschillen hanteerde men ijzermerken voor herkomst, zoals we dat bij zilver kennen.
Het ijzer in de scheepsbouw was voornamelijk van binnenlandse grofsmederijen of Zweedse en Duitse oorsprong, waarbij het Zweedse de voorkeur had vanwege een goede blauwe en gladde structuur.


Zweedse ijzermerken

Soort- en eigenschapmerken

Bronnen:
- Theo de Wilde, ex directeur van Hosokawa Schugi Process Engeneering, (voormalig?) gids op de Bataviawerf te Lelystad.
- Vereniging tot behoud van de Zalmschouw
- Lasgroep West (LGW), vereniging van mensen die geïnteresseerd zijn in of aanverwant zijn aan de lastechniek.
- Staal in de 18e eeuw: het Nieuw en Volkomen Woordenboek van Konsten en Weetenschappen, Egbert Buys [1775].

IJzeren Varken
Het ijzeren varken, beter bekend als iseren vareken was een rond kort gebouwd vrachtscheepje dat voorkwam in Overijssel e.o. en sterke gelijkenis vertoonde met het potschip en kennelijk stevig genoeg was om de Zuiderzee over te steken.
IJzerhout Oude benaming voor hardhout.

 

  A     B     C     D     E     F     G     H     I     J     K     L     M     N     O     P     Q     R     S     T     U     V     W     X     Y     Z  

Heel graag op- of aanmerkingen
.

Op alle materiaal (layout, tekst en afbeeldingen) rust het auteursrecht van schipper Cees e.a.
Overname van artikelen of delen daarvan is slechts geoorloofd na schriftelijke toestemming.

Mocht je ondanks alle in acht genomen zorgvuldigheid menen rechten te kunnen ontlenen
aan in deze pagina gebruikt materiaal, laat de schipper dat dan zo spoedig mogelijk weten.

verantwoording