|
|
|
Korte beschrijving in alfabetische volgorde
Ab - Aw | Ba - Bu | Ca - Cu | Da - Du | Eu - Et | Fa - Fu | Ga - Gy | Ha - Hv | Ib - It | Ja - Ju | Ka - Kv | La - Lo | Ma - Mu |
A |
Abubuz | De Abubuz is een typisch
schip van de Perzische Golf en wordt gekenmerkt door een klippersteven en de
vorm van de gebogen, hoog geplaatste achtersteven met een uitwendig roer.
Het is een zeilend vrachtschip van recente oorsprong dat tot in de jaren 60
veel voorkwam in Oman. De naam is afgeleid van het uitsteeksel op de boeg.
|
Acon | De acon was een primitief
bootje dat door schelpdierkwekers in de baai van Aiguillon en de estuaria
tussen de Loire en de Gironde in Frankrijk werd gebruikt. Bij eb kon het
bootje net als een slikbak over de modder
geduwd worden.
|
Afjordboot | Noors open boottype uit het Afjord
district, geroeid met 4 tot 10 riemen. Kleine Åfjordboten
werden vooral gebruikt voor personenvervoer en voor het vissen in de
uitgestrekte fjorden en rond de scheren bij Trondheim. Zie ook
Fembøring.
|
Anan | Schorsboot die tot omstreeks 1900
werd gebruikt door de Yaghan Indianen van Vuurland. Ze werd
vervaardigd uit stroken berkenschors die aan elkaar genaaid
werden met walvisbalein.
|
Antung | Er zijn twee typen
Noord-Chinese jonken, de Pechili Trader en de Antung Trader. De Pechili is
waarschijnlijk de oudste Chinese handelsjonk die over zee voer, en is tot
aan de Rode Zee en Oost-Afrikaanse havens gezien, maar verdween snel. Het
zijn over het algemeen grote vaartuigen met brede romp en een smal dek en
maar liefst vijf masten. De achterste en middelste masten staan verschoven
ten opzichte van de middenlijn. De masten zijn getuigd met jonkzeilen. Dat
zijn brede zeilen die voorbij de mast lopen en voorzien zijn van veel lange
(bamboe) zeillaten. Er werd vanonder af gereefd.
|
Ap | De ap is een lange
smalle boot met uitlegger en zeilen van het eiland Chowra in de Golf van
Bengalen en wordt veelal Chowra ap genoemd. In veel publicaties
aangeduid als "general purpose canoe" (kano).
Een grote versie (links) voor transport en een kleine (rechts) voor visserij. De mahsol ap
met de grootste lengte-breedteverhouding en kleinste
breedte-diepteverhouding wordt als wedstrijdboot gebruikt. Foto's: OpenEdition Journals
|
Aquamoteur | De "Toueur Aquamoteur"
zag er uit als een raderboot, maar was dat niet. Het was een merkwaardig
apparaat dat in de 18e eeuw werd ontworpen en doet denken aan een
schipmolen uit dezelfde tijd.
Het lag aangemeerd onder een boog
van de Pont Neuf, waar de stroming van de Seine, nog niet vertraagd door de
Suresnes-dam, de raderen in werking stelde die een lier aandreven om boten
stroomopwaarts naar het Île de la Cité in Parijs te trekken.
|
Arawa | De arawa is een
legendarische Māori-migratiekano die door Polynesische kolonisten in
Nieuw-Zeeland ( Aotearoa in het Māori ), tijdens een reeks oceaanmigraties
vanaf eind 13e of begin 14e eeuw zou zijn gebruikt. Volgens mondelinge
verhalen zouden het dubbele kano's zijn met een hut op een platform op
dwarsbalken die de verbinding vormden. Tot op heden is er geen nauwkeurige
beschrijving. De afbeelding is een artist impression met een soort
krabklauwzeil.
|
Arlequin | De arlequin was een
veerbootje van de Saône en Doubs in Frankrijk. Het werd
geboomd,
gepeddeld of geroeid. De voorkant was in de vorm van een lage, lang
uitgestrekte, punt en de achterzijde was een spiegel. Het bootje stond
bekend als instabiel en werd daarom ook wel "noie-chien" (verzopen hond)
genoemd.
|
Armadahan | De armadahan was
oorspronkelijk een uitgeholde boomstamboot van 10 tot 12 meter met één of
twee uitleggers, afkomstig uit Laguna de
Bay op de Filipijnen. Ze waren uitgerust met twee masten, één in het midden
en één van voren, die waren getuigd met
driehoekige- of vierkante sprietzeilen
|
Aslamki | De aslamki of aslamok was
een Bulgaars semi-zeevrachtschip van de Wolga uit de 13e-14e eeuw, vooral
populair onder de Tartaren. Overeenkomst met de kogge is opvallend
|
Atakebune | De Atakebune was een
groot Japans oorlogsschip uit de 16e en 17e eeuw. Volgens een geschrift uit
1593 was van sommige schepen de bovenbouw bedekt met ijzeren platen. Tijdens
de Japanse invasie van Korea (1592-1598) werden de tekortkomingen duidelijk, omdat ze niet opgewassen bleken tegen de superieure bouw
en vuurkracht van de Panokseons van de Koreaanse marine. Hieronder een
bouwpakket schaal 1/100 naar een model in het Saga Prefectural Nagoya Museum
|
Awang | De Awang was, net als de
armadahan, een lange uitgeholde boomstamkano
van de Maranao- en Maguindanao-stammen op de Filippijnen, maar dan zonder
uitlegger(s). Voor de boten werd gebruik gemaakt
van regenwoudbomen als lauan en apitong. Ze zijn meestal uitgebreid versierd
met geschilderde
okir
motieven en houtsnijwerk. De afbeeldingen zijn uit Philippine Pre
colonial, Heritage & Trivia op Facebook
|
B |
Bac d'Arcachon | De oesterkwekerijboot
heet voluit Bac à voiles d’Arcachon, een zeilboot dus. De ontwikkeling van
de oesterteelt tussen 1860 en 1890 leidde tot de bouw van talrijke
van deze boten, omdat de sloep niet voldoende bleek om alle werkzaamheden uit
te voeren, met name het vervoer van zwaar materiaal. Geïnspireerd door de
Amerikaanse sharpies ontwikkelde Auguste Bert deze
brede boot met midzwaard, open achterzijde en een geladen diepgang van slechts 50 cm. De boot
is getuigd als een sloep: fok op de boeg en gaffelgrootzeil.
|
Bachet | De bachet was een
vrachtscheepje met brede spiegel en scherpe boeg van de Adour in Zuidwest
Frankrijk vanaf de tweede helft van de 19e eeuw. Ze waren twaalf tot
achttien meter lang, hadden een kiel die een behoorlijke diepgang gaf,
waardoor ze niet in ondiep water konden varen. De mast stond ver naar voren. Naast zeilen konden ze ook
met roeiriemen of een boom worden voortbewogen. Ze werden onder meer
gebruikt voor het vervoer van zware ladingen, zoals
pierres de Bidache, grind, zand of hout. De in aanschaf goedkope boten
kapseisden echter regelmatig bij het lossen. Dit gebrek aan stabiliteit
maakte ze niet erg populaire bij binnenschippers. De laatste bachets
verdwenen tegen het einde van de jaren zestig uit het landschap van de
Beneden-Adour.
Verwant: de platbodem galupe.
|
Bachot | De bachot was een
veerbootje stroomafwaarts van Rouen, maar ook de algemene benaming
voor een Seineboot met platte bodem, vrijboord en kiel, waarvan
verschillende typen bestonden, afhankelijk van het gebruik. Ze werden
batelets, bille, galoupille, flette, enz. genoemd. De rechte
lage (voor)steven(s) vergemakkelijkte het van boord gaan van passagiers door
de boeg tegen of op de wal te leggen. In de 18e eeuw was batelet de naam
voor de openbare bachot die voor personenvervoer werd gebruikt. Verwant:
charriere.
|
Badjra | Riviervaartuig uit de omgeving van Calcutta.
Ook als bajra, budgerow of kosh. Wordt geboomd, geroeid of gezeild met ra- en
topzeil. Vroeger werden er hooggeplaatste ambtenaren mee
vervoerd. Kleinere typen zijn Kah,
Pinish en Bhaulia uit
West-Bengalen.
|
Baggarah | Bootje van parelduikers
aan de kust van Batinah in Oman met markant uitsteeksel aan de boeg. Het is
geen decoratief onderdeel, maar een functioneel en cultureel element. In de
traditionele Omaanse en bredere Arabische scheepsbouw wordt de boeg vaak
verlengd en versierd.
|
Baghla | Arabisch koopvaardijschip van het
Dhow type, ook als Baghala, Baggala of Baqarah, voor de vaart
in de Rode Zee, langs de zuidkust van Arabie en de westkust
van India, in de Perzische Golf en de Golf van Oman. Heeft
versiering op de achtersteven en is getuigd
met setiezeilen. De
Indiase Kotia en Ghunja (Ghanja) lijken veel op de Baghla.
|
Bago | Een bago is een
vissersboot (prauw) uit Sulawesi, Indonesië, mogelijk vernoemd naar de
bago-rivier in Myanmar. De boot is lang, met een mast die slechts een kwart
van de lengte beslaat en getuigd is met een
tanja-zeil. Een bago is o.a. te herkennen als een
Mandarese boot door de roerboom-mik aan de
achterzijde. Er word gevist met een werpnet. Verwant: Salambáw.
|
Baidara | Met zeehonden- of walrushuid bekleede
huidboot in gebruik bij de Kamschadalen (Chukchistammen), inheemse bewoners van het
Oost Russische schiereiland Kamtsjatka. Er kon gezeild
worden met een razeil van rendiervel. Ook als Baidar,
Baidarrah en bidarrah of Umiak.
|
Baikak berlinca | Russisch vrachtschip met
spriettuig op de rivier de Dnjepr en als tweemaster met razeilen aan een
(waarschijnlijk)
stengemast en
een emmerzeil aan de achtermast voor de kustvaart op de Zwarte Zee. Had een
soort klaphekken roer.
|
Bajak | De bajak was een
tweemaster met
campagnedek, razeilen en een lange boegspriet met kluivers van Borneo,
Sumatra en Celebes. Het scheepje is mogelijk door de Dajaks van Borneo
gebruikt voor piraterij, want de zeilvoering getuigt van grote snelheid en
wendbaarheid. Bovendien kon er geroeid worden vanuit de open galerij aan de
zijkant. Het Javaanse woord bajak laut betekent zeepiraat.
|
Bajuni | De bajuni of bagiuni is
vernoemd naar de Bajuni-eilanden in Somalie. Het is een z.g.n. dubbelvlerk
bootje, oorspronkelijk een uitgeholde boomstam met twee
uitleggers voor
stabiliteit. Linksboven door
Aldo Cherini getekend met een platte achterkant, maar
puntig kwam ook voor. Iets bredere, zoals rechts, werden zonder uitleggers door
parelvissers gebruikt. "Dubbelvlerken" komen in meer meridionale
landen voor. Zie b.v. de bangka.
|
Balam | Oorspronkelijk een grote Indische
boomstamkano. Later onder dezelfde naam een breed Arabisch
handelsvaartuig uit de Perzische Golf met latijnzeil aan een
voorover hellende mast en smalle achtersteven.
|
Balancella | Oorspronkelijk Napels vissersvaartuig met één
mast, puntig aan beide zijden uitlopend en ongeveer 18 à
20 riemen voerende. Er waren meerdere varianten zoals de Franse Balancelle en
de Spaanse Balancela (hieronder) als kustvaarder op de
Middellandse Zee.
|
Baldie | Schots vissersvaartuig voor de
haring- en beugvisserij dat in 1860 werd geïntroduceerd, ook bekend als Newhaven Yawl.
Sommige historici geloven dat "Baldie" een samentrekking is
van "Garibaldi", een verwijzing naar de Italiaanse generaal
en nationalist Giuseppe Garibaldi , wiens naam een begrip
was toen de baldie werd geïntroduceerd.
|
Baleinière | De baleinière is van
oorsprong een walvisharpoenboot. Tegenwoordig als roei-/zeilboot voor
plezier- en wedstrijdvaren en bij de Belgische jeugdbeweging KMK (Koninklijk Marine Kadettenkorps), wordt de zeer wendbare walvisboot
gebruikt in de roeiopleiding.
|
Bandar Manche | Over de bandar manche of
cochin bandar manche is weinig bekend. Het was een merkwaardig
dikbuikig scheepje met dubbele romp? van de kust van Malabar. De afbeelding
komt oorspronkelijk uit het tijdschrift van de Royal Asiatic Society van
januari 1834
|
Bangka | Bangka, ook wel
vinta, is oorspronkelijk
de verzamelnaam voor kleine kano's met
uitleggers uit de Filipijnen, maar wordt sinds de 18e eeuw voor veel
meer typen Filipijnse boten gebruikt.
|
Bankskuta | Algemene naam voor noordelijke vissersvaartuigen. In Zweden een zeilschip uit de Bohuslänkust met een aflopende en licht gebogen boegspriet en een sterk aflopende achtersteven met tuigage zoals bij een ketch, bankskuta geheten. In Noorwegen een grotere versie voorde kabeljauwvangst aan de Noorse kust, bankskoïte geheten. |
Barca, Barchetta of Bilancella |
Barca was in de meeste Romaanse
talen de duiding voor verschillende kleine en grote
vissers- of handelsvaartuigen. Meestal met een tweede naam als plaats
van herkomst of type aanduiding zoals. Barca Carlofortina,
Barca da portas, Barca da testa, Barcadi grado, Barca
pozzolana, Barca trasuraleva en Barca de mitijana. "Barca's"
hadden vrijwel altijd een naar voren hellende zwaar gestaagde mast met
latijnzeil.
|
Barco | De barco is een Brazilaanse kustvaarder van Bahia,
ook wel lancha genoemd.
Draagvermogen: 20 tot 120 ton. Afmeting 26 tot 62 voet.
Het grotere type is getuigd met drie masten en heeft geen
boegspriet of voorzeilen. Aan de fokkemast voert het een vierkant razeíl,
aan de grote en de bezaansmast een gaffelzeil. Het kleinere type heeft maar
twee masten; de fokkemast staat recht en voert een vierkant zeil, de grote
mast helt sterk achterwaarts en voert een gaffelzeil. Het zijn ook Portugese vissers- en handelsvaartuigen als b.v. de barco rabelo die portowijnen langs de Douro vervoert. Linksonder afgebeeld met een bokkepoot- of schaarmast (tweepootmast zonder zijdelingse verstaging) en de barco del Minho rechts, een bootje vernoemd naar de rivier de Minho.
|
Barinho, Barino | Zeer oud Portugees vracht/ en
vissersvaartuig van de rivier de Taag met oplopende stevens
en een korte hellende mast met groot latijnzeil en een voorzeil als een
soort fok naar de boeg.
|
Barque chalutière | Barque chalutière de la
Manche is zoals de naam al zegt een Franse zeiltrawler voor de
sleepnetvisserij in het Kanaal, dat daar sinds 1729 was toegestaan. De boten
visten aan de kust van Basse-Normandie en vervingen gaandeweg de
drijfnetvisserij. Het gaffel- of bezaantuig met topzeil dat voor een
aanzienlijke trekkracht zorgt werd hier ten lande ook wel tjalkmanstuig
genoemd. Door de lange giek en gaffel was het schip wel loefgierig en had
dus een grote fok en kluiver nodig.
|
Barque du Léman | Historisch
scheepstype op het Meer van Genève (Frans: Lac Léman ). Een andere bekende
naam is Barque de Meillerie, vernoemd naar het stadje Meillerie aan het Meer
van Genève. Dit type schip was eeuwenlang wijdverbreid op het meer en werd
in de 19e en 20e eeuw vooral gebruikt voor het vervoer van stenen uit de
steengroeven van Meillerie . Een deel van de steenlading werd onderdeks en
een deel op het dek opgeslagen. De tuigage van de tweemasters bestaat uit
enorme latijnzeilen.
|
Barque du Rhône | De Rhônebarque wordt wel
de koning van de Rhône genoemd, omdat de lastige bevaarbaarheid van de Rhône
heeft geleid tot dit krachtige, goed wendbare en tevens elegante werkbootje
dat veelvuldig te zien was tussen de Camargue en Lyon. Deze kleinste boten
van de Rhône-vloot werden gebruikt voor visserij en als barque de
sauvetage (reddingsboot) bij overstromingen, maar ook door stropers.
Wordt alleen nog gebruikt bij roeiwedstrijden.
|
Barquette | Vanaf de jaren 1850
ontstond er een sterke immigratiestroom tussen Zuid-Italië en de Franse
havens aan de Middellandse Zee, met name Marseille en Sète. De meesten van
deze Italianen waren vissers. Sommigen ook scheepsbouwers. Deze timmerlieden
excelleerden in de bouw van gozzi , kleine vissersboten
die aan de Italiaanse kust te vinden waren. Zo ontstonden de kleine en grotere barquette marseillaise.
|
Batarde |
Galei, in Portugal Fust genoemd, minder groot dan b.v. de galei "Real"
bij de zeeslag van Lepanto.
|
Bateau | In Noord-Amerika en Canada werden
eind negentiende eeuw verschillende typen vaartuigen
simpelweg bateau (boot) genoemd,
variërend van open platboomd tot half gedekt met V-bodem en
midzwaard. In Maryland Virginia werd een kleine open bateau
voor het opvissen van oesters skipjack genoemd.
Bateau accéléré Deze boot van de Loire dankt haar naam aan de vorm en zeilvoering die het tot een snel schip maakte. In tegenstelling tot de meeste Franse rivierschepen had ze geen heve en spiegel, maar ronde tjalkachtige vormen en voerde aan een lange mast twee vierkante zeilen boven elkaar
Bateau à chaînes of bateau ciment armé Bootje van ferrocement (gewapend beton). Het was een revival na WO I als compensatie van het tekort aan ijzer en staal dat verloren ging in kanonnen, granaten, tanks en andere machines. De Fransman Joseph Louis Lambot wordt beschouwd als de uitvinder. Hij bouwde al in 1848 een bootje van cement en kippengaas, dat nog steeds bestaat en te zien is in het Musée de Brignolais
Bateau à livarde Vissersboot die voluit Bateau à livarde du Lavandou et de Saint Tropez heet, maar door vissers eenvoudigweg batéu of barquet wordt genoemd. Het latijnzeil staat aan een korte mast die heel dicht bij de voorsteven, is geplaatst. Bij mooi weer wordt een fok, la poulacre, over de boegspriet gehesen. Afhankelijk van het seizoen zetten vissers kieuwnetten, lange lijnen, schakelnetten of fuiken uit om in de winter baarzen, schenkel, rode poon en schorpioenvissen te vangen, in de lente sardines en makreel en in de zomer kreeften, zeepalingen en murenen. De vissers van Lavandou werken tussen de kust en de îles d'Or. Als er geen wind is, worden er twee paar roeiriemen bevestigd en duurt het vier uur om de eilanden te bereiken.
Bateau de Berck Berck-sur-Mer is een badplaats aan de Opaalkust in Noord Frankrijk, maar leefde voorheen van de kustvisserij. Berck stond bekend om zijn grote open strandboot, de bateau de berck of berckois. Een robuuste boot met latijnzeilen en een positieve spiegel. Het bezaansmastje stond vaak aan bakboord. Toen in 1861 echter vijf schepen met 32 vissermannen verdwenen in een zware storm werden de daarna gebouwde schepen van een dek voorzien, werd een zwaard geïntroduceerd en de grote mast verder naar voren geplaatst.
Bateau boeuf Frans vaartuig van de Middellandse Zee voor sleepnetvisserij in span, twee schepen die zoals ossen (boeufs) een wagen trekken, maar ook als gebruiksboot voor allerlei doeleinden.
Bateau de Hennebont Rivierbootje uit Hennebont (hent pont = oude brug) in Bretagne voor de vaart op de inmiddels grotendeels gekanaliseerde rivier Le Blavet.
Bateau de plage du Boulonnais Strandvissersboot uit de Franse plaatsen Equihen, Le Portel, Ambleteuse, Audresselles en Wissant rond 1900. Verwant aan de Berck-boten en de Normandische caiques en de Engelse loggers van Brighton. Het was een platbodem met ophaalbaar midzwaard, twee loggergetuigde masten, met op de boegspriet een kluiver en de boot kon geroeid worden. Om een grote Equihen-boot op het strand te brengen waren soms wel vijftien man nodig.
Bateau kerhor Roeiboot uit Kerhuon, aan de noordoostelijke oever van de haven van Brest. Het open bootje had drie roeidoften en twee masten en werd dus ook gezeild. Er werd aan het einde van eb en het begin van vloed op de rivier en langs de kust gevist met een zegen van 50 tot 100 meter lang met kleine mazen. De bemanning in de haven woont zeven dagen per week aan boord, onder een tent en kenmerkend is dat de bootjes meestal vrouwelijke voornamen hadden, waarvan Marie-Jeanne aan het begin van de vorige eeuw het meest voorkwam.
|
Batel, Batelao | De batel of batil, niet te
verwarren met de Vlaamse battel hieronder, is een open boot voor de
visserij en kustvaart in Portugal, Spanje en zelfs
Californië, en als batelao in India en de Perziche
golf. Een kleine Braziliaanse canoa
wordt ook batelao genoemd.
|
Batelet | Batelets waren
gierbootjes om de kabel van een
gierpont uit het water te houden. Het werkte als volgt. In het midden van de
rivier stroomopwaarts van de veerplaats werd een batelet de tête verankerd
met een sterk anker dat diep in de bedding was geslagen. Aan deze
"hoofdbatelet" zat een lange kabel die door een aantal kleinere batelets
(gierbootjes of bochtaakjes) met
een mastje van 1,50 m uit het water werd gehouden. Aan het eind van de kabel was de gierpont
vastgemaakt.
|
Battel | Kleine Vlaamse vissersboot zonder
berghout, wrangen, knieën en
oplangers voor de vissers van Rumst voor de visserij op
de Rupel. Niet te verwarren met de batel hierboven. Verder weinig van bekend. Mogelijk? zien we
hieronder batellen of batellenkens op de
aquarel van Maurice Seghers: "visboten van het oude
type aan de vlotbrug voor het Stemplein te Antwerpen ± 1920",
|
Bautier de Barfleur | Tot het midden van de 19e
eeuw vormde de klinkerbouwmethode van
rondbodems, gekielde boten – getuigd als bisquines en gebruikt voor het
vissen met hoekwant – waarschijnlijk het laatste waarneembare spoor van
Scandinavische invloed in Basse-Normandie. De "bautier" uit het vissersdorp
Barfleur is zo'n boot.
|
Bawley | Engels vissersvaartuig voor de
vangst van witvis, sprot, wulk en garnalen in de Theems- en Medwaymonding. Het type schijn af te stammen van de
Peterboot en is waarschijnlijk
vernoemd naar de kookpot (boiler) voor het aan boord koken
van garnalen.
|
Bèche | Begin 19e eeuw verbonden
veerlieden in hun bèches de oevers van de Rhône en Saône. Het waren
roeibootjes die per keer slechts een paar passagiers konden overzetten naar
een zandstrandje om daar te baden. Na de
overstromingen in Lyon van 1840 en 1856 ging men de oevers "temmen",
waarop de zandstrandjes verdwenen.
|
Bedeni (badan) | Arabisch vaartuig uit de Golf van
Oman en Mahra met kenmerkende holle voorsteven, specifiek
gebruikt voor de visserij. Slank van vorm en met een laag vrijboord, heeft
het schip alleen aan voor- en achtersteven een dek. Het diepstekende roer
wordt bedient met een touwjuk.
|
Bergantin | De bergantin of
bergantina was een kleine galei uit het Middellandse Zeegebied tussen de 14e
en 16e eeuw. De bergantin was een platbodem met één of twee masten met latijnzeilen en een capaciteit van acht tot zestien roeiers, populair
tijdens het Tijdperk van de Ontdekkingen. Spaanse en Portugese
ontdekkingsreizigers, waaronder Christoffel Columbus en Ferdinand Magellan ,
hadden bergantina's bij zich op hun reizen, om aan land te gaan, te
onderzoeken en mannen en voorraden tussen schepen te vervoeren. [wikipedia]
|
Besogne | De Besogne was een
Normandische boot die van de 18e tot halverwege de 19e eeuw het
belangrijkste schip op de benedenloop van de Seine was en met het grote roer
als een afstammeling van de foncet wordt gezien..
|
Bette (bateau plat) |
"La Bette Provençale" of
"La Bette Mediterrane" is een platboomd open vaartuig met
vallende stevens en een scherp voor-en achterschip in
gebruik op de zuidelijk kustmeren van Frankrijk en soms op
de Middellandse Zee. De bette ( beta , uitspraak beto in het
Occitaans en Provençaals) uitgerust met latijnzeil en fok wordt gebruikt voor kleinschalige
visserij, “kleine visserij”, die heel gebruikelijk was aan de kust
van de Languedoc, van de l’étang de Leucate tot de l’étang de Berre.
Bette is een algemene term die langs de hele kust wordt gebruikt, van
Gruissan tot Marseille, als bétou, bétoune, nacelle, barquet, négafol,
néga chin, marinié, bette martégale en bette marseillaise.
|
Bétou | De betou is een bette als
hierboven met groot setiezeil.
|
Bezaisen | Grotere Japanse
kustzeilschepen uit de Edo-periode (1603 - 1868), waarin alleen China,
Korea, het
Ryukyu Koninkrijk en Nederland het recht hadden om met Japan handel te
drijven, werden door zeelieden doorgaans bezaisen genoemd. De
Association for Asian Studies schrijft vrij vertaald: De letterlijke
oorsprong van de naam is vaag, maar verwijst waarschijnlijk naar het type
vaartuig met sen als uitgang, dat "schip" betekent. Een meer
specifieke term is kitamaesen, het best vertaald als "noordelijke
kusthandelaar", het type dat langs de kust van de Japanse Zee naar Hokkaidō
voer. Vanuit het noorden bestond de meest voorkomende lading uit haring,
zalm en kelp in ruil voor rijst, zout, katoen, textiel en sake van het
vasteland. Het grote publiek noemde deze schepen meestal nog sengokubune,
naar de Senguko periode van vóór 1603,
of kitameabune, letterlijk "duizend koku schip". Een koku, of ongeveer 330 Amerikaanse pond,
is een traditionele Japanse maateenheid; één koku werd beschouwd als de
hoeveelheid rijst die nodig was om één persoon een jaar te voeden. Zie ook
sengokubune.
|
Bhaulia | Klein riviervaartuig uit West-Bengalen. Wordt geboomd, geroeid of gezeild.met
oranje razeil.
De grotere versie werd malar genoemd. Foto's: Edge of Humanity Magazine.
|
Bidjogo (bijago) |
De bidjogo waren de
oorspronkelijke bewoners van de Bissagoseilanden van Guinee-Bissau. De lange
smalle en zeer snelle oorlogskano werd, zeer uitzonderlijk, niet gepeddeld
maar geroeid. De riemen lagen niet in dollen,
maar waren op het boord vastgebonden met touwlussen. De boeg droeg ter
afschrikking een stierenkop met grote horens. Het was het masker dat door
jongens werd gedragen bij de dansen rond hun initiatie tot man.
|
Bigiw | Kleine zeilboot
met twee uitleggers (bangka) uit de Filipijnen. Oorspronkelijk een uitgeholde
boomstam, tegenwoordig van glasvezel. De zeilers pronken tijdens wedstrijden
graag met hun fel gekleurd "maanyag na layag" (prachtig zeil). Bigiws zijn
nog steeds te vinden in de Straat Tanon, waar ze worden gebruikt door
vissers uit zowel Cebu als Negros.
|
Billy Boy | Doosvormig rivier- en
kustvaartuig met zwaarden. Bevoer de rivieren, kanalen en de Humber van
Yorkshire, daarom ook Yorkshire billy boy genoemd. Was tevens te vinden op
open zee naar kusthavens rond Engeland. Het grootste deel van deze schepen
was sloepgetuigd, maar een aanzienlijk deel was schoenergetuigd of
kitsgetuigd, en het was vrij gebruikelijk dat sommige schepen hun tuigage
van de ene naar de andere veranderden als de handel dat eiste.
|
Bireme | Grieks roeischip, met twee lagen
roeiers van één man per riem, als oorlogsschip
dromon genoemd. In de vroege
middeleeuwen kwamen de
galeien.
|
Bisquine | De term bisquine verwijst
naar een tweemast tuigage die is afgeleid van de lougre die in de 18e eeuw door de
kapers op het Kanaal werd gebruikt en een grote bemanning vereiste.
Naarmate het zich verder ontwikkelde, werd het gemakkelijker te hanteren
voor kustvaart en visserij (o.a. het baggeren van oesters) met kleinere bemanning. De tuigage van de bisquine heeft als bijzonderheid dat het geen wanten of stagen heeft. De
vierkante zeilen worden aan de bovenkant over de gehele breedte aan ra's vastgemaakt en
verder alleen aan de voet van de buigzame masten. Het voorzeil blijft altijd aan bakboord en het grootzeil aan
stuurboord.
|
Blekingseka | De Blekingseka is een
traditionele boot die zijn oorsprong vindt in de Blekinge-archipel nabij
Karlskrona aan de oostkust van Zweden. Eka is de Zweedse term voor een open
boot die kenmerkend is voor de regio, meestal met een kleine, hellende
vijfzijdige spiegel boven de waterlijn. De boten variëren in lengte van 4,3
tot 7 meter. Er is geen midden- of zijzwaard. In plaats daarvan ontleent de
EKA zijn uitstekende stuureigenschappen aan de prominente kiel. Toch is de diepgang
slechts 38 cm, waardoor in ondiep water kan worden gezeild. Bron: smallboatsmonthly.
|
Blin | De blin is een lange
smalle Franse rivierboot van de "Brivet" en de kanalen Nord, Rozé, Bréca en
Trignac. Het is een traditionele gebruiksboot voor van alles. Vervoer van
turf, veevoer en riet, maar ook voor de jacht en visserij en tegenwoordig
als toeristenboot. Het bootje met scherpe stevens (soms een spiegel) en
groot roer voor stroomafwaarts varen uit het stroomgebied van de Loire had
weinig kenmerken van Loire-schepen. De foto toont een
blin rond 1900 met twee sprietzeilen.
|
Bocq | De bocq is een
traditionele gaffelgetuigde vissersboot met kenmerkende rechte boeg voor de kreeftenvangst van Loguivy in Bretagne.
Rond 1890 werd bij Roches Douvres de kreeft ontdekt, waarna men zich ging
specialiseren in de vangst en deze boten de oude loggers vervingen. De
activiteit bleef doorgaan tot de Tweede Wereldoorlog. Hier de replica "Enez
Koalen" uit 1989 die ingezet wordt voor dagtochten in de Bréhat-archpel.
|
Boeri | Boeri of buri, rivierscheepje in Bengalen vernoemd naar de Buriganga rivier
met karakteristieke dek / bodemplankjes.
|
Bokkura | Een bokkura is
het kleinste type boot dat op de Malediven naast de dhoni
wordt gebruikt. Het biedt plaats aan slechts twee of drie personen. Een
bokkura werd traditioneel gebruikt om te vissen in de buurt van riffen of om
te pendelen tussen de kust en voor anker liggende vissers- of
handelsschepen.
|
Bolozan | De bolozan was een
Roemeens vrachtschip van de Donau. Verder weinig bekend. Alleen
twee schetsjes van etnograaf
Aldo Cherini en een illustratie van Ion Friptu gevonden. Het linker schetsje toont een tweemast vierkant
getuigde boot met veel (overdreven?) deksprong.
Daarnaast een latijngetuigde éénmaster met kajuit, die geroeid kon worden,
met in stippellijn de mogelijkheid van een vierkant zeil. Op de schets staat
geschreven: Danubio - bolozan (Austria 1779) - da cap. Georg L. Lauterer.
Het onderste plaatje laat een vierkant getuigde éénmaster
met kajuit zien, met vermelding: 16e eeuw.
|
Boom | De "boom", boem of
boum, als eenmaster ook wel dhangi is een
dhow en kan als typisch
voor de Perzische Golf worden beschouwd. Het is een creatie uit de scheepswerven van Iran en Koeweit. Volledig
uitgerust is het direct te herkennen aan de voorsteven, die aanzienlijk
buiten de romp uitsteekt, en aan de geribbelde structuur van de
achtersteven, die een lang, smal roerblad draagt. Ooit gebruikt in de
slavenhandel. Rechts een boom (of dhangi?) uit Pakistan door
Aldo Cherini.
|
Boutre | Een boutre is een
traditionele dhow uit de Arabische wereld en Oost-Afrika,
vooral bekend van de wateren rond de Perzische Golf, de Rode Zee en de
Indische Oceaan. Historisch gezien waren boutres eeuwenlang dé werkpaarden
van de Arabische zeevaart, en ze worden in sommige regio’s nog steeds
gebruikt, al vaak met motorondersteuning.
|
Bracera | De bracera was net als de
grotere trabaccalo een schip van de Adriatische
Zee. Het schip was overnaads rond gebouwd, meestal als éénmaster en de oudst
bekende was vierkant (setie) getuigd met kluiver of stagfok. Later volgde
alle bekende zeilvoeringen (denk aan spriet-, latijn-, gaffel- en
loggerzeil). Daarnaast werden in Istrië tweemast bracera's gebouwd en in het
vissersplaatsje Rovinj zelfs driemaster die braciera werden genoemd.
|
Bragozzo (Schiletto) |
Italiaans tweemast vissersvaartuig
uit de omgeving van Venetië. De voorste mast is kleiner dan
de achterste en de loggerzeilen met boom zijn kenmerkend fel
gekleurd.
|
Bresen-schip | In 1872 werd bij Bresen,
ten noorden van Danzig (Gdansk), tijdens de aanleg van een haven een goed
bewaard gebleven scheepsromp met klinknagelbekleding gevonden, dat men nu
het "Bresen-schip" noemt. Een beschrijving uit dat jaar bevat een tekening
van dit schip en vermeldt dat de romp is gemaakt van 4 cm dikke eikenhouten
planken, niet gezaagd maar gespleten. De planken van de bekleding waren met
ijzeren klinknagels verbonden en met houten spijkers aan de spanten
bevestigd. De uiteinden van het schip waren eveneens puntig. Het roer werd
niet gevonden, dus de vondst kan worden gedateerd vóór 1240, aangezien de
eerste vermelding van een achterstevenroer op schepen van noordelijke
volkeren uit dat jaar dateert.
|
Brixham trawler | Een Brixham-trawler is
een type vissersboot dat voor het eerst in de 19e eeuw in Brixham in Devon,
Engeland, werd gebouwd en bekend stond om zijn hoge snelheid. Brixham had
ooit een vloot van 400 van dergelijke schepen, waarvan de kenmerkende rode
zeilen waren bedekt met lokale rode oker ter bescherming. Niemand weet
precies wanneer diepzeetrawlen begon, maar zeker tegen het einde van de 18e
eeuw waren de vissers van Brixham, die het probleem van de beperkte
visbestanden in de wateren van South Devon wilden overwinnen, begonnen met
het ontwikkelen van een nieuw ontwerp voor vissersvaartuigen. De
gestroomlijnde onderwaterlijnen en de zeer hoge gaffeltuigage, vaak
ketch-getuigd, maar ook als sloep, gaven het de snelheid om in relatief
korte tijd lange afstanden van en naar de visgronden te maken. De kracht die
hen die snelheid gaf, stelde hen ook in staat om grote sleepnetten te
slepen, in diep water en bij alle weersomstandigheden. Wanneer de
vangst aan land was gebracht, werd deze met snelle Mumble Bees naar
Portsmouth gebracht, vanwaar het te paard en later per trein naar Londen ging.
|
Broadhorn | Broadhorn is de gangbare
benaming voor grote platboomd transportbakken op de Mississipi, die werden
voortbewogen en gestuurd met lange roei- en stuurriemen. De stuurboom aan de
boeg lag in een uitholling, de gouger. Omdat de riemen aan de
zijkanten en achterzijde in brede gaffelvormige houders (mikken) lagen, die
op hoorns leken, werden de schepen broadhorns genoemd.
|
Budarka | De budarka was een
vissersboot met vaste kiel van de Noordelijke Kaspische Zee en de
Beneden-Wolga die bekend stond om haar uitstekende zeewaardigheid,
noodzakelijk voor het gebruik in de barre omstandigheden van de Kaspische
Zee. Ze voerde een latijnzeil aan een korte mast
|
Bucentaur | Je kan je afvragen of de
bucentaurus of bucintoro
een type is. Het is de benaming voor een groot en weelderig
galei-achtig schip, oorspronkelijk uit Venetië, dat door zo'n 40 roeiers werd voortbewogen
en door de doges als paradeschip werd ingezet.
|
Bugalet | Zwaar getuigde traditionele Franse
vissersboot die viste op schaaldieren (zoals kreeft) en kleine vissoorten en
zijn oorsprong vindt in Bretagne, met name rond de kust van Zuid-Finistère.
De naam bugalet betekent letterlijk "klein kind" in het Bretons (bugel =
kind, -et = verkleinend achtervoegsel), wat waarschijnlijk verwijst naar de
bescheiden afmetingen van het schip. Het is een tweemaster die ook dienst
deed als lichter en
transportschip. Het had een fok en een groot vierkant
zeil, daarboven een marszeil en voerde een of twee kluivers.
Thuishavens waren Douarnenez, Concarneau en Le Guilvinec.
|
Bugeye | Noordamerikaans vissersvaartuig
voor de oestervisserij. Het ontwerp van de tweemast-bugeye
was geïnspireerd op boomstamkano's en robuuste schoeners. De populariteit
was het grootst in de jaren 1880. Daarna kwam de skipjack.
|
Bune | Bune is Japans voor
boot, ook als fune. Er zijn talloze bootsoorten die -bune als achtervoegsel
hebben. Voorbeelden: kitamae-bune, yakata-bune, umi-bune, utase-bune,
hobiki-bune, takase-bune en ga zo maar door. Hieronder de merkwaardige
tonvormige tarai-bune voor het verzamelen van abalone en zeewier nu
nog alleen op het eiland Sado te vinden als toeristische attractie met
daarnaast de niet zo zeewaardige sengoku-bune voor kustvaart, waarvan
er veel schipbreuk leden tijdens de winterse moesson en sommige zelfs afdreven
naar het midden van de Stille Oceaan.
|
Buyboat | De buyboat zou je een
ventjager kunnen noemen. Het was de
"middleman" bij de oesterhandel. De buyboten kochten de vangst van de
oestervissers als de bugeye op terwijl ze nog buitengaats waren.
|
C |
Caballito de totora | Peruaans vissersvaartuig,
letterlijk rietpaard. Het is een soort vlot gemaakt van totorariet (Scirpus
californicus), waarbij de stengels strak aan elkaar vastgebonden zijn. De
boeg wordt gekenmerkt door een scherpe, naar boven gebogen vorm. De naam is
te danken aan de manier waarop de visser met zijn voeten in het water op de
rietbos zit, waardoor het lijkt of hij een paard berijdt. Grote caballito's
leken meer op een boot en konden een zeil voeren.
|
Cabang | De cabang is een
traditioneel vissersbootje van de Moken, een vissersvolk uit Myanmar
(Birma). Het lijkt er op dat de verstaging van het vierkant getuigde mastje
aan de voorzijde is vastgemaakt aan een dwars over de boot vastgebonden
spriet. Mogelijk dienen de door
Aldo Cherini getekende
langsscheepse rollen voor het opbergen van de stokken van staand want of
fuiken.
|
Cabotier | Cabotier of cabotière is
de naam voor een klein tot middelgroot handelsvaartuig voor de kustvaart.
Kwam tot in de negentiende eeuw zowel in Zuid-Amerika als Zuid-Europa voor [cherini.eu].
In Frankrijk was de cabotière, evenals de foncet een vrij grote rivierboot op de benedenloop
van de Seine. Het Spaanse Menorca kende een cabotiero, de
Barca de mitijana.
|
Cadole | De cadole was een robuust vierkant voormalig vrachtschip van de Saône in Frankrijk, later aangepast voor het Canal du Centre. Op de lading (meestal kolen) werd de "cadole" geplaatst, waaraan het schip zijn naam ontleent. Van het noorden van het historische Bourgondië (regio Bar-sur-Seine) tot het zuiden van Saône-et-Loire verwijst de term cadole naar een stenen hutje in wijngaarden. Het schip had net als de berrichon twee roeren en werd soms camard genoemd. |
Cahotier | De cahotier was een
vrachtschip op de gekanaliseerde Vilaine in Frankrijk vernoemd naar het dorp
Cahot aan de oever van de Vilaine waar stenen van de steengroeven aldaar
werden geladen. Het schip was van het Loire-type waarbij
de heve er voor zorgde dat de boot loodrecht
op de oever kon meren en zo gemakkelijk geladen en gelost kon worden. Het
schip werd gejaagd en geboomd maar kon ook
zeil dragen. De cahotier verdween tussen de twee wereldoorlogen, zonder ooit gemotoriseerd
te zijn.
|
Caicq (caique) | Oorspronkelijk de
benaming voor een roeiboot bij een galei. Later in gebruik als roeiboot voor
personenvervoer met drie paar riemen op de Bosporus. Verder de naam voor
Turkse en Griekse kustvaartuigen en Franse (hieronder) en Portugese vissersvaartuigen. Van Lennep
noemt het een kaick. Op de afbeeldingen uit de Maritieme
Encyclopedie Portugese caicqs
van de Algarve.
|
Caique | De Franse caiques hebben
drie masten met loggertuig. Het zijn de laatste boten aan de Franse kust die
nog met deze eeuwenoude tuigage varen. De grote hoofdmast is anderhalf keer
zo lang als de boot, oftewel zo’n vijftien meter. De verstaging bestaat uit
vier lijnen en pardoens, een enorm grootzeil met daarboven een topzeil en
een groot voorzeil dat op originele wijze aan het uiteinde van de boegspriet
is bevestigd (of in de winter aan de voorsteven). De volledige tuigage wordt
alleen bij mooi weer gebruikt.
|
Calão | Portugese roei- en
zeilboot voor de sardinen- en tonijnvangst in Zuid-portugal. Het is een
zwaar gebouwde boot met
gebogen voorsteven. Er zijn drie tot vijf doften voor evenveel roeiers. De boot
wordt getuigd met een latijnzeil of loggerzeil.
|
Camakau | De camakau is een grote
kano van de Fiji eilanden met een uitlegger en werd gebruikt om op de oceaan
tussen de eilanden te varen. Camakaus met hun
krabklauwzeil kunnen hoge snelheden
bereiken en worden vandaag de dag nog steeds gebruikt op eilanden waar
transport moeilijk is, o.m. vanwege de prijzen van brandstof.
|
Canardière | De canardière is een
schietbootje voor de jacht op eenden en andere watervogels, hier in
Friesland een wildsjitter genoemd. Met
het hagelgeweer (ganzenroer) kon in één keer een grote groep watervogels
geraakt worden. Het helse ding had zoveel terugslag dat het stevig verankerd
moest worden en daarom met de boot gericht moest worden. Canardières werden
ondergebracht in een gecamoufleerde drijvende hutte de chasse
|
Canoa | Braziliaanse open
zeilboot met één of meer korte masten, voorzien van latijnzeilen. Ook de
naam voor een boomstamkano voor visserij aan de Peruviaanse kust en voor een
kleine Portugese ventjager.
|
Canot | Canot is Frans voor kano.
Hieronder een drietal van die "canots" voor de visserij. Het zijn zgn.
voormastboten. Links de canot basse-indrais
voor riviervissen op de Loire met boegspriet, in het midden de canot jaguan voor de
kustvisserij vanuit Saint-Jacut-de-la-Mer met boegspriet en een tweede mast
met giek aan de buitenkant van de spiegel en rechts de canot à
misaine bigouden voor de kreeft- en garnaalvisserij vanuit het
Bretonse Bigouden. Tekeningen: J.P.Guillou.
|
Cârèbe | De cârèbe was een
Tunesische feloek die handel dreef langs de kusten van Noord-Afrika, Sicilië,
Zuid-Italië en Spanje. Ze konden relatief veel vracht meenemen in verhouding
tot hun grootte. Ze waren overnaads beplankt waarbij de planken van voor- en
achterschip met hun koppen tegen de middenplanken liggen. Kleinere cârèbes (loudes) hadden meestal één of twee masten, maar
grotere varianten konden drie masten hebben. Ze voerden latijnzeilen,
waarbij de grote mast met rechte ra sterk achterover helde en het voorstag
naar de voet van de voormast liep, die een latijnzeil aan een schuine ra
droeg. Cârèbes waren door hun snelheid en wendbaarheid zeer in trek bij Barbarijnse
zeerovers. Afbeeldingen Aldo Cherini.
|
Caracore | De caracore was een snelle oorlogsprauw van de Molukken, Borneo en Nieuw-Guinea uit de
16e eeuw. Op de langste boten kon wel 170 man worden vervoerd. De roeiers zaten op banken op
de bamboe dwarsbalken van de uitlegger.
Jacob van Lennep noemde het in zijn "Zeemans Woordeboek" een
karakor.
|
Caravela | Portugees vaartuig dat
werd gebruikt voor de visserij en handelsvaart. Het draagvermogen was ten
hoogste 50 ton. Na 1440 was de caravela ontwikkeld tot een schip van 150 tot
180 ton met twee of drie masten met latijnzeilen. Dat was een caravela
latina. Viermaster die aan de eerste en/of de tweede mast een razeil
voerden werden caravela redonda genoemd De schepen, waarmee Columbus zijn eerste reis
maakte, waren caravela's.
|
Catalane | Catalaanse
vissersboot. Bij thuiskomst worden de boten op het strand getrokken.
In de plaatsen Roussillon, Banyuls en Collioure beoefenen ze de
ansjovisserij. De boot heeft een setiezeil, de mestre, die is
bevestigd aan een zeer lange antenne, die bestaat uit twee aan elkaar
verbonden roedes, de car en de penne.
|
Catamaran | Een catamaran is een boot
met twee rompen die op afstand parallel aan elkaar vastgemaakt zijn. Het
woord komt van kattumaram dat in het Austronesisch een samenvoeging is van
kattu (binden) en maram (boom). In de praktijk waren dat twee prauwen of
kano's. De
Austronesiërs
uit Micronesië worden beschouwd als het eerste volk dat voor het varen op
zee catamarans en uitleggerboten met
driehoekig sprietzeil bedacht zouden hebben.
|
Catschoener | Tweemast schoener zonder
voorzeilen, vroeger voor de riviervisserij van New England en het uiterste
noorden van Amerika.
|
Chaika | De benaming chaika en
klankverwant tschaika of tsjajka wordt in veel Oost-Europese
landen gebruikt voor schepen, met als gezamenlijk kenmerk: veel roeiers en
een vierkant zeil, vaak ter oorlogsvoering.
|
Chaland | Chaland is de Franse algemene
benaming voor oude platboomd binnenvaart- specifiek rivierschepen met
razeil. Vrijwel alle chalands
(aken) van de snelstromende Loire en Rhône hadden een spiegel (platte achterkant) en
een heve. Stroomopwaarts varen was een moeizaam
proces. Er was gunstige wind en een groot vierkant zeil nodig of er moest
gejaagd en geboomd worden. Wanneer de vracht uit zout uit de Camargue
bestond, werden ze quiome genoemd. De chaland de Rance die op het Canal d’Ille-et-Rance voer, had als kanaalschip geen heve en spiegel meer, maar moest zonder wind nog steeds worden gejaagd. Zie ook de sisselande van de Rhône. Verwant gabarot.
|
Chalibardon | De chalibardon was een
groot open platboomd riviervrachtschip op de Adour in Frankrijk met een
karakteristiek in een punt uitlopende
heve-achrige steven, net als de galupe en het
riviervissersbootje tilhole. Het schip werd gejaagd,
geboomd en/of gezeild en gestuurd met een
piautre.
Het scheepje op de achtergrond is een dragueur (baggerscheepje).
|
Chaloupe | Frankrijk kende nogal wat
chaloupes als vissersboot. Zo had je de Chaloupe de la baie de Bourgneuf
voor de boomkorvisserij; een tweemaster met razeilen en een marszeil.
Daaronder de grote Chaloupe coquiller, een tweemaster uit
Plougastel-Daoulas voor de oester- en schelpenvisserij met daarnaast de
kleinere Sloup coquiller de la rade met sterk naar voren hellende
mast voor het vissen op kokkels en coquilles-saint-jacques (sint-jakobsschelpen) in de haven van Brest
en als laatste de Chaloupe sardinières de Bretagne Sud voor de vangst op
sardines. Tekeningen: J.P.Guillou.
|
Chang-k'ou ma-yang-tzu |
Chinees jonktype, genoemd
naar de stad Mayang, gelegen in de provincie Hunan, speciaal geschikt voor
het bevaren van de stroomversnellingen van de Yüankiang, en sedert eeuwen
praktisch onveranderd. Deze jonken zijn zwaargebouwde, logge platbodemschepen
voor het vrachtvervoer over lange afstand. Bij stil weer wordt de ma-yang-tzu ook geroeid. In stroomversnellingen wordt nog een lange
stuurriem op de kop gebruikt.
|
Charriere | De charriere was een "bateau
de passage" van de Loire. Een veerpont dus. De zwaar gebouwde pontjes konden
zware lasten dragen wat nodig was voor het overzetten van vee en
paard-en-wagens. Uniek voor die tijd was de gelijke voor-en achtersteven
waarvan de instap slechts 10 tot 15 cm boven water lag, waardoor overvaren
zonder omdraaien mogelijk was, want de boot was vanwege de stroming als een
kabelpontje met een
katrol aan een lijn tussen de oevers vastgemaakt. Verwant:
bachot, batelet.
|
Chasse-marée | Chasse-marée (zeejager)
is een verzamelnaam voor diverse driemasters met loggertuig uit Bretagne. De
naam is afgeleid van het vissen (jagen) op de visgronden van het Kanaal, om
de vangst vervolgens zo snel mogelijk (jagen) aan wal te brengen. Daar de chasse-marée veel werd gebruikt door smokkelaars, nam de
Franse douane het type aan het eind van de achttiende eeuw ook in
gebruik. Terzelfder tijd deden ze hun intrede als
adviesjacht bij de marine. Gedurende de Napoleontische oorlogen werden grote chasse-marées
uitgerust voor de kaapvaart. [skeppet]
|
Chatte | Met chatte kon een
voormalige vissersboot met razeilen uit de benedenloop van de Loire, met
name uit La Bernerie worden bedoeld, of een lichter van zeeschepen in een
estuarium of zeehaven, of een kustvaarder. Het silhouet met razeilen maakte
dat de boot ook wel bekend stond als "bateau calvaire", naar het kruis van
Le Calvaire des Marins. Het schip was
amfidroom (gelijke voor- en
achtersteven) met symmetrische tuigage en het roer van steven verwisselbaar.
Bij een koerswijziging werd het voorzeil neergelaten, het roer naar de
andere kant van de boot verplaatst en het andere bezaanzeil als voorzeil
gehesen. De boot kon dus van richting veranderen zonder overstag te gaan en
was dus ideaal voor het navigeren in het doolhof van kanalen ten zuiden van
de Loire.
|
Chebacco | Omdat de Britten tijdens
de Amerikaanse Revolutie bijna de gehele vissersvloot van New England hadden
vernietigd en er niet genoeg geld was om nieuwe schoeners te bouwen, was er
behoefte aan een goedkoop, snel te bouwen schip. En omdat zo'n vaartuig in
Essex werd ontwikkeld dat destijds als parochie van Ipswich "Chebacco"
heette, werd het schip, oorspronkelijk als tweemaster met schoenertuig, de
voormast zover mogelijk naar voren en een pink stern (scherpe
achtersteven), Chebacco Boat genoemd en de latere versie met spiegel
Chebacco Dogbody.
|
Chebeck | Kleine snelle driemaster uit de
zestiende tot negentiende eeuw in de Middellandse zee in
gebruik, aanvankelijk evenals een feloek met latijnzeilen getuigd. De
chebeck stamt waarschijnlijk van Arabische zeevaarders, want ze waren met
veel roeiriemen als xebec al in
gebruik bij de gevreesde Barbarijse zeerovers.
|
Chhot | De Chhot is een
vissersboot uit de kustwateren en kustrivieren van Bengalen. De boot werd
ook gebruikt voor goederenvervoer in de benedenloop van de rivieren Rupnarayan en Hooghly. De boot is gladboordig en gemaakt van het hout van de
Arjunaboom, Bablaboom, en/of Neemboom. De romp is V-vormig met veel
zeeg, waardoor de boot stabiel is en geschikt voor kustwateren.
|
Chippe | De Chippe was bootje met
puntige stevens, lange roeiriemen en een razeil van de vissers van
Saint-Suliac, die met de zegen vanaf de zandbanken in de monding van de Rance hoofdzakelijk op zandspiering visten. De bemanning bestond incl. de
schipper uit zo'n vijf man, die chippes werden genoemd. De riemen waren drie
meter lang en lagen op dollen waarvan de pen door de riem was gestoken. Bron: Le chasse-maree, la revue du monde maritime. Foto's: Michel Thersiquel.
|
Chitiba | Chitiba was een type
Tunesisch schip uit de 18e - 19e eeuw met een
brigantijnachtige tuigage
(ramast en gaffelmast). Het was een robuust schip met een verhoogd en iets
uitstekend achterdek, waarop een derde mastje met latijnzeil. De tekening van
Aldo
Cherini toont een bewapend schip uit 1888. Daarnaast een replica waarmee tripadvisor
"piratentochten" naar het flamingo-eiland Djerba organiseert.
|
Chu-pai | Chinees bamboevlot dat
als het oudste Chinese vaartuig wordt beschouwd, waaruit de
jonk zich heeft ontwikkeld, Het wordt nog gebruikt op ondiepe stroomversnellingen, als sleper voor boomvlotten en als veerboot voor vracht en toeristen.
|
Chundan vallam | De Chundan vallam is een
traditionele zeer lange smalle wedstrijdboot waarmee vallam kali races gehouden worden
tijdens het Aranmula Boat Festival in Kerala India. De boot valt op
door de hoog uit het water oprijzende voorsteven, de slangenkop. Elke
slangenboot hoort bij een dorp langs de oevers van de rivier de Pampa. Voor
de wedstrijd worden de boten ingesmeerd met een mengsel van visolie, eieren, kokosnootschalen en
koolstof om het hout sterk en de boot glad te houden in
het water. De dorpstimmerman voert jaarlijks reparaties uit en de mensen
zijn trots op hun boot, die naar hun dorp is vernoemd.
|
Chusan | Chinese sampan in de Jangtsemonding die in groten getale te zien is in
Sjanghai. Men onderscheidt het 'kleine paar' en het 'grote paar', zo
genoernd omdat ze steeds gezamenlijk vissen.
|
Clinker | Clinker was de naam van
een ijsboot uit Canada. De boot had ronde vormen om ijspersing ( het
samendrukken van de romp) te voorkomen en er konden glij-ijzers worden
aangebracht om de boot over ijs te kunnen trekken. Verwant: de Russische
osivovka en karbas.
|
Coble | De Coble is een kleine
Engelse vissersboot van de noordoostkust van Engeland en Schotland, in
gebruik voor de visserij op kabeljauw, leng, schelvis en haring. Het type
was reeds in de 16e eeuw in de vaart en er zijn vele varianten met lokale
kenmerken.
|
Coche d'eau | Verdwenen kajuitbootje
voor personenvervoer op rivieren. Deze coches d'eau (waterkoets, watertaxi) werden op
de Loire door zelfstandige schippers vanuit Roanne geëxploiteerd
en waren tot aan de Franse revolutie in gebruik. Er zijn geen afbeeldingen
bekend, maar men gaat er vanuit dat het uiterlijk veel weg had van de
toue
cabanée, een overnaads vissers- en vrachtbootje van de Loire (linker
tekening). Er is wel
een afbeelding bekend van de coche van het niet meer bevaarbare
Canal de La
haute Seine, waarvan het "Musée de la batellerie et des voies navigables"
een model heeft (rechter tekening).
|
Cochère | De cochère (coche =
koets, cochère = koetsier) was een
tweemast latijnzeil getuigd vracht-,
passagiers- en veerbootje op het Meer van Genève.
|
Colandia | Vissersvaartuig uit
India. De naamgeving is vermoedelijk afkomstig van de Chola's, een oude
Tamil-dynastie uit Zuid-India. Een andere theorie is dat het een
transcripttie is van het Chinese "Kun-lun po" dat verwijst naar een
Indonesisch vaartuig, de "kolandia pha".
|
Concarneau | Vissersvaartuig vernoemd
naar de havenplaats Concarneau in Bretagne. Voerde latijnzeilen uitgehouden
door een boom.
|
Coracle | Huidboot, in het
bijzonder in Wales, Schotland en Ierland reeds sinds de oudheid gebruikt.
Zie uitvindingen.
|
Corallina | Vissersvaartuig van de
ltaliaanse westkust, de zuidkust van Sicilië en Sardinië en de Tunesische
kust, gebruikt voor het rapen van koraal. Dergelijke schepen werken in
vloten van 20 vaartuigen. Zij slepen een speciaal soort baggeremmer, 'ingegno'
genaamd, die de
koraal opvangt. De methode was extreem destructief en het materiaal dat
verloren ging was meer dan wat er werd gevangen, maar het was een zeer goed
betaalde, inmiddels verboden visserij.
|
Cotre de Morlaix | Voluit Cotre de la
baie de Morlaix (kotter van de Baai van Morlaix). Deze Franse kotters visten
met hoekwant of sleepnetten
|
Courau | De courau was een
grote bak (grand bac) van tien tot vijftien meter lang met platte bodem en
gelijke rechte stevens uit het Pays d'Orthe, die op de rivieren aldaar in
gebruik was als veerboot en waarmee naast personen vooral paarden, ossen of
koeien werden overgezet. Een kleinere versie werd batelet (petit bac)
of passe-cheval (paardenveer) genoemd. Toen eind negentiende eeuw de
behoefte afnam en de oversteek steeds vaker alleen op aanvraag geschiedde
kwam de nog kleinere versie in beeld. De couralin.
|
Coureauleur | Coureauleurs waren grote
sloepen met zwaard voor de oester en mosselvisserij. De zeilvoering bestond
net als bij de cotre hierboven uit een groot gaffelzeil, dat achter de romp
uitsteekt, een gaffeltopzeil, een fok en een kluiver.
|
Courpet | De courpet of argentat is
een eenmalig te gebruiken boot op de Dordogne, gemaakt in Argentat in de
boven- Dordogne, vandaar ook onder die naam bekend. De courpet is ontworpen
om slechts één afdaling te maken, waarna hij wordt gedemonteerd en het hout
wordt verkocht. Het is in de Dordogne het equivalent van de
rambertes van de Loire en de
Allier.
|
Čun | De čun, uitgesproken als
"tsjoen", is al eeuwenlang de traditionele boot van het Skadarmeer in
Montenegro en van oorsprong een uitgeholde boomstam. De slanke boot
heeft als voordeel dat hij door ondiep water en smalle visstekken kan varen
en zich gemakkelijk een weg baant door riet en waterlelies voor het oogsten
van lotusbloemen. De čun is een integraal onderdeel van de Montenegrijnse
cultuur en geschiedenis en klein en groot nog altijd een
belangrijk vervoermiddel.
|
Curragh | Oorspronkelijk een huidboot van het soort
zoals de coracle, in het bijzonder
gebruikt voor kustvisserij en -vervoer op de westkust van Ierland. De meeste
typen hadden een ronde U-vorrnige spantvorm, die naar voren oploopt en
kleiner wordt om in een puntig voorschip te eindigen. Het achterschip is
bolvormig en loopt op tegen een recht achterdolboord. Latere curraghs
voerden een razeil en opvallend boegbeeld.
De naam Curragh zou komen van het Ierse woord "currach", wat "vlakte" betekent,
een uniek landschap dat zich uitstrekt van Kildare Town tot Newbridge. [ME]
|
D |
Dahabia | Ook als dahabeyah ,
dahabiah , dahabiya en nog veel meer spellingen Tot eind 19e eeuw was
de dahabiya de standaard voor toeristen om de rivier de Nijl op en af te
reizen. Het was een ondiepe, op een bak lijkende boot met twee of meer
latijnzeilen. Soortgelijke, vergulde staatsschepen waren al afgebeeld op de
muren van de graven van Egyptische farao's. De naam is dan ook afgeleid van
het Arabische woord voor "goud ". Heden wordt nog steeds voor toeristen met
gemotoriseerde dahabiyas op de Nijl gevaren, die voor het zicht zijn
voorzien van twee niet gebruikte schuine ra's, al of niet met latijnzeilen.
|
Dahomey | Afrikaans open
vissersbootje uit de lagune van Benin vernoemd naar het oude koninkrijk
Dahomey, waar koning Tegbesu in de periode 1740-1774 rijk werd door zijn
onderdanen als slaven te verkopen. De tot slaaf gemaakten werden met deze
bootjes met zeer karakteristieke zeilvoering aan een mast met lange
rechtopstaande giek naar de Hollandse WIC-schepen in de bocht van Benin
gebracht. De bootjes zijn nog steeds in gebruik met één groot zeil aan
mast en lange giek.
|
Dandy | Vissersboot (smack) vernoemd naar
de dandy-tuigage. Als gevolg van de toenemende lengte van Schotse "luggers"
werd het grootzeil van deze schepen moeilijk te behandelen. Omstreeks 1830
werd overgegaan tot het inkorten van het grootzeil en het plaatsen van een
bezaansmast, aanvankelijk geheel achter op het schip, Deze werd met een
klein loggerzeil getuigd. Later werd dit mastje meer naar voren geplaatst en
getuigd met een gaffelzeil met boom, soms aangevuld door een gaffeltopzeil.
Dit nieuwe anderhalfmasttuig werd dandytuig genoemd, het schip kortweg
dandy. Verwant: de Franse dundée.
|
Deadrise | De deadrise, die aan het
einde van de 19e eeuw werd ontwikkeld en verwijst naar de ondiepe
V-vormige hoek van de romp, is nog steeds
een van de populairste boten voor het vissen op krabben en oesters in de
Chesapeake Bay (VS)
|
Devaseur | De platbodem bateau
devaseur verwijderde met behulp van eb en vloed slib uit vaargeul van de Loire. Op z'n Nederlands zou je het een modderschraper kunnen noemen. De
eenvoudige werking was als volgt. Bij opkomend tij wordt de boot naar het
hoogste punt van de vaargeul gebracht, waar men bij kentering
het schild laat zakken en de zijpanelen opent. Dan wordt de devaseur door de
sterke ebstroom tegen de achterkant van het schild met de boeg naar voren
meegevoerd, waarbij het schild modder van de bodem schraapt en naar de
monding duwt.
|
Dghajsa | De dgħajsa tal-pass is
een traditionele watertaxi uit Malta met hoog opstekend voor- en
achterschip. "Dghajsa" verwijst overigens naar elke soortgelijke boot op
Malta. De boot ontwikkelde zich in de 17e eeuw en werd op grote schaal
gebruikt om passagiers te vervoeren in de Grand Harbour en Marsamxett
Harbour tussen de 18e en 20e eeuw. Heden nog in gebruik om toeristen rond te
varen. Zie ook de dghajsa's Draissa en
Farella (ferilla).
|
Dhangi | De dhangi(s) wordt wel
vergeleken met de boom, boem of boum en soms ook zo
genoemd. Het is een Arabisch snelzeilend
handelsvaartuig van de lndische noordwestkust, waar het ook gebouwd werd te
Sind en te Kutch. Het verving de zwaardere baghlahs
en ghanjahs, die moeilijker te manoeuvreren waren en verschilt vooral
door de vorm van de voorsteven die aanzienlijk buiten de romp uitsteekt, en
aan de geribbelde structuur van de achtersteven, die een lang, smal roerblad
draagt, scharnierend aan een kettingschakel.
|
Dhoni | Een dhoni, thoni of
dhoney is een traditioneel multifunctioneel zeilschip met een motor of
Latijnzeilen dat wordt gebruikt op de Malediven , Zuid-India en Sri
Lanka. Oorspronkelijk gemaakt van kokospalmhout, soms bedekt met
dierenhuiden en variërend in grootte, vorm en gebruik. Op de Malediven als
visboot op bonito's. Zie ook de
tonie.
|
Dhow | Algemene benaming voor Arabische
schepen (Arabië, India en Somaliland) als Baghla,
Ballam,
Bedeni, Dhangi,
Mashuwa,
Mtpe e.d. In Oman worden traditionele schepen als
Boum, Ghanjah,
Shashah, Baggarah,
Badan e.d. dhew genoemd.
Het woord daw = schip komt uit het Swahili en wordt niet door de Arabieren zelf gebruikt.
De tuigage van de dhow bestond uit een groot (vaak gigantisch)
latijn- of setiezeil aan de meestal enige
mast, hoewel de grotere dhows twee masten hadden. De eenvoudige en degelijke
schepen zeilden zó goed en waren zó geschikt voor hun vaargebied dat ze zich,
ondanks het feit dat ze al zo'n duizend jaar geleden ontwikkeld waren, door
de eeuwen heen in het noorden van de Indische Oceaan wisten te handhaven.
Verwant boutre, jelbut.
|
Dinga | Kromgekield vaartuig, aan de
Malabaarse eilanden (zuidelijk India) in gebruik. Grote
dinga's leken op de baghla of baggala.
|
Dinghy, dengi | Oorspronkelijk klein
vaartuig, op de beschutte wateren in Bengalen voor personenvervoer,
marktwaren e.d. Tegenwoordig de naam voor een opblaasbaar reddingsvlot.
|
Djakka | De djakka was een lange
smalle en snelle piratenprauw uit Maleisië in de wateren rond Sumatra,
Borneo en de Straat van Malakka. De boot was meestal voorzien van een klein
kanon (swivel gun of lantaka) en veel met zwaarden en blaaspijpen bewapende
mannen. De boten vielen, vaak in groepen, handelsschepen en kustdorpen aan.
In oude Nederlandse koloniale verslagen komt de term "Djakka-prauw"
regelmatig voor. Verwant: kakap,
penjajap.
|
Dlubanka | Dlubanka (uitgeholde
boot) of "czółno dłubane" (meervoud czółna)
is de gangbare Poolse naam voor een uit één stam gehouwen boot, zoals op de
tekening van Aldo Cherini van een vissersbootje op de Bug rivier bij Kuzawk.
Varianten, b.v. langer en smaller, waren er langs de Wisla en Biebrza met
soms per dorp of streek een eigen bijnaam. De lange oplopende boeg zie je
ook bij vergelijkbare rivierbootjes in Oekraïne en Wit-Rusland.
|
Dorna | De dorna is een
overnaadse vissersboot uit Galicië in één- of tweemast uitvoering met
roeiriemen voor voortgang bij windstilte. De éénmast is
doorgaans ongeveer 4,5 meter lang en 1,5 meter breed. De bemanning bestaat
uit minimaal twee personen: een schipper die het typische roer bedient (dat vanaf de
achtersteven onder de romp naar voren uitsteekt ) en een matroos voor het zeil. De bemanning kan echter uit meer personen
bestaan; bij de tweemaster wel twaalf.
|
Dory, dorie | Zeewaardig knikspant
roeibootje, soms met spriettuig, met breedplankige, uitwaaiende zijden,
rechte en hellende voorsteven en een kleine driehoekige spiegel; meestal in
ruime getale rneegevoerd door 'bankers' naar de Newfoundlandse banken en
aldaar gebruikt voor hoekwantvisserij. Grotere tweemast dories, tot 40 voet, werden
vroeger ook gebruikt voor de kustvisserij in Amerika en in Frankrijk.
|
Doskanik | Russisch vrachtscheepje met
razeil en stuurriem op
de Wolga. [cherini.eu]
|
Double-ender | Double-enders (spitse
voor- en achtersteven) waren de
belangrijkste manier van transport voor Block Islanders in de 18e en 19e
eeuw en werden dan ook Block-Island-boat genoemd. Ontworpen en gebouwd op
het eiland en beschouwd als een zeer zeewaardige open boot. De puntige
stevens waren ideaal voor de forse golven die constant op de kusten van
Block Island beuken. Het lichte maar sterke rompontwerp gaf vissers toegang
tot de kust zonder haven en de mogelijkheid om boten gemakkelijk het strand
op te trekken.
|
Dragous | De dragous ontleent zijn
naam aan de manier waarop hij vist: met een sleepnet. De zeilvoering bestaat
uit razeilen aan fokkemast en grote mast met daar tevens een bovenzeil. Het
grootzeil steekt net als bij de flambart ver achter de spiegel uit. Op de
boegspriet een kluiver.
|
Draissa | Maltezer roei-zeilboot voor
havenwerk, ook dghajsa genoemd. De voorsteven heeft de vorm van een Turkse
kromsabel en steekt hoog
boven het voorschip uit. Modellen uit de collectie van Royal Museums
Greenwich.
|
Drakar | Oorlogsschip van de
Vikingen dat tot een hoge trap van ontwikkeling kwam tussen de negende en de
elfde eeuw. Drakars werden
ook Lange Schepen genoemd en geroeid door 16 roeiers aan elke kant. De naam
was ontleend aan de afneembare drakenkop op de voorsteven, die niet gevoerd
mocht worden als de thuishaven in zicht kwam. Een grotere variant tot wel 40
riemen per boord werd sneckar, snekke of snekkja genoemd.
|
Dromon | Al in de 5e eeuw v.Chr is
er bij de Romeinen sprake van een dromon als een groot driemast roeischip tot wel 250
roeiers uit de Po-delta, die men overigens ook bij de Grieken aantrof. Het
Griekse woord dromon betekent hardloper. Kleine dromons waren de ouziakos en pamphiles. (dossiersmarine)
|
Dundée | In Frankrtijk is "dundée"
de benaming voor schepen met een dandy-,
kits- of yawltuig. Hieronder een drietal
van die vissersdundées uitgelicht. Zie ook de
langoustiers (kreeftboten) en de thoniers (tonijnboten0 Tekeningen: J.P.Guillou.
|
Dungiyah | De dungiyah was een
Indisch zeilschip-type uit de Golf van Kutch dat tussen de 17e en 19e eeuw
in gebruik was. Kenmerkend was het open, maar afsluitbare raster (hekwerk)
aan de boorden, noodzakelijk om in de tropische hitte en hoge
luchtvochtigheid het ruim te ventileren ter voorkoming van schimmel en
rotting van de lading (graan, katoen, specerijen) en de mondvoorraad
(gedroogde vis, rijst en peulvruchten). Europese zeelieden die deze schepen
in de 18e eeuw tegenkwamen, dachten aanvankelijk dat het oorlogsvaartuigen
waren omdat het hekwerk op geschutspoorten leek.
|
Durham | De Durham-boot was een
platboomd houten bootje met voor- en achterdek, dat vanaf het midden van de
18e eeuw tot het kanaaltijdperk, beginnend met de opening van het Eriekanaal
in 1825, op de binnenwateren van Noord-Amerika werd gebruikt. De naam Durham
kwam waarschijnlijk vanwege het gebruik ervan door Durham
Ironworks, gevestigd in Durham Township, Pennsylvania, die ze gebruikte op
de Delaware River
|
E |
Echaude | De echaude was een
boerenschouwtje uit de Risle-vallei in Normandie vanaf de 13e eeuw tot begin
19e eeuw, dat verdween met de aanleg van wegen aldaar. De rivier La Risle
had de bijnaam "La rivière aux échaudes".
|
Enviada | Portugees vissersvaartuig
van de Taag. De enviada voerde een latijnzeil en een druilzeiltje.
|
Etadier | Franse vissersboot met
boegspriet voor de kustvisserij in Normandië. De naam is afgeleid van
étade, een soort visnet. Het tweemasttuig bestond uit een loggerzeil en fok
aan de grote mast en een druilzeiltje aan de kleine mast. Valt onder de
chasse-marées.
|
F |
Faering | Een faering is een kleine
open boot met twee paar roeiriemen uit westelijk en noordelijk Scandinavië.
De naam komt van het Oudnoorse feræringr, dat "vier riemen" betekent. Ze kunnen een vierkant zeil voeren en worden gebruikt als
vissersvaartuigen in Noorwegen.
|
Faeröer | Deens vissersvaartuig van
de Faeröer-eilanden voor de kustvisserij. Wordt beschouwd als een
afstammeling van de Vikingschepen.
|
Fajfena | Kleine Japanse
galei met twintig
riemen aan elke zijde, ook wel kobaya (klein, snel) genoemd.
Oorspronkelijk een oorlogsgalei, later met vrolijke kleuren als gozabune in
gebruik voor ceremoniële en officiële doeleinden.
|
Fajofsnee | Japans speelvaartuig. Het
lijkt erop dat dit een klanknabootsing is van Jacob van Lennep. Mogelijk bedoelde
hij een "Japanese
Pleasure Boat" zoals hieronder. Foto: Alamy images.
|
Falkuša | Vissersvaartuig uit
Kroatië voor op de Adriatische Zee. De traditionele "gajeta falkuša" was gemaakt
van cipressen- en larikshout van het vulkanische eiland Svetac, had een kiel
van eikenhout en voerde een groot latijnzeil, waarmee een snelheid van wel
12 knopen kon worden bereikt.
|
Falsterbad | Deens vissersvaartuig van
het eiland Falster. De romp is gebouwd met een rechte voorsteven en een
platte spiegel. Het schip is geheel gedekt. Voert een kottertuig met aan een
paalmast een gaffelzeil, stagfok, kluiver en gaffeltopzeil.
|
Falucho | De falucho was een
kustvaartuig voor handel en visserij van de kusten van Catalonië, Valencia,
en Andalusië, maar ook rond Italië en Noord-Afrika. Voerde latijnzeilen en
kon geroeid worden. Wordt ook wel het werkpaard van vissers en kleine
handelaren genoemd. Vergelijkbaar met de Felucca en de
grotere Xebec.
|
Fanny | De Fanny is een kleine
zalmschouw of drijverschuit van 6,2 x 1,8 m en valt
tussen de kleinste Meerkoet van 5 x 1.55 m en de Driekwart van
6.60 x 1,9 m in. Daarna kwamen de Volle of hele boot en de Grote
of zegenboot. De zeiloppervlakken liepen van 8 tot 16 m² en meer.
Bron: Stichting Stamboek Ronde en Platbodemjachten.
|
Farella | Kleine Maltezer
vissersboot, ook ferilla genoernd, die tot aan de Tunesische kust vist. Voor
op de boot staat een korte mast, waaraan een sprietzeil (tarkija) gevoerd kan worden.
De boot is een zwaar uitgevoerde dghajsa, met
karakteristieke voorsteven en een hoger vrijboord dan andere Maltezer boten.
|
Fei-hsieh | Chinese jonk. Tot in de
zeventiger jaren in gebruik als rivierpolitieboot om jacht te maken op
ontduikers van tolgeld. De schepen werden ook bij reddingswerk gebruikt.
IIet waren platboomde schepen met een oplopend vlak in voor en achterschip.
Op het achterschip stond een hut en op het voorschip was een boegstuk
opgesteld.
|
Feloek | Verzamelnaam voor meest lichte, lange en smalle vaartuigen
van de Middellandse zee, oorspronkelijk voor de koraalvisserij. Later als
kustvaarder en oorlogsschip in gebruik door alle Mediterrane landen met benamingen als fallua (Port.), fatua (Sp.),
felouque, felucca (Fr.), feluca (lt, Egyp, Sudan), fulouqa (Turkije),
fétioika (Rusl.) en faluka (Egyp). De verschijningsvorm was zeer
divers. Ze werden gezeild (latijnzeilen) en/of geroeid en waren tot in de negentiende eeuw
ook in gebruik bij
Griekse kapers. [ME]
|
Fembøring | Een fembøring is een
open, overnaadse, houten boot van het type Nordland of
Åfjord , met vergelijkbare verhoudingen en uiterlijk als kleinere boten
van dit type (zoals faerings ). Fembørings zijn traditioneel gemaakt van
sparren- of dennenhout , worden geroeid of gezeild en werden gebruikt als
vissersboten.
|
Fifie | Fifie is een vergrootte
versie van een Baldie met getaande
zeilen. Het was een
traditionele vissersboot van Schotse vissers van midden 19e eeuw tot ver in de 20e eeuw.
Voornamelijk voor de
drijfnetvisserij op haring en dus bekend als
herring drifter.
|
Figale | "Oostindisch roeivaartuig".
Een omschrijving van Jacob van Lennep zonder nadere gegevens. Mogelijk
bedoelde hij bootjes als hieronder op een uitsnede van een tekening van
Adrianus Johannes Bik uit 1824, voorstellende "Gezicht op een nederzetting
van de oostkust van Workai, Aru-eilanden, Zuidoost-Molukken".
|
Filadière | Frans platboomd vaartuig
voor de visserij op oesters en voor de pleziervaart. Voer reeds in de 17e
eeuw op de Garonne, de Gironde en de Dordogne. In de streek van Aunis werd
het courant of gabaret genoemd. Het vaartuig had aanvankelijk
een scherp en hoog voor- en achterschip, later een rond achterschip. Het
voorschip was gedekt. Sommige filadières hadden een mast die ver naar voren
stond, Het voerde een emmerzeil en op de kleine boegspriet werd een fok
bijgezet. Andere hadden nog een druilmast met een loggerzeil.
|
Flambart | Kleine Bretonse vissers-
of werkboot die werd ingezet voor sardinevisserij, zandwinning,
zeewiersnijden en als loodsbootje.
|
Flatner | De flatner of flattie was
een kleine Engelse platbodem double-ended zeilboot
uit de Bridgewater Bay gelijkend op een dory.
Double-ended wil zeggen dat de boot een gelijke puntige voor- en
achtersteven had. Het tuig
bestaat uit een sprietzeil en kleine fok. Tot 1870 voerde men een omzetbaar zijzwaard,
daarna een midzwaard. Besturing geschiedde door twee man. Eén om het roer en
de grootschoot te bedienen, de ander voor de fokkeschoot en het zwaard.
|
Flette | De flette was een lange
smalle boot op de Seine tot in de eerste helft van de 19e eeuw. Verder niets
bekend. De afbeelding is uit de Grande Encyclopédie de Diderot et D'Alembert.
|
Flobart | Franse traditionele
tweemast vissersboot met loggertuig van de kust van Boulonnais, van Equihen
in het zuiden tot Wissant in het noorden. Tegenwoordig is er nog maar één
(gemotoriseerde) flobart over die is uitgerust door een beroepsvisser. Alle
andere zijn in handen van pleziervaarders of verenigingen. De rechter
afbeelding is van een plakkaat in het vissersdorp “Le Portel” naast het
monument dat herinnert aan de vermiste vissers op zee. Afbeeldingen:
top.vlaanderen.
|
Flondrier | Franse kotter van de kust van Calvados voor de visserij op platvis met sleepnetten. |
Flûte | Flûte is de benaming voor
verschillende typen smalle kanaalschepen waarvan de afmetingen bepaald
werden door de sluisbreedte. Zo kennen we de flûte de Bourgogne van 25 tot
35 m lang en 3,50 m tot 5 m breed, de flûte de Saint-Dizier die er erg op
lijkt, de flûte d'Ourcq, een sleepschip met gelijke voor- en
achtersteven (amfidroom) van 28 m bij 3 m (er bestaat ook een halve fluit,
half zo lang), en de flûte du Berry van 27,50 m bij 2,60 m. De schepen zijn
grotendeels verdwenen, maar van de flûte d'Ourcq en de flûte du Berry (berrichon)
bestaan nog enkele ijzeren exemplaren.
|
Follyer | Engelse
karveelgebouwde
roei- en zeilboot met vier doften voor de haringvisserij. Dee boot was
uitgerust met een stopnet, dat feitelijk een klein
seinenet was. Daarmee werd de vis in het
net verzameld en boven gehaald. De tuigage van de boot bestond uit twee
mastjes, de voorste getuigd met een klein, de achterste met een groter
loggerzeil.
|
Foncet | Tot het midden van de 18e
eeuw was de foncet, fonset of fosset het belangrijkste transportschip op de benedenloop van de
Seine. Het schip kon wel 50 m lang zijn en had een enorm roer. Hieronder een
reconstructie in klein formaat.
|
Forban | Een vaartuig uit het
Franse vissersdorp Le Bono voor de
boomkorvisserij op platvis, De boten hadden een karakteristiek silhouet, verticale
boeg (steilsteven) en sterk
hellende spiegel. Ze waren geballast met kiezelstenen. De grote- en
fokkemast staan links en rechts uit de middenas van het schip
en dragen samen zo'n 100 vierkante meter zeil. Het voorstag van het
grootzeil loopt tot de voorsteven.
|
Fregaton | Venetiaansch vaartuig (pinas), met een
vierkanten achtersteven, een bezaanmast, een grote mast en
een boegspriet, die tot 10,000
quintalen
kon laden.
|
Frejgatina | De frejgatina (klein
fregat) is een gladboordig roeivissersbootje met spiegel (platte achterkant)
uit Malta, dat ook als tender wordt gebruikt. De bootjes zijn kleurrijk
geschilderd.
|
Fune | Algemene benaming voor
platboomde Japanse sampans voor de visserij, ook bune of buney
genoemd. Hieronder een reconstructie van een grote fune met drie masten en
elkaar overlappende smalle razeilen. Omdat ze tussen 1600 en 1635 regelmatig
bewapende handelsreizen naar Zuidoost-Azie maakten en daar als ruggensteun
hun rood verzegelde brieven, uitgegeven door het vroege
Tokugawa-shogunaat presenteerde, werden ze Red Seal ships genoemd. Hun
enige concurrentie bestond uit Nederlandse VOC-schepen.
|
Fusta | Lang gerekt Portugees
vaartuig dat zowel geroeid, geboomd als gezeild kon worden. Tegenwoordig ook
als gemotoriseerd riviercruise schip op de Douro
|
Fûtreau | De fûtreau, fustereau of
futurau is een kleine rivierboot die lokaal wordt gebruikt op de Loire
en de Allier. Het bootje werd gebruikt als hulp bij grotere schepen (b.v.
anker wegbrengen) en als vervoermiddel voor de lokale bevolking en andere
gebruikers van de rivier. De futreau wordt nog steeds door vissers gebruikt.
Het bootje met heve was vierkant getuigd en had een opmerkelijk roer,
la piautre, dat bestond uit een groot roerblad met
lange helmstok en "manchette". Onder de helmstok
bevond zich een "guinda". Dat was een horizontale lier om mast en zeil te
strijken onder bruggen. Als vissersboot
had de fûtreau een goume bij zich om de vis levend te houden.
|
G |
Gabane | De Gabane of Gribane is
een boot die uitsluitend in het estuarium
vaart, tussen Le Havre en Rouen. In de 20e eeuw gemotoriseerd maar qua
uiterlijk onveranderd.
|
Gabare | Gabare (aak) is de
benaming voor oude binnenschepen op de rivieren van de Atlantische kust,
zoals de Sèvre Niortaise, de Charente, de Garonne, de Dordogne en de Loire.
Een overnaads schip met platte bodem. Hoewel het woord
chaland ook vaak wordt gebruikt, heeft dat meer specifiek betrekking op
Loire-schepen. Er waren nogal wat "gabare's". Zo had je
de
Gabare de Charente, Gabare de Dordogne, Gabare de Loire (Gabarot hieronder), Gabare de Port
d'Envaux, Gabare de Sèvre, Gabare de Saint-Simon en Gabare de Vire.
|
Gabarot | De Gabarot is een
gabare van de Loire met V-vormige boeg en verticale spiegel met groot wegklapbaar roer
of ronde achtersteven met tweedelig roer met opklapbaar achtergedeelte.
Vanwege het grote roer was het helmhout zeer lang. De gabarot werd ook wel gabare de Loire
of chaland de (basse) Loire genoemd. De mast met
vierkant zeil kan met een lier op het voordek naar achteren worden geklapt.
De onderste afbeeldingen zijn van
La page des maquettistes.
|
Gabbart | De Gabbart was een
werkschip (kustzeiler) van de Clyde. De meeste zeilcoasters werden in de
volksmond gabbarts genoemd, hoewel het over het algemeen smacks en ketches
waren. De gabbart zonder boegspriet was ontworpen met de afmetingen van de
sluizen in het Forth and Clyde-kanaal in gedachten, waarmee goederen,
voornamelijk steenkool, vanuit het Schotse achterland naar de kust werden
vervoerd. Verwant Ranterpike, Bron:
Dalmadan.
|
Gagali | De gagali, oorspronkelijk
martiko, werd zo genoemd vanwege de snavelvormige boegspriet. Het woord
martiko is in het Turks overgenomen van het Italiaanse marticana en
martingana. Het schip was in de Ottomaanse periode vooral in gebruik in
Istanbul voor het vervoer van hout, maar ook ladingen als kolen, ijzer en
zout. Het schip had twee of drie kluivers, een vierkant getuigde hoofdmast en een
gaffelgetuigde achtermast.
|
Gaiassa, gyassa | Egyptisch vaartuig van de
Nijldelta dat zich ook op zee waagt en kolen en rijst vervoert in de Golf
van Suez en op de Rode Zee. De romp is ondiep en zonder zeeg. De kop gaat in
een korte bocht steil omhoog naar de gebogen voorsteven. Het voorschip is
vrij stomp, het achterschip heeft een spiegel waaraan het roer met lange hak
bevestigd is. De kleinste gaiassa's hebben een mast met latijnzeil, de
grootste drie masten. Het meest voorkomende type voert er twee. Deze schepen
zeilen stroomopwaarts en laten zich dikwijls stroomafwaarts drijven. De
gaiassa wordt ook wel faluka (feloek) genoemd.
|
Gajeta | De gajeta komt uit de
wateren rond Split, Šibenik en Zadar in Kroatië en werd gebruikt voor
transport over kortere afstanden of als vissersboot. De kielromp is vol en rond,
en de boeg en achtersteven zijn puntig. Het roer steekt diep. Het model
van een Gajeta Falkuša voor de visserij toont een latijnzeil en een "falka".
Dat is een lange boom langszij, die uitsteekt als een boegspriet.
|
Galar | Een galar was in de 18e
eeuw een typisch Pools vaartuig dat veel werd gebruikt, vooral op rivieren
zoals de Wisła (Weichsel). Het was een platboomd houten schip, speciaal
gebouwd voor het transport van goederen over de binnenwateren. Het was een
grote platte bak van zo'n 30, tot soms wel 80 meter lang, die werd bestuurd
met lange vaarbomen. De galar was in gebruik voor het stroomafwaartse
transport van graan, zout, hout, en andere handelsgoederen vanuit Zuid-Polen
(bijv. Krakau) richting Gdańsk aan de Oostzee. De terugreis stroomopwaarts
was lastig; er moest worden gejaagd of gezeild. Daardoor werden de schepen
vaak ter plekke verkocht of uit elkaar gehaald voor hout.
|
Galeas | De galeas verscheen rond
de 15e eeuw in Venetië als groot driemastschip met latijnzeilen dat
ook geroeid kon worden. Eigenlijk een lange smalle bewapende handelsgalei
met tot wel 200 roeiers. Verwant galère. Op de Oostzee kwam vanaf de 18e eeuw een tweemast kitsgetuigd schip voor, dat ook galeas genoemd werd. Het werd gebruikt voor het aanlanden van vis, voor de zeehondenjacht in de poolgebieden en nog tot begin 20e eeuw als coaster. Het type varieerde per land. Ze kwamen uit de Baltische staten, Finland (alands-galeas), Zweden (galease) en Noorwegen (galeasse).
|
Galère | Galère is de Franse
benaming voor galei. Ze kwamen o.a. voor op de Seine en waren bewapend door
edelen, maar konden ook dienen als luxueuze plezierboten. Een quart-galère
was een kleinere galère en hoewel de demi-galère dat ook suggereert,
heeft "half" hier betrekking op de samenstelling van de roeiers die half uit gevangenen en half
uit vrijwilligers bestonden. Lodewijk XIV bewapende maar liefst 40 grote zeegaande galères in zijn Corps des Galères. Uiteindelijk bleken ze ongeschikt voor oorlogsdoeleinden. Het staat vast, zegt Vial-Duclairbois in zijn Dictionnaire encyclopédique de la marine, dat de galères zich niet konden meten met linieschepen, die met al hun artillerie dicht onder de kust konden komen, in kalme tijden ook werden geroeid en de vijand kon enfileren zonder in het zicht voor hun batterij te komen. Het korps werd in Frankrijk in 1748 afgeschaft, maar de laatste Franse galère, “la Ferme”, werd pas in 1814 uit de vaart genomen.
|
Galiote | Beter bekend als de
Galiote de Seine of Galiote des nourrices (minneboot). Het was een passagiersboot tussen Rolleboise
en Poissy Vanuit de omliggende regio's trokken mensen naar Rolleboise om de
Galiote te nemen, die passagiers en goederen naar Poissy vervoerde. Er waren daar veel
voedsters
(soms zelfs te veel) die baby's van de bourgeoisie in Parijs per postkoets
hadden opgehaald en vanuit Poissy per boot terug naar Rolleboise reisden om
in hun geboortedorpen tegen betaling borstvoeding te geven. De boot werd dan
verkozen boven de postkoets. Tijdens de reis stierven veel baby's nog voordat ze de plek bereikten waar ze bij zoogsters waren ondergebracht - vaak vlakbij Normandië - vanwege overbevolking, slechte hygiëne, zoogsters die ruzie maakten, de lengte van de reis, het feit dat ze meerdere kleintjes onder hun hoede hadden, enz. De parochieregisters van de dorpen waar de galiote aanmeerde staan vol met sterfgevallen van deze kinderen van amper 2, 3 of 8 dagen oud, soms iets ouder...[projetbabel]
|
Galiote à bombes | De Galiote à bombes was
een Frans oorlogsschip (bombardeergaljoot) dat ontworpen was om naast
zijdelings vuur ook vooruit te kunnen vuren met twee
zware mortieren die naast elkaar uit het midden op het
voordek waren bevestigd. Dat betekende dat een voormast ontbrak. Om te
kunnen vuren, werd de grote voorstag vervangen door een ijzeren ketting die
niet verbrandde bij buskruitvuur.
|
Galley punt | Engelse roei- en zeilboot
die tot de twintigste eeuw in gebuik was als
tender op de zuidoostkust van Engeland
(de Downs) voor het aan- en afvoeren van voorraden en loodsen naar de voor
anker liggende schepen.
|
Gallivat (Galoëtte) |
Klein Malabaars vaartuig
van de Malabar- of peperkust in het zuidwesten van India aan de Arabische
Zee. Ook als galette, of gallowet. Vervoerde streekproducten als kokosmatten, peper, cardamon, geelwortel
en sisaltouw.
|
Galupe | Mogelijk komt de naam van
dit Franse rivierscheepje van galupin (schurk). In Hastingues was het in
1810 een kleine open boot van ongeveer 8 bij 2 meter met spiegel en puntige
boeg in gebruik als veerpontje. Het scheepje ontwikkelde zich daarna tot
rond 1900 als een schip van ongeveer vijftien meter lang, met platte bodem
en geringe diepgang, verhoogde boeg, spiegel, een kap (luiken?)
over het ruim, een paalmast met razeil en een lange riem met een gebogen
blad, in evenwicht gehouden door een stenen contragewicht als roer. Verwant
de bachet met kiel. Bron: centrecultureldupaysdorthe.com
|
Gaoul | De gaoul was een
Fenicisch schip uit de 6e eeuw v.Chr. met steil aflopende stevens en een
naar voren hellende mast met razeil en een masttop met
kraaienest. Het
roer bestond uit een dubbele riem en de boeg had traditioneel een paardenkop
Het silhouet werd later door de Romeinen overgenomen. (Buisson)
|
Garvey | De garvey is een vrij
eenvoudige, rechthoekige of licht trapeziumvormige boot, die vooral populair
werd aan de oostkust van de Verenigde Staten, met name in New Jersey. Het
ontwerp is waarschijnlijk ontstaan in de 19e eeuw uit de Nederlandse
boerenschouw en was bedoeld
als werkboot voor vissers, oestervissers en krabvangers in ondiepe baaien en
riviermondingen. De herkomst van de naam is onduidelijk. Mogelijk was ene
Garvey de eerste maker.
|
Gassefat | Perzisch vaartuig. [JvL]
Mogelijk een soort galei als hieronder. Kambiz Alampour en Iraanse marine
archeologen van het Aero-Marine onderzoekscentrum van de Malek Ashtar
Universiteit in Iran reconstrueerden in 2005 oude Iraanse oorlogsschepen uit
het Darius-Xerxes-tijdperk na gedetailleerd onderzoek van de oude
Achaemenidische marine.
|
Ga'twaat | Huidboot van de Koryaks in Oost-Siberië door de Russen baidara en door de Eskimo's umiak genoemd. |
Gavlabåt | De "gavlaboot" is een
Noorse boot voor de zegenvisserij. Gavla (gevel, steven) slaat op de
spiegel
met brede netrol voor het uitzetten van de
zegen.
|
Gay-bao | De Franse luitenant ter
zee M. Armand Paris definieerde in Saigon in 1867 de gey-bao als een
Annamitisch schip, met dezelfde tijdloze vorm als dhows,
prauwen en jonken.
Dergelijke schepen worden nog steeds aangetroffen. De gey-bao was gebouwd in de vorm van een lepel. Het
onderwatergedeelte van het schip was gemaakt van geweven bamboe, dat tegen
paalworm bedekt was met
een waterdichte laag van een mengsel van hars, kalk en terpentijn.
De gay-bao had 2 tot 3 masten met steng.
|
Gazelle | Franse sardineboot uit
Les Sables-d'Olonne. Het was de vissers uit Les Sables-d'Olonne niet
ontgaan dat de sterke concurrentie van de Bretonse vissers die naar hun wateren
kwamen om op sardines te vissen, snelle, zeewaardige boten hadden, die
bovendien goed tegen de wind in konden zeilen en door de Sable-d'Oloners
Quimperlé
werden genoemd. Na aanvankelijk een aantal
van die boten tweedehands gekocht te hebben, bouwden zij rond 1880
hun eigen aangepaste versie; de gazelle. De "staand want" methode van
sardinevissen werd verlaten ten gunste van het vissen in dieper water met volgbootjes
(tenders). De gazellen, slepen hun twee sloepen, een grote en een kleine,
naar de visgronden.
|
Geobukseon | Koreaanse oorlogsboot uit
de zestiende eeuw toen Korea in oorlog was met Japan. Tegen enteren was het
schip beschermd door een koepeldak met scherpe punten, waardoor het de
bijnaam schildpad- of egelboot kreeg. De drakenkop was een vlammenwerper en
kon ook dikke rook uitstoten om manoeuvres te verbergen. Het schip werd
voortbewogen door korte roeiriemen en was bewapend met een batterij van 6
tot 12 kanons per kant.
|
Gharnao | Indisch vlot, gewoonlijk
gemaakt uit negen aarden potten die in een vierkant samen gehouden zijn door
bamboestokken, die een licht bamboedek dragen. De opening van de potten is
dichtgestopt met een prop bladeren. Ze worden tijdens het regenseizoen
gebruikt voor personenvervoer en post- en veerdiensten in Bengalen en Behar.
Dergelijke vlotten komen ook in Egypte voor.
|
Ghunja (ghanja) | Indiaas koopvaardijschip van het Dhow type, sterk gelijkend op de bagala, ook wel als kotia, hoewel de kotia niet zo'n achteruitstekende steven met versiering heeft. |
Gig | Een gig is een overnaadse
Engelse houten sloep uit Cornwall en werd/wordt beschouwd als een snelle
zeewaardige sloep. Om die reden was de gig in de achttiende en negentiende
eeuw in trek bij de smokkelaars van zuidwest Engeland. Tochten naar
Frankrijk werden daarbij veel gemaakt. Rond 1840 schijnt er zelfs een
smokkeltocht van ruim 250 zeemijl gemaakt te zijn. Daarom was één van de beperkende overheidsregels dat een sloep maximaal zes
roeiers mocht hebben, omdat ze anders de douane te snel af waren. De gig
werd vanwege de zeewaardigheid ook als loodsboot gebruikt.
|
Goélette | Goélettes waren
twee- en driemastschoeners die vanuit de kust van Bretagne en Vlaanderen rond IJsland op
kabeljauw te visten. Ze werden goélettes islandaise genoemd. Hieronder de
Bretonse met rechte masten en een toprazeil (gouel fortun), de Duinkerkse
met schuine masten en de driemaster uit Saint-Malo.
|
Goerabe | Van Lennep spreekt over
"Indiaansche vaartuig". Mogelijk bedoelde hij de Maleise Ghurab, een soort kogge.
|
Goguet | De goguet, coquet of
coguet is een eenvoudig gebruiksbootje uit de Marais du Cotentin et du
Bessin in de
monding van de Douves, de Taute, de Vire en de l'Aure in Normandie. De
150.000 hectare werd in 1991 tot regionaal natuurpark uitgeroepen. Het bootje werd
geboomd of gepeddeld. De naam zou een verbastering zijn van coquille of
petite coque (schelpje)
|
Gokstadschip | In 1880 werden in de Gokstad Haugen, een grafheuvel bij de boerderij "Gokstad" in Sandar bij het Sandelfjord in Noorwegen, de goed bewaarde resten van een vikingschip uit de vroege middeleeuwen gevonden. |
Goleta | "Goleta" is Spaans voor
schoener en merkwaard genoeg ook de
naam van een stad in Californië. Hoe zit dat? In de tijd van de Spaanse kolonisatie werd de baai aldaar in de wintermaanden gebruikt als beschutte ligplaats. De goleta's konden dan veilig schuilen, hetgeen uiteindelijk heeft geleid tot de plaatsnaam "Goleta". [goletahistory.com] |
Gorée boot | Traditionele vissersboot
van het eiland Gorée bij Dakar. Veelkleurig beschilderd bootje met
kenmerkende verlenging van de ronding van de bodem achter de spiegel om beter
over de branding te komen.
|
Goume | De goume was een
bijbootje van b.v. een toue-cabanee of
fûtreau. Het was een
bunbootje om de gevangen vis levend te houden
|
Gourse | De gourse is een
roeiboot die in Cannes en Nice vooral was bedoeld voor de strandzegenvisserij
met de sàvega, een lang net dat vanaf het strand wordt uitgezet, maar de
grootste inkomstenbron voor de vissers uit Nice is nog steeds de vangst van poutine, de
sardinejongen die geboren worden in de paaigronden bij de monding van de
Var. Een dure delicatesse. Een kleinere versie van de gourse noemde men
Galine.
|
Gozzo, guzzo | Italiaanse zeil- en
roeiboot voor riviervisserij, loodsdienst en pleziervaart. Bij de gozzo uit
de kuststreek van Ligurië (Genua) steken de voor- en achtersteven hoog boven
het boord uit.
|
Gundalow | Amerikaans binnenvaartuig
uit New England dat soms ook kleine zeereizen maakte en thuishoorde op de
Piscataque rivier en op de Merimac rivier (New Hampshire). De oudere
gundalows (achttiende en begin negentiende eeuw) waren open schepen. Latere
hadden luiken met deklast. Soms werd i.p.v. zijzwaarden een midzwaard
gevoerd. Het driehoekig zeil hing aan een lange roede aan een kort mastje en
had de vorm van een latijnzeil. De stevens waren sterk vallend. Het
stuurwiel stond achter het dekhuis. Het schip van de Kennebec river (Maine) was vierkant
getuigd met onder- en bovenzeil en had een steilere voorsteven. Zie ook scow.
|
Gyassa | Platbodem, latijngetuigd
zeeschip uit Egypte, dat wordt gebruikt voor de lokale kustvaart in de Golf van Suez, de
Rode Zee en de oostelijke Middellandse Zee, met name voor het vervoer van
ladingen steenkool of rijst. De roede of antenne van de latijnzeilen zijn
twee keer zo lang als de mast en vaak langer dan het schip zelf. Voor
transport van grote volumes werden gyassa's gekoppeld.
|
H |
Hajer, hajkutter | Deense kotter,
kortweg hai genoemd, die met een seinenet vist.
|
Halo | De halo was een smal
bootje voor het vervoer van goederen op de Nive en de Adour in Frankrijk.
Het bootje werd net als een kano gepeddeld, soms staand op de vracht. Tot
het eind van de 19e eeuw werden halo's nog gebruikt voor toeristische
vaarten op de Nive tussen Cambo-les-Bains en Ustaritz. Daarna zijn ze
verdwenen.
|
Hjortspringboot | Prehistorische boot uit
de tweede eeuw v.Chr, in 1922 ontdekt bij de Hjortspringboerderij op het
Deense eiland Als, dus ook Alsboot genoemd. De boot wordt wel als een houten
versie van de huidboot beschouwd (umiak,
baidara). De ronde bodem was een uitgeholde boomstam
met daarboven overnaadse planken.
|
Ho Fune | Als kolonisten van Korea
gebruikten de Japanners in de middeleeuwen al heel vroeg jonken
en
funes. Als gevolg
daarvan liet de Ho Fune, die verscheen vóór de eerste contacten met de
Portugezen in 1636, een Chinese invloed zien, maar ook Maleis, of zelfs
Arabisch, zoals blijkt uit de lange, hellende boeg, die we ook zien bij de
Arabische baghla en ballam.
|
Hogboat | Kleine vissersboot, ook
bekend als "hoggie", met een brede romp , bestaande uit een smalle
spiegel , zwaarden en een tweemastsprietzeiltuig, waardoor ze stabiel waren
in ruwe zee en gemakkelijk naar de kiezelstranden konden worden gesleept. Ze
waren tot 1880 in gebruik. Een model van een Brighton hoggie is te vinden in
het museum van die stad.
|
Holker | Oud Noordsch vaartuig.[JvL] Mogelijk bedoelde van Lennep deze traditionele Noorse overnaads (klinkergebouwd) gebruiksbootjes en grotere versies.
|
Homardier | Frans vissersvaartuig met
bun voor de kreeftvisserij aan de Bretonse kust. De kleine versie
hieronder is
kottergetuigd, de grotere
kitsgetuigd. (steunzeil achterop).
|
Houario | De houario of houari(s) is
een tweemast vaartuig met boegspriet uit de Middellandse Zee. De masten waren getuigd met latijnzeilen die zowel aan de mast als aan een bovenra, die als een
rechtopstaande gaffel tegen de mast steunde, konden worden opgehaald. Een
tuigage die tot op heden houarituig met
gunterzeil wordt genoemd en waaruit gaandeweg
het torenzeil uit is ontstaan. De
eenmast "Houaris Marseillais" was de Franse versie van de Amerikaanse
sandbagger. De boot met diepe kiel kwam voor op de
Seine.
|
Hou-pan-ch'uan | Chinese benaming voor
jonk van zware planken voor een zwaar gebouwde jonk, ook wel wai-p'i-ku
kromstevenjonk.genoemd, die in staat was het grote aantal
stroomversnellingen van de Kungt'anho of Wu rivier te trotseren. Omdat China
naar schatting zo'n 1000 verschillende typen jonken kende is onderstaande
afbeelding slechts bedoeld om een indruk te krijgen van een zwaargebouwde
jonk.
|
Huidboot | De huidboot is een primitief vaartuig waarvan de romp gemaakt was uit twijgen, takken of lichte plankjes, die tot een geraamte gevlochten werden en daarna overtrokken met een of meer aan elkaar genaaide dierenhuiden (later zeildoek of katoen). Voorbeelden: kajak, baidara, coracle, curragh umiak. |
Humber keel | Rivier- en kustvaarder in
gebruik langs de kust en in het binnenland rond Hull en de monding van de
Humber in het Engeland van de 19e en vroege 20e eeuw. Het zeiltuig bestond
uit een enkele mast waarop een vierkant razeil en een topzeil kon worden
gehesen. De mast kon worden neergelaten en opgehesen door één persoon die de
lier in de boeg bediende. Hierdoor kon de keel onder lage bruggen door.
|
Hung-t'ou | Kleine
sampan in gebruik in de haven van Shanghai. De naam betekent rode kop
omdat de kop van het vaartuig altijd rood geschilderd is. De sampan met hoge
achterkant wordt
gewrikt en/of gezeild.
|
Huri | De hūrī is een
uitgeholde boomstam kano van 3 tot 6 meter lang. Hij werd gebruikt om te vissen en
voor vervoer over korte afstanden. Het was de meest
voorkomende kleine boot in de wateren van Oman.
|
Huwelijksboot | Carrosseriebouwer
Van Rooijen maakte in 1959 naar aanleiding van een eerdere "Flying Enterprise" uit 1952, de "Huwelijksboot" op basis van een gewone Mercedes-Benz OP
312 bus. Het was geen amfibie, maar een gewone rijk gedecoreerde bus. Men
vermoedt dat er twee of zelfs drie van dergelijke voertuigen hebben bestaan,
waarvan er één in 2018 nog "in de vaart" was. De bus had 32 zitplaatsen en een
motor van 120 pk. Verder twee schoorsteenpijpen en een boeg met railing, luik
en
kluisgaten. Fenders completeerden het geheel. Bron: Cyrillische modelbouwsite
|
Hvassing | Zweeds open werkbootje
met drie doften en een achterkuip zoals de
bankskuta om netten uit te zetten, maar ook
zelfstandig gebruikt voor de kabeljauwvisserij langs de kust van de Öresund. Er kon gezeild
worden met een sprietzeil en
fok.
|
I |
Ibri | De Ibri wordt door Alain
Clouet beschreven
als een boot die dienstdoet in de havens van de Perzische Golf. Het is een
boot met een zeer schuin aflopende rechte boeg, terwijl de achtersteven een
lichte helling heeft. Het scheepje kan, doordat de huidplanken aan de
spanten zijn genaaid soepel op het strand landen, zelfs bij vrij
sterke golven. In kleine Omaanse havens zoals Salalah wordt het
stuwadoorswerk nog steeds gedaan door ibri's die tussen de voor anker
liggende dhows en het strand pendelen om vracht te lossen. De naam Ibri
wordt overigens ook wel gebruikt als algemene naam voor "boot".
|
Irrawaddy | Een groot vrachtschip van
de Irrawaddy rivier in het toenmalige Birma, de belangrijkste waterweg van
Myanmar. Alleen ter duiding zo genoemd. Zeer kenmerkend zijn de vierkante
zeilen die slechts met de uiteinden aan een ra zijn vastgemaakt in plaats
van over de gehele lengte vastgenaaid of
gemarreld. De verticaal gestikte zeilen zonder latten kunnen hierdoor
een grote "spinnaker"-achtige bolling
zoals krabklauwzeilen
vormen. De romp met doorlopende kielbalk loopt rond waarbij voor- en
achterzijde boven water uitsteken. Etnograaf
Aldo Cherini maakte
onderstaande impressie.
|
Itaomacip | De itaomacip is een
zeegaand bootje van het Ainu-volk op het Noord-Japanse eiland Hokkaido. De
naam is afgeleid van de Ainu-woorden iita-oma-cip wat letterlijk "boot met
een plank" betekent. Het bootje bestaat uit een uitgeholde boomstam, waar
aan de zijkanten planken zijn genaaid om de zeewaardigheid en het
laadvermogen te vergroten. Ze werden geroeid of gezeild. De riemen bestaan
uit twee stevig aan elkaar vastgemaakte delen. In het deel dat door de pen
in de uitlegger (plank op de boorden) komt, wordt een gat geboord. Eén
persoon is over het algemeen voldoende om een Ainu-kano te roeien, en hij
doet dat staand. Het zeiltje werd gespannen tussen twee mastjes op de boorden
en was gemaakt van een geweven mat van lisdodden. Het bootje was in gebruik
tot ongeveer 1900. [Society for Academic Research of Ainu Culture].
|
Itchen ferry | De Itchen ferry is een,
speciaal voor ruwe zee gebouwd, vissers- en veerbootje uit de Solent, de
zeestraat tussen het eiland Wight en het vasteland van Groot-Brittannië. De
oorsprong (en de naam) van deze vaartuigen ligt in het kleine vissersdorpje
Itchen Ferry aan de rivier de Itchen in de achttiende eeuw. Kleine,
sprietgetuigde klinkerboten werkten
vanaf het strand en visten tot aan het eiland Wight. Hun omvang nam toe
naarmate ze verder van hun basis af visten. De boten hadden een driekwart
dek met een kleine kajuit met twee kooien, een kast en een kolenkachel om de
uren te doden als ze niet aan het vissen waren. Ze werden gaffelgetuigd met
een lange giek over de achtersteven en twee voorzeilen, sommige waren wel 9
meter lang. Een groot deel van de vangst bestond uit garnalen en oesters,
die snel naar huis werden gesleept. Bron en afbeelding: Mike Smylie op classicsailer.com
|
J |
Jabega | De jabega is een open
visboot uit de regio Malaga, Cadiz en de Balearen. Er werd gevist met de
zegen, die altijd door drie
roeiboten werd uitgezet en binnengehaald. De jabega's uit Malaga hebben een
gebogen boeg en achtersteven, waarbij de boeg bijna een meter boven de
puntige romp uitsteekt. Die uit Cadiz hadden een minder verhoogde boeg,
terwijl de achterkant plat was en op de Balearen konden ze gezeild worden
met een latijnzeil en werden laud genoemd.
|
Jahazi | De jahazi, ook als jehazi of gehazi
is een een groot Arabisch zeilschip met een vierkante achtersteven, met een
bemanning van vijf of zes man, dat oorspronkelijk uit Zanzibar komt en
typisch is voor de westkust van Madagaskar, maar ook de oostkust van Afrika,
van Somalië tot Tanzania. Het
is een grote dhow, daarom werd de jehazi uit Lamu Island
(Kenia) ook wel "lamu dhow" genoemd, die erg lijkt op de sambuk,
maar dan met een bijna rechte boeg. Het is normaal gesproken gebouwd van teak-,
mango- en mangrovehout.
|
Jalibut | De jalibut is een
tegenwoordig gemotoriseerde versie van een traditionele
shu'i dhow uit Oman. Aldo Cherini maakte deze tekening van een zeilende
jalibut met heel veel mensen aan boord.
|
Jandi | Abessijns vlot dat bestaat uit een gelooide huid of een stuk zeildoek waarin een bundel hooi, e.v.t. met vracht, verpakt en waterdicht dichtgebonden is. De baal heeft dan het drijfvermogen om een persoon te dragen. Alexander de Grote maakte er meermaals gebruik van om troepenmacht over te zetten. Zie ook kelek. |
Jangada | Braziliaans balsavlot
voor de zeevisserij, dat reeds in de pre-columbiaanse tijd gebruikt werd
voor de kustvaart langs de noordelijke westkust van Zuid-Amerika. Het vlot
werd zowel gezeild als geroeid. Een bipodmast
droeg een vierkant razeil.. Het werd meestal opgebouwd uit vier tot zes
balsaboomstammen. Balsa is kurkhout, het lichtste van alle bekende
houtsoorten.
|
Jass | De jass was een vissers-
en gebruiksboot van het Ägerimeer in Zwitserland. De boot had geen stevens,
het vlak liep voor en achter door in een afgeknotte
heve. Opvallend waren de hoge roerkoning en
het ruime hennegat waar hij doorheen steekt. De tekening is van etnograaf
Aldo Cherini.(traditionele boten uit Europa).
|
Jeitera | Spaanse vissersboot, ook
wel trainera genoemd, voor de sardine- en ansjovisvangst langs de kust van Galicië, vernoemd naar het gebruikte dicht geweven net, een jeito of traina.
De romp is voor en achter scherp gebouwd en heeft een hoge kop. Heeft veel
weg van de jabega. Er wordt
gestuurd met een lange stuurriem, Tuigage: Loggerzeil of latijnzeil.
|
Jelbut | De jelbut of jalbut is
een relatief kleine moderne dhow, met een brede romp en platte of ronde achterkant
(in tegenstelling tot de vaak puntige achtersteven van grotere dhows zoals
de boum). Ze werd veel gebruikt voor kustvaart, parelvisserij en
kleinschalige handel in de Arabische Golf. De naam jelbut wordt vooral
gebruikt in de Golfregio, zoals in Koeweit, Bahrein, Qatar en delen van de
VAE. In Oman en andere delen van de regio worden andere dhow-namen gebruikt, afhankelijk van het type en de functie van het schip (zoals sambuk, baghlah, ghanjah, enz.).
|
Jonk | Jonk is de benaming in
het Westen gegeven aan Chinese vaartuigen. Het zou afkomstig zijn van het
Portugese "junco", gebaseerd op het Javaanse "djong". Het woord wordt in China zelf
niet gebruikt. Men schat het aantal typen op zo'n duizend. De ogenschijnlijk
primitieve en voor ons ingewikkeld lijkende bouwwijze, is bij nadere
beschouwing zeer vernuftig en praktisch en getuigt van een eeuwenoude
ervaring. Gebruikte houtsoorten zijn vooral vurenhout, laurier- of
kamferhout, plataathout en cypressenhout. Jonken worden behalve door
jonkzeilen,
ook voortbewogen door peddels, roeiriemen (chiang), wrikriemen (yuloh), of
door bomen of jagen. De Maghrebijnse
ontdekkingsreiziger
Ibn
Battuta bezocht China in 1347. Hij onderscheidde drie soorten. De
grootste "chunks" heten jonouq, of enkelvoud, jonq (zeker
chuan) en voeren drie tot wel twaalf zeilen; de middelgrote is een zaw
(waarschijnlijk sao); en de kleinste een kakam.
|
Jukung | Jukung is Indonesisch
voor boot. De naam wordt gebruikt voor een dubbele
vlerkprauw uit Bali. Een toevoeging
geeft het type of gebruik aan. Zo is er (uit wikipedia) de: Jukung gede Een groot type jukung (gede = groot) dat wordt gebruikt voor het vervoeren van 4-5 koeien van Bali naar Nusa Penida in de Straat van Lombok, vaak gezien op het strand van Kusamba. Jukung payangan. Visjukung uit Salomong. De romp is ongeveer 15 meter lang en heeft vijf bemanningsleden. Payang zelf verwijst naar een type zegen dat door lokale vissers wordt gebruikt. Jukung polangan. Het gebruikelijke type jukung in Sepulu, met een uitstekende achterkant, een giekligger en vijf zitplaatsen (polangan genoemd ).
|
K |
Kabang | De kabang of kebang is
een lange smalle gebruiks- en woonboot van de Moken (zeenomaden) uit de
Mergui-archipel in Myanmar. De boot heeft een woongedeelte en een mastje
voorop met een vierkant zeiltje. Nog in gebruik voor toerisme.
|
Kaep | De kaep is een
prauw (kano) met uitlegger met gelijke
voor- en achtersteven (amfidroom) uit Palau in Micronesie.
Een filmpje, waarop te zien is dat bij wenden het zeil niet van loef
naar lij gaat, maar van steven verwisselt. Het onderscheid tussen boeg en
achtersteven hangt dus af van de koers van de boot.
|
Kah | Klein riviervaartuig uit West-Bengalen,
van het type bhaulia genoemd naar de rivier Kah. Wordt geboomd, geroeid of gezeild.met razeil.
|
Kaïk, kaick (caico of caique) |
Een kaïk is een
traditionele smalle houten roei- of zeilboot die voornamelijk in Turkije en
Griekenland wordt gebruikt. De eenvoudige en vrij kleine boten kunnen tot 25
personen, maar ook vracht vervoeren en worden al honderden jaren in de
Turkse en Griekse wateren gebruikt. Heden ten dage vooral voor minicruises
in toeristische gebieden. Jacob van Lennep
beschrijft de kaick als: "Oude benaming, die gegeven plach
te worden aan de sloep eener galei en een klein vaartuig, in
gebruik op de Zwarte Zee".
|
Kajak, kayak | Huidboot van
zeehondenhuid in gebruik bij de Inuit (Eskimo's) van Groenland tot ten oosten van de Beringstraat.
Het is een lange, zeer smalle, doorgaans gedekte kano, geschikt voor het
vervoeren van één tot drie man. Het zeer lichte geraamte van de kajak is
meestal gebouwd van drijfhout, vooral spar of vuren, ook wilg. De onderdelen
worden bij elkaar gehouden door bindsels van zeehondepezen of door houten of
benen pennen. Volgens Amiral Pâris, in 1871 directeur van het Musée national
de la Marine in Parijs, zou de kajak alleen door mannen gebruikt worden en
de Umiak alleen door vrouwen.
|
Kajjik | De kajjik of kajjikk was
net als de frejgatina een vissersboot van Malta,
Allebei met spiegel, maar de
veel grotere kajjik kon ook gezeild worden en had een opvallend oplopende boeg. Een
andere versie werd de luzzu, pas
ontwikkeld in het begin van de 20e eeuw. Deze boot had echter geen spiegel
maar een spits toelopende achtersteven. Kajjik en luzzu zijn nog steeds in gebruik als
toeristenboot.
|
Kakam | De kakam is een kleine
Chinese jonk voor lokaal gebruik tussen eilanden, dat
met relatief grote jonkzeilen hoge snelheid kan
bereiken, maar daarbij ook aanzienlijk
verlijert. Bij storm dient bijtijds
gereefd te worden omdat de kakam gemakkelijk
kapseist
|
Kakap | De kakap is een smalle
vrij lange boot uit Maleisië voor rivier en kustwateren. Kakap betekent in
Maleis zoiets als "verkenner". Naast algemeen gebruik werd hij
ook, bewapend met een lantaka (klein scheepskanon), ingezet bij piraterij
door het
Iranun
(Ilanun) volk. De kakap had een bemanning van 10 tot 20 man, die de boot
door de lichte constructie over land konden dragen. Verwant:
penjajap, djakka.
|
Kalmarboot | Bij het restaureren van
het kasteel Kalmar in Zweden in de jaren 1932-1934, werd de baai bij het
kasteel drooggelegd, waarbij in de modder een groot aantal schepen werd
gevonden, daterend van de middeleeuwen tot de zeventiende eeuw. De best
bewaarde was een klein kustvaartuig uit het midden van de dertiende eeuw,
waarbij slechts weinig behoefde te worden gegist, hoewel tuig en zeil
natuurlijk berusten op veronderstelling. Het scheepje kreeg de naam
Kalmarboot.
|
Kanawa | De kanawa is een zeer
lang monoxyl (uit één stuk hout gemaakt) vaartuig van de Kalinago-stam uit
Guadeloupe. De boot wordt gepagaaid en
(bij)gestuurd met een lange riem.
Tegenwoordig alleen nog in regatta's.
|
Karakor | Benaming die Jacob van
Lennep aan een caracore gaf. Een snel vaartuig uit Java, Borneo, Celebes,
Nieuw-Guinea.
|
Karavaanschip | Oud Marseljaans (marseiljaans) vaartuig, dat
vanuit Marseille van haven tot haven met koopwaar op de Levant
voer. [JvL] Mogelijk
bedoelde van Lennep een handelsschip als de
polacre-xebec hieronder.
|
Karbas | Karbas is een
traditionele Pomorische boot. De boot had zeer brede,
wijd uitlopende en bijna platliggende, boorden,
twee sprietzeilmasten (de voormast staat bijna op de boeg) of een
vierkant zeil. De boot was ontworpen om over het ijs te glijden met twee
(verwijderbare) kimkielen. (Duron, Kerchove, Parijs). Verwant: de Canadese
clinker.
|
Karmoezaal | Turksch koopvaardyvaartuig, met
hoog achterschip; het voert een grooten mast, een boegspriet
en een kleinen bezaan, het draagt een marszeil boven ’t
groote zeil, een klein achterzeiltjen en een stagzeiltjen
voor.[JvL] "Karmoezaal" is vrijwel zeker een verbastering van "Karamürsel", een Ottomaans scheepstype zoals hieronder én stad aan de Golf van İzmit.
|
Keitelkahn of kurrenkahn |
Platboomde vissersboot
van de Duitse Oostzeekust, gebouwd met hoge
lichtgebogen voorsteven en een achtersteven, waaraan een
gebogen roer gevoerd werd. De beplanking was overnaads. Ze hadden één of
twee zwaarden
en in het begin van de 20e eeuw soms een midzwaard. Spriet- of gaffelgetuigd
met vliegende fok en aan het voormastje altijd een sprietzeil. De keitelkahn viste met
een keitelnet, een trechtervormig sleepnet. Afbeeldingen: Deutsches
Schiffart Museum.
|
Kelek | Kelek, ook kalak, is de
Iraakse benaming voor een vlot dat vooral voorkwam op de rivieren de Eufraat
en de Tigris in het verre verleden. Het werd gebruikt voor het vervoer van
graan, hout, verscheidene koopwaren, en ook van passagiers. Het vlot was
samengesteld uit 50 tot 1000 opgeblazen geschoren schapen- of geitenhuiden.
Deze opgeblazen huiden werden op dwarsliggers gelegd waarop zich een dek
bevond. De vlotten liet men stroomafwaarts drijven; ze werden bestuurd met
een lange riem aan de achterkant of geboomd. Zie ook jandi.
Bron: Zien en weten.
|
Kelheimer | De kelheimer was een
groot
binnenvaartschip op de Donau, vernoemd naar de Beierse stad Kelheim. Het
schip werd voornamelijk gebruikt in de dalvaart vanaf Regensburg. Om het
stevelen bestuurbaar te houden werd een zwaar roer met lange helmstok
toegepast, maar ook wel, voor en achter, paren lange
stuurbomen, waarmee het schip nog beter in gareel gehouden kon worden. Afbeeldingen naar tekeningen van etnograaf
Aldo Cherini.(traditionele boten uit Europa).
|
Kerhor | De Kerhor is een open
vissersbootje uit Kerhuon aan de noordoostelijke oever van de haven van
Brest. Het visgebied van Kerhors beperkte zich tot begin twintigste eeuw tot
de haven van Brest en de rivieren die er uitmonden. Daarna breidde het zich
uit naar de Zee van Iroise, het Vierkanaal en de eilanden Béniguet, Quéménès
en Lytiry. De haven van Le Conquet werd vervolgens een secundaire basis, van
waaruit de bemanningen elke twee weken per trein naar Kerhuon vertrokken.
|
Kettuvallam | Een kettuvallam is een
traditionele varende woonboot met rieten dak uit de Indiase deelstaat Kerala. De
geschiedenis van dergelijke boten gaat terug tot Uru , een groot houten
schip van het type Dhow.
|
Kiosk | Naast een aan alle zijden
open Turks buitenhuisje of paleisje is het volgens van Lennep ook een Turks vaartuig.
Mogelijk een vertaling van "köşk" = kiosk. Omdat daar niets
over te vinden is lijkt het me eerder een verbastering van het Turkse "kayik" =
roeiboot.
Zo zijn er b.v balik kayik (vissersboot), ağ kayık (netboot) en
meer kayiks met een "voornaam".
|
Kirlanghish | Oorspronkelijk een klein Turks vaartuig, dat het Amiraalschip vergezelde [JvL]. Later tot eind 19e eeuw als vissers- en handelsvaartuig op de Bosporus en Middellandse Zee |
Klinker | Platboomd kustvaartuig, in gebruik op de Baltische Zee. [JvL] Een overnaads scheepje dat op strand getrokken kon worden? |
Koebeis | Een "opgecierd" vaartuig, op de
rivieren van Japan gebruikelijk. [JvL]
Koebeis is Vlaams voor koe. Wellicht bedoeld van Lennep hier een drakenboot,
zoals het model hieronder uit de Qing periode (1644-1911),
|
Kolek | De kolek of kolae is een
traditionele vissersboot die wordt gebruikt aan de oostkust van het
schiereiland Maleisië en in de lagere zuidelijke provincies van Thailand. De
boot is rijk gekleurd versierd met ontwerpen die een combinatie zijn van
Maleise, Javaanse en Thaise stijlen, met de nadruk op patronen als een lotus
, slangen , magische apen en vogelkoppen zoals "Burong Si-ngo" of
Singhapaksi (een wezen met het lichaam van een leeuw en de kop van een vogel
die een vis vasthoudt met zijn snavel) op de boeg.
|
Kora-kora (corocore) |
De kora-kora was een
vlerkprauw van de Molukken die alleen door inlandse heersers werd gebruikt
als statie-vaartuig maar ook voor de strijd regen andere schepen. Het was
een vaartuig dat ruim 60 personen kon dragen. De passagiers konden in een
midscheepse hut plaatsnemen, roeiers of peddelaars zaten op de aan beide
zijden van het vaartuig uitstekende drijvers, de
uitleggers of vlerken.
|
Korfboot | Indochinese boot, gemaakt
uit een gevlochten mand van gespleten bamboe. Het vlechtwerk wordt
waterdicht gemaakt door een mengsel van koemest en kokosolie. De boot heeft
een gerekte eivorm, waarvan het bredere deel de achterkant is. De gehele
boot is
lepelvormig, de voorkant iets hoger dan de achterkant. Vergelijkbaar met de
coracle van wilgenhout hieronder.
|
Korjaal | Boomstamkano gebruikt door de Indianen langs de kust en op de
rivieren in het noordwestelijk deel van Zuid-Amerika. Soms voeren ze een
korte mast met een dwarszeil, gemaakt van de nerven van palmbladeren. De
huidgangen komen voor en achter in één punt samen, zodat er geen stevens
zijn. Vaak wordt een dekje aangebracht met een opening voor de inzittende(n)
net als bij de kajak. Hij wordt met een dubbele peddel
voortbewogen.
|
Kotchmara | Russisch vrachtscheepje
Van de Witte Zee en de Noordelijke Dvina.
|
Kotia | De kotia of khotia is een Arabisch koopvaardijschip van het
Dhow
type, sterk gelijkend op de bagala en
ghanja. De khotia komt uit India en de ghanja uit
Oman. Rechts de bevestiging van de ra aan de mast
van een kotia uit Madagaskar, getekend door
Aldo Cherini.
|
Kusiforme | Smalle en lange roeischuit zonder
dek, welke de Japaneezen tot de watervischvangst gebruiken.
[JvL] Mogelijk een verbastering
van kujirabune = whaleboat? Hieronder een kujirabune uit het Japanse
walvisdorp Taiji
|
Kvalsundboot | In 1920 werden op
een eiland voor de Noorse kust nabij Kvalsund twee boten uit de 7e eeuw
ontdekt. Een ervan kon in tekening worden gebracht en wordt Kvalsundboot of
Kvalsund II genoemd. Het was een open roeiboot, overnaads gebouwd met een
brede U-vormige dwarsdoorsnede. De planken waren aan de spanten
genaaid. De
bodemplank was T- vormig en kan beschouwd worden a1s een tussenvorm in de
ontwikkeling van de bodemplank van de Nydamboot naar de kielbalk van het
Osebergschip. De stevens van de boot liepen in een bocht tot scherpe, omhoog
gerichte uiteinden op. De boot was niet ingericht om te zeilen, maar
voorzien van elf roeibanken. Ze werd. gestuurd met een stuurriem aan
stuurboordzijde.
|
L |
Ladby | Boot van Ladby.
Vikingboot uit de 10e eeuw die in 1935 werd gevonden in een grafheuvel te
Ladby op het eiland Funen in Denemarken. Van de boot zelf zijn slechts de
negatiefindruk, de ijzeren delen en de ijzeren inventaris overgebleven. Het
graf was geplunderd, maar bevatte nog vele belangwekkende voorwerpen. De
boot moet een eikenhouten vaartuig zijn geweest van 22 m lang en 3 m breed,
scherp aan beide uiteinden, geschikt om geroeid of gezeild te worden,
overnaads gebouwd en geklonken met ongeveer 2000 spijkers. Op de voorsteven
stonden 12 ijzeren spiralen, het overschot van stevenversiering. Ook werd
een anker met ketting en trossen gevonden. Bovendien skeletten van honden en
paarden met tuig, siervoorwerpen in ijzer, brons, zilver en goud, wapens,
stukken van meubelen, enz. De resten van de boot, die noord-zuid
georiënteerd lag, worden ter plaatse bewaard in de grafheuvel, waarin een
betonnen koepel is gebouwd met een glazen serre (foto) als bescherming
voor de resten. [ME]
|
Lakana | Lakana, lakadjilo of
lakarakisy. Verzamelnaam voor
(oorspronkelijk) boomstamkano's met een uitlegger van Madagascar, meestal gebruikt voor de
visserij op meren en kustwateren. De zeilvoering kon zonder bovenra tussen
twee bomen zijn (sakalava en vezo volken), of alleen aan een bovenra (arabisch
of setie). Het grootste type is tussen 8 en 10 m lang. Lakana's hebben scherpe stevens die in een
opwaartse bocht bewerkt zijn en aan de punt vierkant zijn afgesneden. Het
kleinere type heeft minder vrijboord en is eenvoudig van vorm; de stevens
zijn afgeplat en eindigen in een sneb of snebbe (snavelvormige boeg).
|
Lakatol | De lakatol of lakatoi was
een zeilvaartuig van Nieuw-Guinea, bestaande uit naast elkaar liggende boomstamkano's, die dwarsscheeps verbonden
zijn door liggers waarop een bamboedek bevestigd is
dat over de kano's uitsteekt. Het wordt gebruikt door de bevolking van Motu
om voorwerpen van Port Moresby met de nederzettingen in de Golf van Papua te
ruilen tegen sago en ilimobomen om boomstamkano's te maken. Op het dek zijn
twee hutten en kratten gebouwd. Midscheeps staan twee masten naast elkaar.
Zij zijn getuigd met een krabklauwzeil, een zeilvorm die vroeger over de
hele Stille Oceaan was verspreid, zelfs tot op Hawaii. De zeilen van rotan
en katoen zijn met de onderste punt - die de hals vormt - naar beneden
gericht.
|
Lamparo | Lamparo's zijn nachtvissersvaartuigen van de Siciliaanse en Spaanse kusten, Zij vissen met de
zegen aan de Algerijnse kust. De
romp is voor en achter
scherp, met rechte voorsteven die hoog boven het dolboord uitsteekt en
versierd is met snijwerk. Bij de Italiaanse boten is deze uitstekende steven
recht afgesneden en bedekt met een halfrond profiel. Bij Spaanse boten is
het een ovaalvormig profiel. Het voorschip is voorzien van een plecht en
over driekwart van de romp strekken zich loopgangen naast het boord uit.
Alhoewel sommige nog voorzien zijn van een tuigage met latijnzeil en fok,
zijn de meeste thans met een motor uitgerust. [ME]
|
Lanard | De lanard was een
schipmolen op de Rhône.
|
Lancaran | De lancaran of lanchara
kwam uit Maleisie. Het kon een grote oorlogsgalei betreffen of een wat
kleiner handelsvaartuig. [wikipedia]
|
Lancha | Lancha is de algemene
benaming voor een aantal kleine, open boten van het Iberisch schiereiland;
ze komen echter ook voor in Tunesië en op Corsica, waar men ze lancia noemt.
Zij worden met zeilen of riemen voortbewogen. De Spaanse lancha de pesca
wordt voor de sardinevisserij gebruikt. Verschillende varianten
onderscheiden zich van elkaar door afmetingen en tuig. De lancha calera
is een zeil- en roeiboot van Noord-Spanje (Viscàya en Guipuzcoa) die men
gebruikt voor de hoek- en lijnvisserij. Zíj heeft twee masten met
loggerzeilen. De Portugese lancha voor de tonijnvisserij en de
sardinevisserij is de lancha de armacas. Er bestaan sterk van elkaar
verschillende lancha's, waarvan sommige gebouwd zijn met een scherp
achterschip, andere met een spiegel. Zíj zijn met één of twee masten
getuigd, die of een latijnzeil, een setiezeil of een loggerzeil voeren. In Noord-Portugal wordt de lancha caminha gebruikt. De tuigage is een
éénmastloggerzeil. De Braziliaanse kustvaarder barco
van Bahia wordt ook wel lancha genoemd. [ME]
|
Langoustier | Frans vissersvaartuig
voor de kreeften- en krabbenvisserij die door Bretonse vissers van Audierne
en Loquivy bedreven wordt rond Land's End en de Scilly Eilanden. Zij zijn
net als de dundée kits getuigd of eenmast
sloepgetuigd. De romp, met een hoge kop en een overhangend
achterschip, is
breed en heeft een grote diepgang. [ME]
Tekeningen: J.P. Guillou
|
Lanong | De lanong was een groot
zwaar bewapend piratenschip van de Sultanaten van
Sulu en
Maguindanao. Lanongs konden lange afstanden varen en vielen schepen aan
tot aan de Straat van Malakka en Java. Ze waren berucht van het midden van
de 18e eeuw tot het begin van de 19e eeuw vanwege de rooftochten en
piraterij in het grootste deel van Zuidoost-Azië. Dit werd aangewakkerd door
de stijgende vraag naar slavenarbeid in Nederlands-Indië. Verwant:
Salisipan.
|
Lantione | Soort van Sineesche kustgalei, van
een aantal riemen voorzien. [JvL]
|
Lapil | Lapil, ook epil, algemene
benaming voor een vlerkprauw in noordwest Nieuw-Guinea, nl. op Tumelo
(Tamara). Dezelfde prauwen worden op de meer oostelijk gelegen eilanden van het Aitape district ook
lepalepa genoemd. Ze worden gebruikt voor het vervoeren van aardewerk
naar het vasteland waar dit wordt geruild voor sago en bomen voor de
prauwen. De huid is ongeveer een halve duim dik. De uiteinden zijn
lepelvormig. Het vrijboord is verhoogd door een versierd zetboord over de
gehele lengte en overdwars. Midscheeps is een verhoogd dek gebouwd waarop
rechthoekige hutten opgericht zijn voor de vracht. Dwars over de prauw
liggen drie liggers die de vlerk (buitenboord drijver) dragen. Midscheeps
bevindt zich een mast met een rechthoekig zeil van kokosvezel. Met deze
vaartuigen kan niet in de wind worden gevaren; ze worden dan gepagaaid.
|
Laung-zat | Birmese rijstboot, ook
wel paddyboot of irrawaddy genoemd naar de Irrawaddy rivier in Myanmar,
waarlangs zij rijst, maar ook andere produkten vervoerde naar Rangoon. Het
karakteristieke profiel van de jonk is duidelijk zichtbaar: een lange,
smalle romp met een hoge achtersteven en een vanaf de bodem omhoog gebogen
boeg. Aan de achterkant zit de stuurman onder een afdak op een verhoogde
stoel.
|
Lembus | De lemb , lembus of
lembos was een Gallo-Romeinse galeiboot voor de visserij of het vervoer van
passagiers. Het was een kleine, snelle en gemakkelijk te besturen boot die
die door een paar roeiriemen werd voortbewogen. Een grotere oorlogsversie
kon naast zestien of achttien roeiers wel vijftig man, of twintig
gevangenen en twee paarden vervoeren. [Dictionnaire des Antiquités grecques et romaines]
|
Lepa | De lepa was een
traditionele woonboot van de Sama Dilaut, een zeevarend
Austronesisch volk
uit Zuidoost-Azie. De boot had veel weg van de laung-zat hierboven.
|
Lepa-lepa | De lepa-lepa is van
origine een uitgeholde boomstam met of zonder zeil en met of zonder
uitlegger(s) uit het oostelijk deel van de Indonesische archipel. Ze werden
hoofdzakelijk gebruikt voor de visserij, maar ook voor vervoer van sago en
groente. Tegenwoordig gemotoriseerd.
|
Liang-chieh-t'ou | Lange smalle Chinese jonk met zijzwaarden. De naam betekent "twee delen boot", want de jonk bestaat uit twee afzonderlijke boten die met de spiegel (de kont) tegen elkaar liggen, maar ook afzonderlijk kunnen varen in ondiepe wateren en scherpe bochten zoals die in het Yun-ho Kanaal. [ME] |
Lis-alis | Lis-alis boten verzorgen
doorgaans vrachtvervoerdiensten, waarbij ze de vangst van vissersboten in
hetzelfde gebied vervoeren, en als veerboten van Gresik naar Madura. Grotere
lis-alis fungeren als transportboot om vis van andere vissers in zee te
verwerken en naar Soerabaja te vervoeren. "Alis" is Indonesisch voor
"wenkbrauwen", een belangrijk aspect van vrouwelijke schoonheid in
traditionele Indonesische
cultuur, en verwijst naar het siermotief op de hoog oplopende stevens. De
boot wordt daarom ook wel alis-alis genoemd [wikipedia]
|
Lister skoite | Noors vissersvaartuig van de zuidkust, ontstaan in de vissersplaats Lister. Werd voor de drijfnetvisserij op de Noordzee gebruikt. De overnaads beplankte romp had een gebogen voor- en achtersteven. Zij was geheel gedekt. De tuigage bestond uit een spriettuig en een topzeil. De lange boegspriet reikte tot tegen de mast en werd als spinnakerboom uitgezet bij het voor-de-wind varen. [ME] |
Llagut (Llaut) | De llagut of llaut is een
Catalaans vaartuig dat gebruikt werd voor goederenvervoer over de Ebro. Ze waren in
staat om stroomafwaarts tot 30 ton en stroomopwaarts 16 ton goederen te
vervoeren. Het was ook de traditionele vissersboot uit de Balearen,
waaronder Mallorca. Oorspronkelijk was de llagut uitgerust met een latijnzeil
aan een voorover hellende gestaagde mast. De romp was voorzien van kimkielen.
|
Lluanco | De lluanco is een vrij
grote vierkantgetuigde tweemast vissersboot uit Noord-Spanje vernoemd naar
de plaats Luanco in Asturië, eertijds een belangrijke haven voor visserij en
walvisvaart.
|
Lodka | Lodka (lotka) is Russisch voor
boot. Het scheepje dat de rivier de Voronezj, de Don en de Zee van Azov
(noordelijke randzee van de Zwarte Zee) bevoer, is alleen onder de naam
Lodka Voronezj bekend. Voor zover bekend werd het scheepje niet gezeild,
maar alleen geboomd of geroeid.
|
Lodya | De Russische lodya (lodja) is een typisch ijsbestendig pomor-schip voor handel en visserij. De handel van de Pomoren, die voornamelijk vis uitwisselde tussen Rusland en Noorwegen, begon in de middeleeuwen, maar kwam pas in de 18e eeuw tot stand en kwam volgens de website van het Noorse Gamvik Museum ten einde met de Russische Revolutie in 1917. |
Loire boot | De rivierboten van de
Loire in Frankrijk hadden min of meer hetzelfde uiterlijk. Een
overnaadse romp met
heve's; soms een
spiegel (platte achterkant). Vierkant getuigd en voorzien van een opmerkelijk
groot roer, de
piautre, om stroomafwaarts bestuurbaar te blijven. Ze waren bij de stevens vaak voorzien van getande planken, de zgn. arronçoirs. Enkele typen: Fûtreau, Toue cabanée en Toue sablière.
|
Londe | De Londe of Londi is een
kleine traditionele boot met uitleggers
uit Noord-Sulawesi, Indonesië. Het bootje is hooguit 5 m lang en wordt
gepeddeld of gezeild met een vierkant
giektuig of spriettuig. Een londe kan worden herkend aan de unieke boeg
en achtersteven. Een soort "hoorn" steekt uit de onderkant van de boeg en
krult omhoog als een olifantstand. Aan de achtersteven is de hoorn niet meer
dan een uitstulping. Het type begon uit te sterven omdat de manier van
vissen vanaf de "hoorn" niet meer werd gebruikt. "Horns were used as a place
to hold to rest or to look into the sea at the time of collecting or
capturing seafood by diving." [PDF]
|
Lorcha | Chinese jonk die behalve voor de handelsvaart ook als oorlogsschip dienst deed. |
Lougre | In 1865 introduceerde de
Scheveningse reder A.E.Maas de Nederlandse vislogger naar het Franse
voorbeeld dat "Lougre" heette, een schip met rechte voorsteven, sterk
overhangend achterschip en kleine vallende spiegel. In de 18e eeuw werd de
naam "lougre" reeds gebruikt voor een snelle kanaalkustvaarder
(kaperschip) met loggerzeilen. Latere vislougres kregen
een tweede of derde mast achter de stuurstand (yawltuig). Verwant:
bisquine. Tekeningen: J.P. Guillou.
|
Loude | De loude is een typische vissersboot uit
de Golf van Sfax (Tunesië) en eigenlijk een kleine kopie van de
Cârèbe. De boot is
getuigd met één of twee, sterk naar achteren hellende mast(en). De hoofdmast
is getuigd met een vierkant zeil dat doet denken aan een
loggerzeil, en is voorzien
van een voorstag helemaal naar de boeg. De voormast (indien aanwezig) is voorzien van een klein driehoekig zeil.
Het roer is afneembaar en de kiel,
die over de gehele lengte loopt, is
in het midden onderbroken om de boot gemakkelijke het strand op te kunnen
trekken. [Encyclopedie des Voiliers]
|
Louza | Het is niet zeker dat het
afgebeelde Russische vaartuig zo heet. Een
Russische site noemt
het een "Barcone del fiume Louza" (Louza-rivierboot). Het gaat mogelijk om
een belyana (wegwerpschip) uit het
stroomgebied van de Luza (Loeza).
|
Lozzu (Luzzu) |
De lozzu of luzzu is een
Maltese vissersboot uit de 19e eeuw, nog steeds aanwezig tot 1981. Het is
een puntboot met hoog oplopende steile boeg, waarvan alleen de uiteinden
zijn voorzien van een dek. De lozzu werd geroeid en ging slechts bij
uitzondering onder zeil. De bodem is vlak met een kiel. Ze werden kleurrijk
geschilderd en vaak voorzien van een oculus.
Sommige publicaties maken een vergelijking met de farella.
[Wikipedia]
|
M |
Mackinaw boot | Van oorsprong waren
Mackinaw-boten platbodems met puntige boeg die wel 3,6 meter breed en 23
meter lang konden zijn. Het ontwerp was afkomstig uit het gebied van de
Grote Meren en werd begin 19e eeuw door pelsjagers geïntroduceerd op de Missouri.
De naam is afkomstig van de Straat van Mackinac, de verbinding tussen Lake Michigan en Lake Huron. Mackinaws
werden geroeid of geboomd door een bemanning van vijf of zes man, maar
konden ook gezeild worden. Later kwam
er een tweemast gaffelgetuigde versie als vissersboot.
|
Maharana boot | Maharana is het Indiase
woord voor maharadja, een Indiase vorst. De maharadja's verschilden nogal in
status dat zij graag in pracht en praal uitten. Maharadja Fateh Singh van
Udaipur, die regeerde van 1884 tot 1930, was bijvoorbeeld betrokken bij de
bouw van het Fateh Prakash Palace, dat nu een hotel is, maar liet ook zoals
andere maharadja's een luxe boot ontwerpen. De tekeningen zijn van Aldo Cherini.
|
Mahona, mahovna (mahowna) |
De mahona was
oorspronkelijk een Turks vracht- en oorlogsvaartuig van het type
galjas, maar kleiner en minder zwaar
gebouwd. De naam werd ook gebruikt voor een open lichter voor overslag in
Turkse havens.
Franse aken op de Loire werden wel mahon of mahonne genoemd.
|
Malamok | De malamok of pinasse
sardiniere is een gemotoriseerd visserspinas uit Douarnenez en Léchiagat
in Bretagne. De foto links is een briefkaart uit 1957, de rechter foto is
uit de jaren dertig en komt uit een pdf getiteld: Les Malamoks d’avant-guerre à Léchiagat.
|
Malar | De malar-boot wordt
beschouwd als het grootste zeilschip van Bengalen. De "B613" werd in 1997
gerestaureerd tot cruiseboot.
|
Manche, mansji | Algemene benaming voor
verschillende boten, meest lichters van de westkust van India en Sri Lanka (Ceylon), ook
mangi genoemd. Ze hadden een spantenframe, maar bleven dekloos. Een
korte kiel, een sterk ontwikkelde steile voorsteven en een scherpe
achtersteven maakten ze zeer geschikt voor open zee. Mancheschepen behoren
tot de zogenaamde anderhalvemastschepen: naast de grote mast hadden ze nog
een kortere. Eigenlijk werd de tweede mast beschouwd als een "contragewicht"
van de eerste en kreeg de naam mizan, dat in Rusland via de Nederlandse bezaan
(achterste mast) is omgevormd tot
bezaan. Beide enkelvoudige masten waren sterk naar voren hellend (tot
drieëntwintig graden) en droegen dhowzeilen op een schuine ra, evenredig aan
de hoogte van de masten. Tegen het einde van de 18e eeuw werd een stagzeil
aan de grote mast als kluiver op een boegspriet toegevoegd. Bron en afbeelding: coollib.
In 1838 waren de meest bekende die van Mangalore, Calcutta en
Cochin. The Mariner's Mirror onderscheidt: |
Mao-pan-tzu | Chinese jonk voor kolenvervoer Ze waren net als de loerdenne gebouwd voor één reis, want ze werden op de bestemming gelost, uit elkaar gehaald en als balken en planken verkocht. De Chinese naam betekent dan ook: "ongeschaafd schip". |
Margotat | Voormalig
riviervrachtschip van de bovenloop van de Seine en de
Yonne
in Frankrijk. Een vierkante bak voor het vervoer van zand en grind, dat we
tegenwoordig een droog beunschip
zouden noemen.
|
Marie-salope | De marie-salope was een "bateau plat", een platboomd open vaartuig dat gebruikt werd als
modderpraam met twee modderbakken die aan de onderkant met een schuif
geopend kunnen worden. (salope = slet of slons).
|
Markab | De markab is een
traditionele Soedanese boot, vooral populair in de regio Dongola, bekend om
zijn karakteristieke rompconstructie en zeiltuigage. De relatief lange
gestaagde mast draagt een groot vierkant razeil
met voetra (onder en boven een ra, roede of antenne) waardoor het gemakkelijk op te rollen is. De
boot is evenals de sterk verwante Egyptische nuggar spantloos. De zijkanten worden
doorbalkt bij elkaar gehouden door
de dekbalken wat op deze tekening van
Aldo Cherini goed te zien is.
|
Marnois | Marnois is de benaming
voor een hele familie van schepen met heve uit de bovenloop van de Seine, Yonne en
Marne, die gestuurd werden met de typische piautre en grote afmetingen konden bereiken.
Volgens projetbabel zou hieruit het kanaalschip
Flûte de Bourgogne zijn voortgekomen
|
Marsiliana | Venetiaansch vaartuig,
bijna uitsluitend in gebruik op de Adriatische zee. Het is
van voren zeer opgezet en heeft een vierkante spiegel. Het
schip had drie masten en een gemengde tuigage. Aan de achtersteven bevond
zich altijd een latijnzeil, soms aan de bovenkant versterkt met een klein
vierkant zeil. De grote mast was meestal uitgerust met twee of drie
vierkante zeilen, maar soms droeg hij in plaats van het grootzeil een groot
latijnzeil. Modelmaker Javier Baron schreef: "Deze mast had altijd een groot
topzeil, en als er een latijnzeil werd opgezet, had deze alleen een vierkant
topzeil. De fokkemast was karakteristiek, sterk naar voren hellend, en leek
op een lange boegspriet, met de functie van de ronde en imposante boeg die
goed in zee rustte. Afhankelijk van de romp was de voormast uitgerust met
een of twee kleine vierkante zeilen."
|
Marstal schoener | Marstal schoeners zijn vernoemd
naar de scheepswerven van Marstal op het kleine Deense eiland Ærø.
De kleine tweemasters met hun karakteristieke volle schoenertuigage maakten lange reizen naar de kusten van Noord-Amerika, Afrika en daarbuiten. Dit leverde hen de bijnaam
"Havets Gråspurve" (zeemus) op.
|
Mashuwa | De mashuwa, ook als mashva, mashwa of
muchva is een type dhow open vissers- en handelsbootje
van de Swahili-kust van Oost-Afrika, voornamelijk gebruikt in gebieden als
Kenia, Tanzania (vooral Zanzibar) en de Comoren. Het werd geroeid of gezeild
met een latijnzeil., maar ook gebruikt als bijbootje van
baghla's en ghanja's. Afbeeldingen: Researchgate:
John P. Cooper; Alessandro Ghidoni
|
Masula | Indiaas bootje dat werd
gebruikt als tender in de omgeving van
Madras, Pondichery en Karikal om vracht en passagiers van op de rede
liggende schepen aan land te brengen. De boot met hoge boorden was gemaakt
van met kokosstrengen aan elkaar genaaide mangohouten planken en daardoor
flexibel genoeg om zware branding te trotseren.
|
Mayang | De
mayang is een typische
platboomd gebruiksboot uit Java voor visserij en handel. Kenmerkend zijn de
hoog oplopende stevens en lange mast waaraan doorgaans een gekanteld
vierkant zeil dat boven en onder aan een giek is gemarreld. Een zgn
tanja
zeil. Sommige mayangs hadden in de midscheeps een open rieten hut in de vorm van een puntdak.
|
Melon seed | De "melon seed" is een
skiff, een klein, traditioneel Amerikaans houten
zeilbootje uit de 19e eeuw, vooral gebruikt aan de oostkust van de VS (New
Jersey, Delaware Bay en rond New York). Het type is ontstaan rond het midden
van de 1800’s als snelle, lichtgewicht en makkelijk te hanteren boot voor
oester- en mosselvissers, maar ook voor recreatief zeilen en roeien. De naam "melon seed" (meloenpit) verwijst naar de rompvorm: Van bovenaf lijkt de romp op een druppel of pit van een watermeloen – smal bij de uiteinden, breed in het midden, en zonder scherpe boeg of hek. Ook de doorsnede (zijaanzicht) heeft iets van de gladde, vloeiende curve van een pit. En... net zoals een meloenpit uit je vingers "schiet" als hij glad is, schiet deze skiff vlot vooruit over het water.
|
Mignole | De mignole (= schattig) is
een vrachtschip met groot klaphekken roer van de Maas. Zie
Herna.
|
Miolle | De miolle, niet te
verwarren met bovenstaande mignole, was een slanke platbodem
vrachtboot van de Garonne in Frankrijk.
Het grootste deel van de Garonne loopt door een brede valleivlakte. De
helling is onregelmatig en steil en bestaat uit kalme en relatief diepe
gedeelten, gescheiden door stroomversnellingen. De omstandigheden zijn
dus niet bevorderlijk voor bevaarbaarheid. Dat verklaart waarom Garonneboten als
de miolle een laag tonnage hadden, geometrisch lang en smal waren, met laag
glooiende stevens en een geringe diepgang.
|
Mistiek, mistico | Kustvaartuig uit de l8e
en 19e eeuw, thuishorend op de Middellandse Zee, in het bijzonder in
Catalonië, Tunesië en de Levant. Het schip leek sterk op de
chebeck. De mistico werd ook als bewapend schip
gebruikt.
|
Mokchan | Russisch handelsvaartuig
van de Kaspische Zee en Wolga.
|
Moliceiro | Portugeesch binnenvaartuig
dat werd gebruikt te Aviero aan de monding van de Vougo om er de waterplant
"moliço" voor bemesting te oogsten. Rechts de rijk versierde boeg.
Tekeningen: Aldo Cherini.
|
Monoxylon | Monoxylon, of kortweg
monoxyl is de benaming die meestal gebruikt wordt voor een boomstamkano. Een groot aantal is onder
eigen naam op deze pagina te vinden (zoek met Ctrl+F op "boomstam"). Het betreft dan vrijwel altijd
uitgeholde boomstammen. Neculai Padurariu maakte een studie van monoxyls in
het oude Roemenie. Hij kwam nogal wat soorten tegen. Een buitenbeentje was
deze zonder naam. De boomstam is
niet uitgehold, maar alleen afgevlakt met opboeisel.
|
Mourre de porc | Spotnaam (varkenssnuit)
voor een vissersvaartuig van Martigues en Grau du Roi dat met een fijnmazig
net (gangui) op sardine viste. In Marseille werden sommige als loodsboot
gebruikt en ook wel
mourre de pouar genoemd. De benaming latin komt ook voor
omdat het vroeger een latijnzeil en een boegspriet met fok voerde. Het
latijnzeil werd omstreeks 1904 vervangen door een gaffelzeil. Het vaartuig
had een clippersteven en was platboomd gebouwd. Men noemt het type ook nog
bateau à éperon. [ME]
|
Mtepe | Kustvaartuig van de Lamu
Archipel (Oost-Afrika), tot omstreeks 1935 gebouwd te Faza,. In het Bantoe -Swahili
betekent "mtepe" boot. Het
schip had een rechte kiel en rechte, sterk vallende stevens. De voorsteven
boog aan de bovenkant naar voren en eindigde in een punt.
De gladboordige romp met vrij grote zeeg was scherp gebouwd en licht
gepiekt. Het tuig bestond uit een mast met een uit kokosmatten geweven
rechthoekig zeil. De planken van de romp worden bij elkaar gehouden door
houten pennen en kokosvezel. Het is dus een zgn. genaaide boot die
ontworpen is om flexibel te zijn.
|
Muleta | Portugees vracht- en
vissersvaartuig van de Taag uit Seixal en Barreiro, ook als mulet, moulette, moleta of rasca. De
tuigage bestaat uit een zware naar voren hellende mast, die een groot
latijnzeil voert en tot wel twaalf hulpzeilen. Op een lange boegspriet die aan
bakboord in een galg steunt, worden twee kleine razeílen en vier driehoekige
zeilen gevoerd die met behulp van spieren worden uitgezet. Op een lange
papegaaistok worden ook nog twee driehoekige zeilen bijgezet. Het latijnzeil
is soms oker, rood of geel gekleurd. [afb:
Aldo Cherini]. Verwant
varino.
|
Mumble Bee | De 'Mumble Bees' – soms
ook wel 'Plymouth cutters' genoemd – waren kottergetuigde schepen van ongeveer 50
voet. Toen de oesterhandel in Mumbles in de jaren 1880 verdween, verdween
ook de vloot oestersmacks. Het lijkt erop dat er twaalf smacks naar Brixham
werden overgebracht, waar de boten zoveel indruk maakten dat er nog meer
werden gebouwd. Wanneer de Brixham trawlers hun
vangst aan land hadden gebracht, werd deze met snelle Mumble Bees naar
Portsmouth gebracht, vanwaar het te paard en later per trein naar Londen ging.
|
N |
Nabby | Schotse vissersboot in
het bijzonder van de Firth of Clyde en Loch Fyne, gebruikt voor de
haringvangst en de hoekvisserij. Het was - op een klein voorplechtje na -
een geheel open boot. Typisch bij dit vaartuig was de grote
stuurlast. De tuigage bestond uit een ver
naar voren geplaatste mast met een Ioggerzeil. Op een kluiverboom werd een
vliegende fok bijgezet, soms ook wel een bezaanzeiltje met papegaaistok.
|
Nau | Spaanse benaming voor een
hulk, maar ook een open vissersbootje uit
het Meer van Genève en als overzetveer op de Lot.
|
Navicello | Italiaanse
tweemastkustvaarder van Toscane, in het bijzonder voor het vervoer van
Carrara marmer naar Genua en Marseille en andere westelijke Middellandse
Zeehavens. Het schip was gebouwd met een clippersteven en de romp was gedekt
met een luik achter de
grote mast. De ongestaagde fokkemast stond kort achter de steven met een
van schip tot schip wisselende helling; de grote mast met
lange steng even voor midscheeps. Sommige schepen voerden ook nog een
bezaansmastje met gaffelzeil. Bij windstilte werd het vaartuig geroeid.
|
Ness Yoal | Schotse vissersboot van
de zuidelijke Shetlands. Het was een lichtgebouwde overnaadse boot met sterk
vallende voor- en achtersteven en diepe zeeg, waardoor hij enigszins op een
walvissloep geleek. Er waren slechts vijf spanten in de romp; deze waren
niet aan de kiel bevestigd, maar naar oud-noords gebruik aan de
zandstrook.
Midscheeps waren drie doften, waarvan de middelste tevens mastbank was. De
mast droeg een emmerzeil. Meer bij Yoal.
|
Ngalawa | De ngalawa is een
traditionele Swahili kano met twee
uitleggers, afkomstig van Zanzibar en de Tanzaniaanse kust. Het is een
relatief klein vaartuig, meestal 5-6 meter lang, met een centrale mast en
een enkel driehoekig zeil. Ngalawa's worden gebruikt voor het vervoer van
goederen en mensen over korte afstanden, evenals voor kustvisserij.
|
Nickey | Begin jaren 1860 werd de
makreelvisserij in de visgronden ongeveer 40 mijl uit de Ierse kust geopend
en vissers uit Manx (eiland Man) herkenden snel de superieure snelheid en
zeewaardigheid van Cornish loggers die hun dandy-getuigde boten overtroffen.
Het verhaal gaat dat een van de eerste van deze boten die op de Manx-werven
werd gebouwd de Nicholas heette en daarom de bijnaam 'Nickey' kreeg om hem
te onderscheiden van de dandy-getuigde boten.
|
Ni-mo-ch'uan | De Maritieme Encyclopedie
noemt het een kleine Chinese sampan. Dat lijkt me teveel eer. Het gaat hier
om een modder- of slikslee voor het verzamelen van schelpdieren. De ME
schrijft: "De
inzittende knielt met één been in de sampan, waarbij het scheenbeen in de
uitholling in de spiegel ligt. Met het andere been zet hij zich af op de
modder, zodat de sampan voorwaarts glijdt". Kijk het filmpje en oordeel zelf.
|
Nobby | Engels vissersvaartuig voor de treilvisserij langs de kust van Lancashire tussen de rivier Dee en Whitehaven. Kottergetuigd met een paalmast. Op het eiland Man is het een tweemastlogger, zie nickey. |
Nordfjordboot | Noorse vissersboot van de
Nordfjord. Een overnaads gebouwde scherpe zeil- en roeiboot met gebogen
voor- en achtersteven en matige zeeg. De praktisch midscheeps staande mast
voerde een korte ra met een emmerzeil met brede voet, waarvan de hals in het
voorschip was bevestigd.
|
Nordlandjagt | Nordlandjagt was de
benaming voor
overnaads gebouwde Noorse open roei- en zeilboten met gebogen hoog opIopende voor-
en achtersteven, een scherp gebouwde romp en laag vrijboord, door een
zetboord verhoogd. Wordt beschouwd als een rechtstreekse afstammeling van de
Vikingschepen. Gestaagde paalmast met
hoog razeil. Een grote was de storebat.
|
North Ferriby boot | In de Humber, te North
Ferriby, werden tussen 1937 en '47 twee eikenhouten boten ontdekt daterend
uit de periode 300 v.Chr. tot 50 n.Chr. Een groot deel van de vondst werd
tijdens WO II vernield te Hull. Het was een platboomde boot met een vlak dat
uit drie planken bestond, waarvan de middelste of kielplank de dikste was.
De planken pasten in elkaar met een soort mes en groef verbinding, die bij
elkaar werd gehouden door een naaing met taxis twijgen, waarvan de gaten
gebreeuwd waren, zodat een gladboordig ogende buitenkant ontstond.
|
Nuggar | Egyptisch
doorbalkt Nijlschip gebouwd van acaciahout , ook bekend als naggar of gharab. Voerde
een hoog gepiekt latijnzeil of setiezeil, of een diagonaal opgehangen
rechthoekig razeil met een voetra (onder en boven een ra, roede of antenne) en een karakteristiek
helmhout. [ME]. De foto uit 1938 is van de Sudan Government Railways en heeft als titel "Nuggar of the Nile, used largely for ferrying". N.B. Op de schets van Aldo Cherini van de spantloze nuggar is niet te zien dat de dekplanken doorbalkt zijn. Op zijn schets van de zeer verwante Soedanese markab is dat wel te zien
|
Nydamboot | Eikenhouten roeiboot van
ca. 300 n.Chr. die in 1863 bij Nydam (Alesund, Sleeswijk-Holstein) door
Conrad Engelhardt werd gevonden in een turfmoeras. Het uiteengedrukte
vaartuig werd gerestaureerd en wordt bewaard in het Schleswig-Holsteinisches
Museum (Schloss Gottorp) te Schleswig. De dwarsdoorsnede van de romp is
rond. Het vaartuig kon worden geroeid op 15 doorbalkte doften. Het was niet
ingericht om te zeilen en de besturing geschiedde door een zijroer dat aan
bakboord hing in plaatsvan aan de gebruikelijke stuurboordzijde.
|
O |
Odam | De Odam was een
vrachtschip dat is afgeleid van Dhows die in Zuid-India werden gebruikt en
zijn oorsprong vindt in de Laccadives-archipel. Ze had twee naar voren
hellende
masten met latijn- of setiezeilen en een fok aan een korte "boegspriet", een
merkwaardige uitbouw aan de boeg. De bemanning bestond uit 4 tot 6 man.
|
Ojibwe canoe | De Ojibwe canoe is een
inheemse berkenbastkano van de Ojibwes (ook bekend als de Chippewa) uit het
noordwesten van Lake Superior in Canada, speciaal ontworpen voor gebruik bij
de oogst van wilde rijst. Hij wordt gekenmerkt door hoog oplopende afgeronde
uiteinden. De vaardigheid die nodig was om kano's van berkenbast te
bouwen, werd generaties lang doorgegeven. De romp was meestal van
cederhout, geweekt in water en gebogen naar de vorm van de kano. De
verbindingen werden genaaid met wortels van sparren- of witte dennenhout,
die door inheemse vrouwen werden uitgetrokken, gespleten en gekookt. De
naden werden waterdicht gemaakt met hete sparren- of dennenhars
en met een stok aangebracht; tijdens de reis brachten de roeiers de hars
bijna dagelijks opnieuw aan om de kano waterdicht te houden. Bron: The Canadian
Encyclopedia.
|
Orembai | Van planken gebouwde
roei- en zeilboot van de Molukken en omringende eilanden, gebruikt voor het
vervoeren van passagiers, als staatsievaartuig en voor de visserij. De romp
heeft een ronde dwarsdoorsnede en een gebogen langsdoorsnede met in de
koppen een vrij sterke zeeg. De gebogen stevens steken hoog boven de romp
uit en zijn versierd met snijwerk. Midscheeps wordt een tent of een hut
opgericht voor de passagiers. Grote orembais kunnen tot 30 personen
vervoeren waarvan 16 roeiers. De tuigage bestaat uit twee even hoge masten
die een gaffelzeil met boom kunnen voeren. Aan een boegspriet worden een
stagfok en een kluiver gevoerd. Bronnen: Water transport, Origins and early evolution, Cambridge 1946 Molukkenvaart 9e jrg, 1947, nrs 7 en 8, G.L.Tichelman
|
Osebergschip | Noors vikingschip, van
eikenhout gebouwd in de tweede helft van de 9e eeuw. In 1903 ontdekt in een
grafheuvel te Vestvold op het gebied van de Oseberg-Odehoeve. Het schip was
gebruikt als graftombe voor een vrouwelijk vorstelijk persoon en haar
dienstbode. Het schip is een roei- en zeilvaartuig met een
lichtgebogen kielbalk en hoogoplopende stevens die eindigen in een
spiraalmotief. De overnaadse gangen zijn met klinknagels aan elkaar
bevestigd en gekalfaat met dierenhaar en werk.
|
Oselvar | Traditioneel Noors houten
werkroeibootje. De Oselvar is een
klinkerboot met dunne, zeer brede planken. Bijna alle onderdelen van een
Oselvar zijn gemaakt van grenenhout; alleen de kiel is van eikenhout. Tot
1860 werden ze zelfs als bouwpakket geëxporteerd naar de Shetland- en Orkney-
eilanden. Ze werden uit elkaar gehaald en vervolgens plat verpakt voor
verzending. In plaats van ingewikkelde montage-instructies werden Noorse
scheepsbouwers mee gestuurd om ze in elkaar te zetten.
|
P |
Paduwang | In de 19e eeuw was de
Paduwang een populair vissersvaartuig in Oost-Java. De boot had
uitleggers en een korte mast op de boeg,
waaraan een voorzeil. Het grootzeil heeft geen mast, maar alleen een boven-
en onderra, resp. de pebahu en pekaki, waarbij de onderra wordt ondersteund
door een bamboe steunstok (sokong of supak) [wikipedia]
|
Pahi | Pahi's waren traditionele
dubbelrompzeilschepen van Tahiti uit de Tuamotu-archipel, maar kwamen op het
eiland Raiatea ook voor als enkele "kano" met
uitlegger. Ze waren uitgerust
met zgn. krabbenklauwzeilen. Dat is een voor-en-achter driehoekig zeil met
rondhouten (gekromde ra's) langs de randen. Hoewel het ook wel Latijnzeil of
Oceaanspriet wordt genoemd, is het geen Latijnzeil of sprietzeil, maar een
voorloper daarvan. De dubbelromp pahi voerde twee masten. Reconstructies
zijn aan de hand van een paar tekeningen, geschreven verslagen en
verschillende modellen in Europese musea. Het lijkt erop dat het vaartuig
tot halverwege of eind negentiende eeuw in gebruik was.
|
Pajala en Patorani |
De Maleise naam pajala
betekent vrij vertaald "vissersboot die een net gebruikt". De pajala is een
type boot voor de kustvisserij zonder dek met gewoonlijk een ongestaagde
driepootmast, met één groot tanja-zeil (gekanteld rechthoekig zeil tussen
bamboe gieken). Het is karveelgebouwd en
net als andere
Austronesische boten is het een dubbel-ender (gelijkvormige voor- en
achtersteven). De besturing geschiedde met twee peddels die aan weerszijde,
vastgemaakt aan een stuurbalk buitenboord staken. In Makassar heet zo'n boot
patorani dat vrij vertaald "vliegende visvanger" betekent.
|
Palle | Jacob van Lennep noemt dit een soort van Amerikaansch vaartuig. Verder niets bekend. |
Palma | Oostindisch vaartuig. De palma
heeft een zeer lagen, verlengden voorsteven en een hoogen
achtersteven: zy voert een grooten mast op het derde van
haar lengte, van den voorsteven af gerekend, en een kleinen
achtermast. [JvL] Mogelijk bedoelde van Lennep een padewakang met tanja-zeilen als hieronder.
|
Panjani | Panaji of Panjim is de
hoofdstad van de Indiase staat Goa en gelegen aan de monding van de Mandovi
rivier en mogelijk vernoemd naar de boten aldaar. Panjani is "boot" in het
Sanskriet. Aldo Cherini
tekende deze boot op de Mandovi.
|
Pankong | Chinees vaartuig. [JvL] Geen nadere omschrijving. |
Panokseon | Het panok-schip was een
Koreaans oorlogsvaartuig dat o.m. tijdens de Japanse invasie van Korea
(1592-1598) tegen de Japanse atakebune werd ingezet en werd gevreesd om zijn
langeafstandskanons op buskruit.
|
Panshi | De panshi. panswah, pausi,
panshway of pansway is een Gangesboot zonder dek, zonder kiel, met taps
toelopende en overhangende stevens. De romp is overnaads. De lengte varieert
van 10 tot 18 meter. Het heeft een hut en zonnescherm aan de achterkant. De
boot wordt geroeid en gestuurd met een staartriem vanaf het dak van de hut.
Er kan worden gezeild met een tweepootmast, waarop een eenvoudig zeil of een zeil met latten kan
worden gehesen. Projit B. Mukharji verteld in zijn "Calcutta bij gaslicht" dat panshi's in de 18e eeuw werden gebruikt door vispiraten die riviervissers overvielen en
beroofden van hun vangst. Met panshi kon ook een vissersboot uit de kustgebieden van Bangladesh worden bedoeld. De boot bestond uit gevlochten latten van hout en bamboe, van binnen bekleed met waterdicht zeil- of teerdoek. De hierdoor flexibele romp en hoge boeg maakte de boot zeer geschikt om de ruige branding van de Golf van Bengalen te trotseren.
|
Pattamar | De pattamar of pattamara zou
je kunnen beschouwen als een tussenvorm van zaruka en
batella, Het was een Birmees-Indisch schip, vaak gebruikt voor
houttransport. Kleine pattamara's waren half of helemaal bedekt, grote (met
een laadvermogen van tweehonderd tot driehonderd ton) hadden een volledig
dek en een hoog achterdek, beide masten stonden minstens twintig graden naar
voren, en de ra's waren setie opgebouwd. De bezaanmast
en -ra was een derde korter
dan de hoofdmast en -ra. Een bijzonder kenmerk van de pattamara was dat het dek
bestond uit veel, goed afdichtende, smalle luiken.
|
Pavozok | De pavozok was een
Russisch platbodem rivierbootje dat o.m. werd gebruikt voor het overladen
van goederen van grotere schepen in de haven van Arkhangelsk om langs de
ondiepere delen van de Noordelijke Dvina te vervoeren.
|
Pelota | Huidboot die werd
gebruikt op rivieren in Zuid-Amerika (Columbia, Venezuela, Uruguay,
Argentinië en Patagonië) en bekend is onder meerdere benamingen, bijv. balsa
(La Plata), bangué (Bahia), natea (Bolivia). De boot had verschillende
vormen, gaande van een onregelmatige rechthoek tot vierkant, driehoekig en
soms rond. Het geraamte bestond uit twijgen die met een gedroogde ossenhuid
werden overtrokken, de haren naar buiten gekeerd. De boot werd al zwemmend
voortgeduwd of aan een touw gesleept.
|
Penette | De penette was een
riviervrachtschip uit Bretagne dat uit twee schepen bestond die met hun spiegel aan
elkaar vastgebonden waren. Penettes konden een afgeronde puntige voorsteven
hebben of een heve over de gehele breedte. Bij krappe bochten kon het touw
aan één zijde worden losgemaakt zodat de penette er "geknikt" doorheen kon
varen. De foto's zijn van Jean-Louis Le Bail.
|
Péniche | De péniche of spits is een doosvormig Belgisch kanaalschip dat nog steeds gemotoriseerd bestaat. Péniche was ook de benaming van een kustvaartuig van de gouvernementsmarine in Indie. (meer). |
Penjajap | De penjajap, was
galeiachtige boot die door verschillende
Austronesische volken in Zuidoost-Azië als oorlogsschip, maar ook als piratenschip werd gebruikt. In 1775 beschreef de Britse
ontdekkingsreiziger Thomas Forrest een grote penjajap als slechts 1,2 meter
breed en 1,1 meter diep, maar wel 13 meter lang. Het schip was uitgerust met
zes bronzen lantaka's (kleine scheepskanons), had een bemanning van dertig
man en was uitgerust met uitlegger.
Verwant: kakap, djakka.
|
Pente | Venetiaansch licht vaartuig. [JvL] Geen nadere omschrijving. Een gondel? |
Penteconter | De penteconter was een
oude Griekse galei die sinds de archaïsche periode in gebruik was, een
tijdperk waarin er geen onderscheid was tussen koopvaardijschepen en
oorlogsschepen. Het waren veelzijdige, langeafstandsschepen die werden
gebruikt voor zeehandel, piraterij en oorlogsvoering, en in staat waren om
vracht of troepen te vervoeren. Een penteconter werd geroeid door vijftig
roeiers, gerangschikt in een rij van vijfentwintig aan elke kant van het
schip. Het schip wordt gezien als de voorloper van de
bireme en
trireme.
|
Pentjalang | De pentjalang of
pencalang was een
Maleise prauw met een kajuit en baldakijn dat een
tanja-zeil voerde en een kluiver aan
een lange boegspriet. De Vereenigde Oostindische Compagnie (VOC) gebruikte
dit type als klein transportschip, maar ook vanwege de uitstekende
vaareigenschappen als bewapend vaartuig tegen piraten in de Indische
wateren.
|
Périssoire | De périssoire is een
grote éénpersoons kano, oorspronkelijk uit Louisiana, waar ze ook
cajun prirogue genoemd worden. De naam komt van
périlleux (gevaarlijk) omdat het smalle bootje nogal instabiel was. In
pejoratieve zin werd de naam dan ook als synoniem voor mouille-cul
(natte kont) gebruikt.
|
Perm | Klein Turksch vaartuig. [JvL] |
Peterboot | Bijnaam voor een Engels vissersvaartuig van de
Theems dat te vinden was van de
monding tot aan London
Bridge. De naam zou komen van ondernemende vissers die hun
boot gebruikten om passagiers te vervoeren tussen de Londense
kathedralen van St Paul's aan de South Ban en St Peters bij wat nu
Westminster is. Het was overnaads gebouwd en wordt geacht af
te stammen van viking-scheepstypen. Ze verdwenen in het
eerste kwart van de twintigste eeuw.
|
Piadet | Turksche sloep, in de Dardanellen gebezigd.[JvL] |
Piakiep | Groot rooversvaartuig, in de Molukken.[JvL] |
Picoteux | De picoteux is een zeer
oud Frans bootje, van oorsprong voor de vangst van platvis (picot). Hoewel
afgebeeld met een latijnzeil werd het bootje hoofdzakelijk geroeid, want men
ging niet ver uit de kust. Naast platvis werd er gevist op schaaldieren,
paling, zeebaars en makreel en werden er fuiken gezet voor kreeften en
krabben. Dit alles tot in de vijtiger jaren vanaf de oevers van de Orne tot
Courseulles-sur-Mer.
|
Pinasse | De pinasse was een Frans
werkbootje dat gebruikt werd in de mossel- en oesterkwekerij. Men vindt dat
de pinasse hieronder, van het bekken van Arcachon (Golf van Biskaje) de
meest elegante vorm had. Zie ook de malamok uit
Bretagne. Verwant: pinas.
|
Pinish | Klein riviervaartuig uit West-Bengalen. Wordt geboomd, geroeid of gezeild.met razeil. |
Pinisi-tuig | Pinisi verwijst niet naar
een bepaald type boot, maar naar een soort tuigage van sommige Indonesische schepen,
dat sterk doet denken aan dat van een
gaffelschoener. Bij een pinisi-tuig is de
bezaansmast echter korter of gelijk aan de grote mast, dit in tegenstelling tot de
schoener waar de achterste mast juist hoger is. Verder heeft het grootzeil
geen giek.
|
Pirogue | Pirogue (prauw) is niet een type
boot, maar een algemene term voor kleine, meest spits uitgeholde
boomstammen in gebieden die ooit door
Frankrijk (pirogue) en Spanje (piragua) werden gekoloniseerd.
In Franstalig West-Afrika verwijst de term naar traditioneel handgemaakte
"bananenbootjes" (enigszins de vorm van een banaan) die door vissers werden gebruikt. In Madagaskar omvat de term
ook de meer uitgebreide lakana's van de
Austronesiërs, die catamarans (dubbele boomstamkano's) en uitleggers
bedacht zouden hebben. In Louisiana worden pirogues of
perissoires van de bayous nog steeds
van uitgeholde boomstammen zoals hieronder gemaakt.
|
Platte | Frans vissersvaartuig uit Honfleur. De vissers uit Villerville tussen Trouville en Honfleur visten met
platbodems (plattes), maar verlieten vanaf 1860 deze onhandige thuishaven om
onderdak te zoeken in Honfleur. Ze gebruikten van daaruit kielboten met
ronde bodem, die daar gebouwd werden, maar bleven ze "platte" noemen.
Hieronder de Platte de
Villerville.
|
Pointu | Pointu is een
"familienaam" voor Franse vissersvaartuigen uit de Mediterrane Provence met
als voornaamste kenmerk een puntige (vandaar de naam) voor- en achtersteven.
|
Pojama | Zweeds oorlogsvaartuig;
van het galeitype, waarvan het eerste werd gebouwd in 1775 te Stockholm. De
romp was zwaarder gebouwd dan die van een galei, ondiep en zonder zeeg. Het
achterschip had een kleine spiegel. Het dolboord was verhoogd met een open verschansing. Een kleine roef stond op het achterschip. Voor de veertien paar riemen waren roeipoorten aangebracht. De grote mast was dwarsgetuigd met een breefok en twee topzeilen. De bezaansmast achter de roef voerde een gewoon schoenerzeil. Op de boegspriet werden een kluiver en een buitenkluiver gehesen.
|
Polaca | De Polaca, polacca of
polacre niet te
verwarren met de polakker, was een
koopvaardijschip uit het gebied van de Middellandse Zee, reeds in het begin
van de 17e eeuw beschreven. Polaca's vervoerden vooral graan, zout, wijn en
hout. De rompvorm benaderde die van een pink
maar had een fijner voorschip. De tuigage bestond uit twee of drie
paalmasten. Aan de grote en fokkemast werden razeilen gevoerd, aan de
bezaansmast een latijnzeil en een vierkant kruiszeil; op de boegspriet een
grote vliegende fok. In de 18e eeuw werden polaca's ook als
chebeck getuigd, vooral langs de kust van Languedoc
en de Provence.
|
Pomor-schepen | De Russische
Pomoren
uit Siberië stonden bekend om de bouw van hun sterke flexibele schepen. Door
de ronde overnaadse rompen van aan elkaar genaaide planken waren ze goed
bestand tegen ijspersing (het vermogen om op het ijsoppervlak te worden
geperst, in plaats van te worden gekraakt). Omdat de schepen qua uiterlijk veel weg hebben van
een kogge; een bepaald type heette zelfs "kochi", bestaat het vermoeden dat de Russische scheepsbouwers sterk
beïnvloed zijn door de Hanzeschepen die naar Novgorod kwamen.
Verwant: karbas. Bron en afbeeldingen: Sergey Dmitrenko, Zeegeheimen van de oude Slaven.
|
Poveiro | De Poveiro is een
vissersboot die werd gebruikt voor de kustvisserij op sardines in
Noord-Portugal van de Douro tot Galicië. De grote Lancha Poveira was
geschikt voor diepzeevisserij op heek en kon tot wel twaalf roeiriemen
hebben. Kenmerk was het diepstekende roerblad en de eigenaars- of redersnaam
op het zijboord.
|
Prauw | Benaming voor diverse
vaartuigen uit de Indische archipel. Het is een Oudhollandse vertaling van
het Franse pirogue of Spaanse proa, een term voor kleine boten in gebieden die ooit
door Frankrijk en Spanje werden gekoloniseerd. Jacob van Lennep beschreef "praauw" als: "Indisch platboômsvaartuig, waarmede de lading wordt gelost of aan boord gebracht. Rooverspraauw (groot zeil- en roeivaartuig, waarvan zich de Indische zeeroovers bedienen.) De grootste praauwen zijn opgehoogd met zoomwerk. De zwaksten voeren uitleggers, die ze beletten om te slaan." Met "zwaksten" bedoelde hij boomstamkano's en met "uitleggers" de aan één of beide zijden van het vaartuig uitstekende drijvers, de z.g.n. vlerken.
|
Pram | De naam pram, niet te
verwarren met praam, wordt
gebruikt voor een kleine roeiboot met platte stevens (spiegels), die ook een
zeiltje kan voeren. De naam
komt voor in Engelstalige landen als Amerika, Nieuw Zeeland en Australië,
maar ook in Noorwegen en Griekenland. In Connecticut bestaat zelfs een
Ladybug-pram, een zeer kleine versie waarbij de roeiriemen als handvat
kunnen dienen en de pram een permnent wiel onder de boeg heeft, waardoor
het bootje als een kruiwagen gemakkelijk te water kan worden gelaten.
|
Pungy | Sneile tweemastschoener
van Cape Cod en de Chesapeakebaai (VS), die vooral tussen 1845 en 1900 werd
gebruikt voor de oestervangst en voor het vervoer van fruit naar West-Indië.
Het type was afgeleid van de Baltimore clipper en mag worden beschouwd als
de laatste versie daarvan. De naam pungy dankt ze aan de stad Pungoteague in
Virginia waar ze werden gebouwd.
|
Q |
Quaffa | De quaffa, ook wel gufa, kan worden beschouwd
als een grote coracle en was in gebruik op de
Tigris bij Bagdad (Irak). Het ronde vaartuig was van gevlochten riet bedekt
met teer.
James
Hornell schrijft in zijn "Water Transport: Origins and Early Evolution"
uit 1946 dat die quaffa's wel drie paarden en een paar mensen konden
vervoeren.
|
Quase | De Quase is een
vissersvaartuig met sprietzeilen , minder vaak met gaffelzeilen, aan twee of
drie masten met een bezaansmast van de Duitse en Deense Oostzeekust. Het
werd voornamelijk gebruikt in de Flensburg Fjord , de Eckernförde Baai en de
Kiel Fjord en was nog steeds in gebruik tot het einde van de 19e eeuw. De
grote bun kon wel vier ton levende vis bevatten
|
Quatze | Quatzen waren
handelsschepen met visleggers van de kust van Pommeren waarbij de vis net als bij
de Quase levend aan land werd gebracht. Afhankelijk van
het seizoen werd naast zeevis ook snoek, snoekbaars, voorn, baars en paling
verhandeld. Het vervoer van de levende lading vereiste grote zorgvuldigheid,
aangezien overmatige beweging en stroming in de ruimen ertoe konden leiden
dat de vis bezweek en stierf. Hierdoor kon de Quatzen slechts langzaam
varen. Lange vertragingen tijdens de reis als gevolg van slechte
weersomstandigheden konden ook leiden (of zoals je wilt lijden) tot het verlies van veel vis.
|
Quimperlé | De vissers uit Les
Sables-d'Olonne gaven deze naam aan de snelle Bretonse sardinebootjes uit
het plaatsje Quimperlé die
aan het begin van de zomer hun wateren binnenvoeren om daar met staand want
te vissen. Na aanvankelijk een aantal van die boten tweedehands gekocht te
hebben, bouwden zij rond 1880 hun eigen aangepaste versie; de
Gazelle.
|
Quiome | Quiome was de naam die men gaf aan een boot op de Rhône die gebruikt werd voor het transport van zout (fleur de sel en grof zeezout). De boten, veelal grote chalands, voeren tussen de zoutpannen van de Camargue en binnenlandse steden die afhankelijk waren van zout dat kostbare en zwaar gecontroleerde handelswaar in vroegere eeuwen was. Het was de tijd van de gabelle, de zoutbelasting. |
Quoddy | Quoddy is geen typenaam, maar wordt informeel gebruikt voor robuuste
vissersboten uit de Quoddy Bay op de grens van Maine en New Brunswick. De
stabiele double-enders zouden in de 19e eeuw
ontwikkeld zijn door vissers uit de Passamaquoddy Bay voor de ruige,
stromingsrijke getijdenwateren aldaar.
|
R |
Rabelo | De rabelo is een
Portugees vissers- en handelsvaartuig, ook wel barco
rabelo genoemd, dat voornamelijk in gebruik was om portowijnen langs de
Douro te vervoeren voordat deze met tien sluizen werd gekanaliseerd.
De naam rabelo verwijst naar de lange stuurriem (wel 12 meter) waarvoor
minstens twee man op de verhoogde stuurstand nodig was.Vermeldenswaardig is
verder dat de Douro over een van de hoogste sluizen van
Europa beschikt: de Carapatello-sluis met een hoogte van 34 meter. Verwant: de Chinese wai pi-ku.
|
Rafian | Rafian of rafiau. Klein roeivaartuig met een enkel latijnzeil op de Middellandse zee. Het werd gebruikt door vissers en als serviceboot in de haven van Toulon. Ook een pejoratieve naam (rafiot = vlot) voor een oude slecht onderhouden boot. |
Ramberge | Ramberges of roberges
waren bewapende galeien in Engeland en Frankrijk. Een gravure uit 1565 toont
een klassieke vorm van een galei met een voorsteven met een bijna
horizontale boegspriet, een kiel, een aflopende achtersteven met een
indrukwekkend roer en een galerij aan de achterkant. Het schip heeft 22
roeiriemen. De Fransen hadden in de herfst van 1549 ongeveer twintig
roberges van verschillende grootte in aanbouw voor koning Henri II.
Ramberges waren bewapend met twee kanons (bastardes) aan weerszijde van de
boeg en
twee aan de achterzijde.
|
Randan | De Randan, ook wel randan
skiff genoemd was een grote roeiboot voor op de rivier, later specifiek een
pleziervaartuig. De wijze van roeien onderscheidde de randan van andere
vaartuigen. Het was een combinatie van om-en-om
roeien en jolroeien (scullen). De voorste man roeit met één lange riem
aan een boord. De middelste man roeit met twee kortere riemen (jolroeien) en
de achterste man roeit weer met één riem aan het andere boord (om-en-om).
Als de boot was uitgevoerd met een roer zorgde een vierde man voor de
besturing via kabels.
|
Ranchina | Russisch vaartuig van de
Witte Zee en de Noordelijke Dvina.
|
Ranterpike | De ranterpike of
rantipike was een topzeil driemastschoener of -brigantijn van de Clyde,
Verwant: Gabbart.
|
Ratis | De Franse term ratis werd
volgens
projetbabel voor verschillende typen boten gebruikt. 1. een Gallo-Romeinse boot op de Garonne, Moezel of Tarn, gezeild, geroeid of gesleept. 2. een houtvlot of Holländer (een trein van houtvlotten) 3. een bac (veerbootje hieronder)
|
Riga-schip | Tijdens opgravingen in
een gebied bij Riga werden in 1939 restanten gevonden van wat men nu het "Riga-schip"
noemt. Het is een rondspant, onbedekt schip met vrijwel symmetrische
uiteinden; de voorsteven helt sterker dan de achtersteven, waardoor de boeg
spitser is. De breedte van de romp is midscheeps 4,9 m, de hoogte van de
zijde is 2,4 m. De mast is iets naar voren vanaf het middenschip geplaatst.
Helaas konden archeologen destijds het bovenste uiteinde van de mast niet
opgraven: tijdens het ongeluk kapseisde het schip en zakte het diep in de
grond. Het grootste deel bleef in de grond, onder de grondwaterspiegel, en
alleen het onderste deel werd afgezaagd en verwijderd. Zonder de volledige
hoogte van de mast te kennen, kan de oppervlakte van het vierkante zeil
slechts bij benadering worden bepaald. Datering: 12e- 13e eeuw. Gedeelten van het schip zijn te zien
in het Riga City and Navigation History Museum.
|
Rinougagne | De rinougagne was een
kleine Franse boot van de rivier de Tarn en daarom ook wel Flutte du Tarn
genoemd. Het bootje had net als de miolle een banaanvorm.
|
Roannaise | De Roannaise was een
eenmalige boot zoals de sapine of ramberte,
maar dan gemaakt in Roanne; een slag groter, omdat de Loire vanaf
deze stad breder en rustiger wordt.
|
Rob-Roy | De oorsprong van de Rob
Roy is terug te voeren naar het Engeland van de 19e eeuw. John
McGregor, een liefhebber van kajakken, wat hij zelf "canoodling" noemde,
bouwde daar in 1865 zijn versie van een toerkano naar het voorbeeld van
o.a. de Indiaanse berkenbastkano en noemde die Rob Roy naar de Schotse
bandiet en volksheld met wie hij in de verte verwant was. Kano's als deze
waren gewoonlijk zo'n 12 tot 15 voet lang en werden vanuit een zittende
positie voortbewogen met een dubbele peddel. Vaak konden ze voorzien worden
van een zeiltje. Dit type is gebouwd in tal van uitvoeringen, van een
eenvoudige lichtgewicht open toerkano tot een van dek en vlonders voorziene
versie.
|
Rodney | De 'Rodney' is de
kleinste van de traditionele Newfoundlander roeiboten. De originele boot met
ronde puntige boeg en spiegelsteven werd gebouwd door Frank Lane uit Tilting
op Fogo Island. In een "12-week boat building workshop" kon je in 2018 van
Jerome Canning, de botenbouwer van het NL Wooden Boat Museum leren hoe je
een rodney van 4,35 meter lang moet bouwen. (Een grotere noemt men "punt"). De oorsprong van de naam voor het bootje is niet duidelijk. Het lijkt bij de Britse marine vandaan te komen waar "Rodney" de algemene bijnaam was voor bijboten en sloepen, mogelijk vernoemd naar admiraal George Brydges Rodney vanwege zijn overwinningen in de Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorlog. Newfoundland stond in die tijd onder Britse heerschappij.
|
Rougaillou | De Rougaillou was een
door paarden aangedreven kabelsleepboot
die boten op de Saône bij Lyon en later door de tunnel van Riqueval, op het kanaal van Saint-Quentin,
sleepte. De zes paarden trokken een henneptouw rond een brede trommel. De lijn was in gebruik tot in de 19e eeuw, toen de stoom-kettingsleepboot zijn intrede deed.
|
S |
Saccoleva | Griekse kustvaarder, ook
wel met één c geschreven, die
in verschillende varianten bestond. Had een rechte sterk vallende voorsteven en
recht vallende achtersteven met kleine spiegel. Typisch was de S-vormige
helmstok. De tuigage bestond uit twee masten. Sommige waren getuigd als een
schoenerbrik met razeilen aan de voormast, een schoenerzeil aan de grote
mast, en drie stagzeilen op de boegspriet. Andere voerden een loggerzeil aan
beide masten en een vliegende fok op de boegspriet. Kleine sacoleva's met
gebogen voorsteven voerden maar één korte mast met een groot sprietzeil en
waren net als de spugnara in gebruik als sponsbootjes.
|
Saettia | 16e eeuws latijngetuigd kaperschip
uit de Golf van Biskaje. [Anthiaume - Recherches sur
l'histoire de la science nautique - Paris 1820]
|
Saiek (saick) of Saïque |
Soort van Levantijner vaartuig,
met twee masten voorzien en geen bramzeil voerende.[JvL]
Op alle beschikbare afbeeldingen wordt onder de boegspriet een razeil, de
blinde gevoerd, zo genoemd omdat het de uitkijk belemmerde..
|
Sakalava | Sakalava is het
volk van voormalig koninkrijk Sakalava uit het noordwesten van Madagaskar, dat tot het einde van de 18e eeuw het monopolie op de
slavenhandel had, maar ook hun lakana's (boten met een
uitlegger) worden wel zo genoemd).
Het brede zeil wordt zowel aan de boot als de uitlegger vastgemaakt. Verwant: de Vezo uit Madagaskar.
|
Salambáw- vlot | Salambáw betekent "groot
visnet" en werd gebruikt door vissers in de Filipijnen. Het werpnet wordt vanaf
een bamboevlot onder water gelaten en om de paar minuten opgehaald met
meestal slechts een paar gevangen vissen. Omdat dit herhaaldelijk gebeurt is
de uiteindelijke vangst toch de moeite waard. Verwant: Bago.
|
Salisipan | De salisipan was een
lange snelle enkeldekskano uit het zuiden van de Filipijnen. Volgens
Kerchove favoriet bij lokale
piraten. Verwant: Lanong.
|
Sambuk | De sambuk is een vrachtschip van de Rode Zee, de
Perzische Golf en de Oostafrikaanse kust. Een z.g.n. dhew. Sambuks
werden ook gebruikt als passagiersschip, maar niet in de laatste plaats als moederschip/sleepboot voor
kleine genaaide Al Sambuq's die in de parelvisserij
bedrijvig waren. De mast(en) was/waren
getuigd met een vierkant razeil of een latijn- of setiezeil.
|
Sampan | Sampan of sjampan [JvL] is een benaming
voor eenvoudige bootjes uit China (sanban), de Oost-Indische Archipel,
Malakka en Japan vergelijkbaar met de Nederlandse
drieplank. De term betekent in
het Kantonees letterlijk drie (sam) plank (pan), een bootje dat volgens
Jacob van Lennep zonder spijkers of bouten,
alleen met houten nagels in elkaar werd gezet. In China ook wel hua-tzu
(kleine boot) genoemd. Sampans komen echter in veel uitvoeringen voor.
Geroeid, gewrikt of gezeild met jonkzeilen. De Oost-Indische Archipel kent naast de
eenvoudige drieplank zelfs hele grote versies als de sampan djaloer
(20 personen) en de sampan timbau (40 personen). Hieronder Chinese
sampans.
|
Sandala | De sandala of santala was
een snelle Griekse vissersroeiboot
van sandelhout, die twee, vier, zes of zeven paar roeiriemen (één man per
riem) kon hebben. De lengte van de "zevenpaars" op de foto wordt geschat op 17,4 m. De bodem van het schip was
vlak, met een kiel die in het midden breder was en aan de boeg en de
achtersteven smaller. Er was een vrij kort dek aan de boeg en een lang
netdek voor het sleepnet aan de achtersteven. De grootste breedte is vóór
het achterdek bij het achterste paar riemen. Bron: Maritiem Museum van Griekenland: SCHEEPSBOUW EN SCHEPEN VAN HET OOSTELIJKE MIDDELLANDSE ZEE EN DE ZWARTE ZEE IN DE 18e EN 19e EEUW. (Cultureel Centrum van de gemeente Athene).
|
Sandbagger | De sandbagger stamt af
van een sloep met weinig diepgang die in gebruik was voor het vissen van
oesters in ondiep water in de baai van New-York. De term sandbagger verwijst
naar het gebruik van zandzakjes die als ballast gebruikt werden tijdens het
zeilen. Als het schip te veel slagzij maakte bij een aandewindse koers kon
men het terug rechtop trimmen door enkele zakjes te verplaatsen naar de
loefzijde van het scheepje. In de praktijk waren de zakken gevuld met grind
omdat zand teveel water opslurpte. Met sandbaggers werden in de tweede helft
van de 19de eeuw ook wedstrijden (sandbag races) gehouden op de Hudson en
langs de kustlijn van Connecticut, Long Island en New Orleans. Het gevolg
was dat de tuigage steeds groter werd tot een welhaast belachelijke omvang.
"La Parole" hieronder van slechts 8,2 meter, mat 21 meter van de punt van
haar boegspriet tot het einde van haar 11,8 meter lange giek. Fok en
grootzeil samen waren 146 m². Verwant: Houaris
Marseillais. Afbeeldingen: sailcraftblog.wordpress.com
|
Sardinière | Benaming voor open boten
voor de sardijnvisserij (sardines) in Bretagne en de Vendée. De Bretonse
boten hadden een rechte voor- en achtersteven, een lange rechte kiel en een
brede romp. De fokkemast stond vlak achter de voorsteven met kluiverboom, de
grote mast midscheeps met fok. Beide waren getuigd met een loggerzeil. De boten van de Vendée hadden een gebogen steven en waren zwaarderder getuigd met een topzeil en soms een (derde) bezaansmast. Sommigen voerden een kottertuig.
|
Sarnai | Sarnai is de benaming
voor een primitief vlot dat op rivieren in geheel Azië werd gebruikt en daar
bekend was onder vele namen: zak, kelek, masak, pi-fa-tzu en meer. Het
bestond uit dichtgenaaide en opgeblazen, aan elkaar vastgebonden, buffel- of
geitenhuiden met daarover een rieten mat in een houten frame. Een grote
sarnai kon wel uit 40 opgeblazen huiden bestaan.
|
Satie | Soort van Levantijnsch vaartuigjen.[JvL]
geen nadere gegevens of misschien toch... Mogelijk bedoelde van Lennep in 1856 een tenderbootje dat al in de 17e eeuw werd beschreven door dr.John Covel [1670-1679] in zijn diaries, waarvan een extract is opgenomen in Early voyages and travels in the levant, waarin hij schrijft: "Wij zouden het tweede schip in de linie zijn..., maar toen we hen naderden, bleken het vijf Franse oorlogsschepen te zijn, met één Satie en nog een klein schip met een bezaan en stagzeil, die ik veronderstel als tenders dienden". |
Sauterellier | Sauterelliers waren boten
die op sauterelle (grijze garnaal) in La Baie de Somme visten. Ze hadden een
bourcet-malet tuigage, dwz een loggerzeil (bourcet) aan de grote mast, die
op de boeg staat. Het zeil was gemarreld aan een voetra die bijna zo lang was
als de boot. Verder een klein achterzeil (malet), en een
kluiver op de
boegspriet.
|
Saveiro | Portugees halvemaanvormig vissersvaartuig
uit de omgeving van Aveiro en het gebied tussen de Douro en Kaap Senes. De
saveiro werd geroeid met vier riemen en gebruikt om de "Arte Xavega" (zegen) vanaf de
kust in een grote bocht uit te zetten. Het andere eind van de zegen werd
door een span ossen ingehaald. De saveiro doet wat profiel betreft denken
aan een gondel. De vorm van de romp, met een elegante, omhoog gebogen
voorsteven en vrij platte bodem, wijst op Afrikaanse invloeden. Verwant
Xavega.
|
Scaffie | Scaffies waren open
vissersboten, die rond 1820 nabij het Schotse Buckie ontstonden omdat er
vraag was naar een betaalbaar vissersvaartuig dat, vanwege het gebrek aan
havens in het gebied, na het vissen het strand op kon worden getrokken.
Aanvankelijk werd deze "herring lugger" Buckie-boot genoemd, later scaffie,
scaffa, scaith. De overnaadse romp was licht geconstrueerd van lariksplanken
met eiken ribben, kiel, voorsteven en achtersteven en kon gemakkelijk het
strand op worden getrokken. De tuigage bestond uit een voorlijk geplaatste
mast met emmerzeil en vliegende fok op een boegspriet. De volledig
uitgeruste boten kostten £60 en hadden een bemanning van vijf koppen. Bron:
McIntosh Boat & Shipbuilders.
|
Schifazzo | Siciliaanse boot voor
kustvaart (driemaster) en sponsduiken (eenmaster) op de Middellandse Zee.
Voerde een setiezeil.
|
Schniecke | De schniecke was een
lange smalle aak met eigenaardig hoge kont voor op de Rijn. De afbeelding
komt uit het werk van René Descombes "Canaux et Batellerie en Alsace",
éditions du Verger 1988.
|
Schugge | De schugge, ook als
schugg of schuggenschiff was een zille van het
Donaugebied met lange stuur/vaarboom en zoals gebruikelijk voor vroegere rivierschepen,
voor en achter een heve. Tekeningen van
etnograaf Aldo Cherini.
|
Schujaka | Gebruiksbootje van het
schiereiland Kola in Lapland.
|
Scow | Amerikaanse platbodem,
waarvan de naam afkomstig is van het Nederlandse
schouw en voor meer vaartuigen werd
gebruikt. De Maritieme Encyclopedie beschrijft er drie.
|
Seine boot | Seine is de naam die
gegeven werd aan boten die met een seinenet (zegen of ringzegen) visten.
Aldo Cherini tekende
een "seine boat" uit Gloucester (Massachusetts)
|
Seki bune en Atake bune |
De seki-bune was een
Japanse oorlogsgalei (bune = schip, seki bune = galei) met een ramsteven,
twee boegkanons en musketiers. De grotere atake bune was een Koreaanse galei
met brede steven en vele kanons. De afbeelding stelt een
denkbeeldige gevechtsscène voor tussen seki bunes en een atake bune.
|
Sélandre | Byzantijnse oorlogsgalei, ook als chélandre. De sélandre wordt in documenten uit de 8e, 9e en 10e eeuw voorgesteld als een grote roeiboot. In de 10e eeuw was het, net als de dromon, een soort galei van buitengewone lengte en wonderbaarlijke snelheid, met aan elke kant twee rijen roeiriemen boven elkaar en een mast met latijnzeil. Aan het eind van de middeleeuwen o.a. in gebruik in Venetië en de zuidkust van Frankrijk. Bron : Dossiers Marine. |
Sengokubune | De sengokubune
(letterlijk “duizend-koku-schip”) was een groot Japans platboomd zeilschip
van de late 17e tot in de 19e eeuw. Vooral gebruikt om rijst, hout, zout en
andere handelswaar te vervoeren langs de Japanse kust en via de Seto Inland
Sea. Cruciaal in de edo-periode (1603–1868) voor de voedsel- en
handelslogistiek tussen Osaka, Edo (Tokyo) en Noord-Japan. De naam komt van de ladingcapaciteit: 1 koku = ca. 180 liter rijst (genoeg om één persoon een jaar te voeden). Een sengokubune (sengo = duizend) kon dus ongeveer 1000 koku vervoeren — zo’n 180 ton aan rijst of andere goederen. Het schip was een doorontwikkeling van de bezaisen en bleef populair tot stoomschepen en moderne scheepsbouw in de 19e eeuw hun rol overnamen.
|
Sgoth | De sgoth of Sgoth Niseach (uitgesproken
als skaw) is een traditionele overnaadse
skiff uit het Schotse Ness. Er zijn nog steeds een
aantal in gebruik voor het lijnvissen. De tuigage met een
latijnzeil
is naar hedendaagse begrippen bijzonder. Het zeil is
gemarreld aan een lange beweeglijke ra,
waardoor mast en zeil gemakkelijk kan worden gestreken en geborgen tijdens het vissen.
|
Sha-ch'uan | Grote, tot wel 50 m lang,
Chinese jonk, ook bekend als Pechili-koopvaarder dat men
rekent tot de oudst bekende Chinese zeeschepenes. Het schip uit Kiangsu had
een romp van het type dat later turretdek genoemd
werd,
smal dek dus, en was gemakkelijk herkenbaar aan de 5 masten. De eerste
dicht achter de voorsteven tegen de bakboordverschansing, sterk
vooroverhellend; de tweede in de hartlijn, matig voorovervallend; de derde
grote mast zo goed als verticaal in de hartlijn; de vierde mast - de
kleinste - ter hoogte van het roer aan bakboord tegen de verschansing, licht
voorovervallend; de vijfde tegen het hakkebord, iets uit het midden.
Aan alle masten werden bijna rechthoekige katoenzeilen gevoerd, aan de grote
mast soms een topzeil en tussen de masten ook wel driehoekige zeilen.[ME]
|
Shadboot | De shadboot is een
vissersboot uit North Carolina voor het eerst gebouwd op Roanoke
Island rond 1880 en 100 jaar later in 1987 door de North Carolina General
Assembly uitgeroepen tot "Official State Historic Boat of North Carolina".
De benaming shad komt van het type haringachtige vis dat ermee werd
gevangen.
|
Shaohing-ch'uan | Chinese koopvaardij- of vissersjonk van de Hangchow Baai met een sterk gebogen vlak zonder kiel dat voor en achter boven water uitsteekt. Ondanks die grote zeeg had het dek een "negatieve zeeg", een z.g.n. katterug. De koopvaardijschepen voerden drie masten met katoenen loggerzeil. Bij de vissersschepen ontbrak de achterste mast; dat waren dus tweemasters. Deze jonken waren fraai beschilderd, o.m. met drakenmaskers en voerden zwaarden. [ME] |
Sharpie | Sharpie is de benaming
die in de VS omstreeks 1850 werd gegeven aan twee soorten vaartuigen. In de
Chesapeake Bay werden vaartuigen met schuin staande mast(en) en een scherp voor- en achterschip sharpie of flattie genoemd. In NewJersey echter was het een platboomd vaartuig met zwaardkast, scherp voorschip en rond of vierkant achterschip. Maar in het algemeen ging het dus om een 'sharp' vaartuig, in tegenstelling tot de vierkant gebouwde scow-types. Sharpies werden aanvankelijk gebruikt voor de oestervisserij en afhankelijk van de tuigage door een of twee man gevaren. Bij tweemaster stond de voorste mast achter de voorsteven en de tweede achter de zwaardkast. De tuigage bestond uit een één- of tweemast gaffeltuig van het type schoenersloep-, cat-, yawl- of kitstuig of een torentuig met soms een stick-up. Aldo Cherini tekende links zelfs een wedstrijd sharpie uit 1880 met de mogelijkheid (stippellijn) van razeilen.
|
Shashah | De Shashah is een
primitief bootje, gemaakt van dadelpalmtakken samengebonden met kokosvezel.
Het is ongeveer 3 meter lang en biedt plaats aan één of twee personen.
Het werd geroeid met een soort slagriemen. Voornamelijk in gebruik als vissersbootje op de kust van Batinah in Oman.
|
Shikara | De shikara is een
traditioneel gebruiksbootje uit Jammu en Kasjmir in India. Ze zijn nog
steeds in gebruik als visboot, om lotusbladeren te oogsten, voor transport
van allerlei goederen, als woonbootje voor de lokale bevolking, in rooftop
uitvoering voor rondvaarten met toeristen en zelfs als Uber boot. Het bootje
is gemaakt van het zeer rotbestendige
deodarhout.
|
Shipentine | Amerikaanse benaming voor een "fourmasted barque", een viermastbark met twee dwarsgetuigde en twee langsscheeps getuigde masten. |
Shitik | De shitik of sjitik was
een Russische platbodem voor kustwateren en rivieren van Noord-Siberië. Het schip
heeft een
ronde romp ter voorkoming van ijspersing. De beplanking was overnaads en
(zeker tot Tsaar Peter de Grote terugkwam van
stage op een VOC werf) genaaid
en de boot doet denken aan de Noorse nordlandboot.
|
Shu'i | De Shu'i of shu’āi is een kustboot
voor algemeen gebruik en wordt momenteel nog gebouwd in Sur als
jalibut. Het is een van de
kleinere dhews van Oman, laag gebouwd met een hoog
achterdek.
|
Siebnerin | De siebnerin,
siebner of siebenruderer was een traditionele roei-, werk- en vissersboot
die voorkwam op de Bodensee en Donau. De naam zou verwijzen naar het aantal
bemanningsleden, roeiers en stuurman, die twee
lange zware roeibomen in een soort wrikken langs de spitse
achterkant in beweging brachten en tevens een lange stuurboom aan de
voorzijde bedienden. De roeiers zaten niet op
doften maar stonden op een verhoogd plateau,
waarbij de riemen
in dollen langszij een hoge stelling op het
achterschip lagen.
|
Sinago | De Sinago de Séné is
vernoemd naar de vissers van het schiereiland Séné. Het was oorspronkelijk
een klein bootje met een puntig achterschip, 4 tot 5 meter lang en voorzien
van een vierkant zeil. Halverwege de 19e eeuw werden de afmetingen vergroot
en kreeg het een tuigage met twee rechthoekige, grote zeilen, die “bannières”
werden genoemd. De diepgang bleef gering. In de winter beperken de meeste
Sinagos zich tot de wateren van Le Golfe du Morbihan om daar te vissen en
oesters te vangen. Gezien de uitputting van de oevers reguleren de
autoriteiten de visserij, die plaatsvindt op vastgestelde plaatsen en data.
Fraude komt nog steeds veel voor en de vissers van Sinago hebben nog steeds
de reputatie dat ze met duizenden trucs de bewaking van patrouilleboten
weten te ontwijken.
|
Sisselande | De sisselande was een
groot rivierschip stroomopwaarts op de Rhône bij Lyon dat haar naam dankt
aan de stad Seyssel, waar het oospronkelijk vandaan kwam. Degenen die van de
Artemare-scheepswerven kwamen, werden ratamares genoemd. Kenmerkend naast
de heve was de gigantische riem als roer,
l'impente, noodzakelijk voor de bestuurbaarheid bij
stroomversnellingen. Een andere versie met voor en achter een sterk
doorlopend vlak als heve was de
penelle
op de Saône. Verwant: de Chinese wai pi-ku.
|
Sixareen | De sixareen of sixern (
Noors : seksring wat "zes-riemend" betekent) is een traditionele vissersboot
die rond de Shetlandeilanden werd gebruikt. De sixareen werd zo genoemd
omdat ze werd bemand door zes mannen, die elk één riem roeiden, in
tegenstelling tot de yoal, waar drie mannen elk een paar riemen roeiden. De
boot had een vierkant zeil dat werd gebruikt als de wind gunstig was, maar
bij lichte wind of tegenwind kon de bemanning vele uren roeien om hun reis
te voltooien. Vistochten duurden meestal drie dagen, waarbij de boten twee
tochten per week maakten als het weer het toeliet.
|
Skapho | Skapho (boot of tobbe)
was de verzamelnaam voor kleine Griekse vissersbootjes die gemakkelijk het
strand op konden worden getrokken. De scheepjes konden gezeild of geroeid
worden en waren meestal getuigd met een relatief groot vierkant sprietzeil
en fok. "Skapho" wordt in Griekenland ook gebruikt als symbool van het
eenvoudige vissersleven.
|
Skiff | Skiffs waren vanaf de
jaren 1840 in Noord-Amerika in gebruik als vissersboot. De skiff was een kleine
smalle boot met platte bodem en midzwaard, spitse boeg en platte
achtersteven, voor het vissen op oesters en krabben in ondiepe wateren.
Skiffs waren er ook in double-ended uitvoering en/of
met een kluiver als "balance jib", zo genoemd omdat
de kluiverboom lijkt te balanceren (rechts). Een kleine skiff uit Maine met
sprietzeil werd wel "Farmer's Daughter"
genoemd Voor plezier werden er in de weekenden wedstrijden mee gevaren. Inmiddels uitgegroeid tot een sportboot met grootzeil, genua en spinaker. Verwant: melon seed, sharpie.
De Houthi rebellen uit Jemen gebruiken de Yemeni Skiff, een lange snelle gemotoriseerde vissers-skiff om schepen in de Golf van Aden aan te vallen. Somaliërs gebruiken daarvoor de Somali Skiff, een breder en zeewaardiger type.
|
Skipjack | Aan de oostkust van
Maryland ontstond de skipjack in de jaren 1890 uit de kleinere
bugeye. Het vaartuig ontwikkelde zich tot een grotere,
stevige skipjack, krachtig bij lichte wind. De boten variëren in lengte van
7,5 tot 15 meter, hebben een geringe diepgang met zwaard en een enkelmast
sloeptuig met twee zeilen, kenmerkende vooruitstekende boeg en hellende
achtersteven. Skipjacks zijn de laatst nog werkende zeilboten
in de Verenigde Staten en werden in 1985 benoemd tot State Boat. In de
winter haalden vloten skipjacks oesters van de bodem van de Chesapeake Bay.
"Drudgin", zoals de schippers dit proces noemden, was zwaar, koud, vies en
soms gevaarlijk werk. [Maryland Manual On-Line] Tekeningen:
Aldo Cherini.
|
Skoridor | Italiaansch vaartuigjen, dat maar één mast en een zeer groot zeil voert.[JvL] |
Sleng |
Jacob van Lennep
beschrijft de sleng als "Koromandelsch vaartuig uit de VOC
tijd, afkomstig uit of handelend met de Koromandelkust".
Coromandel is een
regio aan de oostkust van India waar de VOC
een handelspost(en) had.
|
Slipper Launch | De slipper launch,
kortweg slipper, is een snelle karakteristieke Britse houten powerboat, die
in 1913 voor het eerst werd gebouwd door John Andrews op de scheepswerf van
zijn vader in Maidenhead. De slipper had een inboard benzinemotor met
versnellingsbak en een autostuur wat 'm deed lijken op de Britse sportwagens
van destijds. De opvallende vorm noemde hij 'Merk', naar Mercedes. John
richtte in 1925 zijn eigen scheepswerf op, Andrews Boathouses of Bourne End.
De naam "slipper launch" is afgeleid van de kenmerkende aflopende vorm van
de achtersteven. Andrew Boathouses bouwt ze nog steeds met
benzinemotor en handelt in zeer kostbare
oude exemplaren.
|
Sloup | In Bretagne werd voor de
visvangst naast andere vaartuigen ook
gebruik gemaakt van sloepen. Hier een drietal uit resp. Pays de Léon, de
haven van Croisic en het plaatsje Sauzon met hun specialisatie.. Le sloup du bas Léon: oogsten van zeewier en schelpdieren en de vangst van pollak en harder. Le sloup maquereautier du croisic: de vangst van maquereautier (makreel), wijting, garnalen en kreeft. Le sloup sauzonnais: de vangst van sardines en zee- en rivierkreeft. De tekeningen zijn van JP Guillou uit Magazine Le chasse-marée.
|
Sneakbox | De sneakbox
(sluipboot of eendenboot) wordt gebruikt voor de eendenjacht met decoys (plastic lokeenden).
Kapitein Hazelton Seaman bouwde en ontwierp de eerste sneakbox, de "Devil's
Coffin", in 1836 in West Creek, New Jersey. Het is een compact, lichtgewicht
vaartuigje dat door één persoon gemakkelijk te besturen is, ongeacht de
weersomstandigheden die zich in de moerassen van Jersey kunnen voordoen. Ze
worden ook wel sculling genoemd. Bron:
Barnegat Bay Sneakbox
|
Snekke | De snekke, snekkja of snekar was evenals de drakar een groot en lang Noords schip uit de vikingtijd. Het was een oorlogsschip met 40 riemen en een razeil, maar tevens passagiersschip voor lange afstanden |
Soen | "Chinees oorlogs– of
koopvaardyschip". Wellicht bedoelde Jacob van Lennep met
soen een oorlogsschip uit de Song-dynastie. Tegen de tijd dat een permanente
Chinese marine werd opgericht door de Song-dynastie in 1132, had China een
scala aan verschillende vaartuigen, waaronder
raderboten,
galeien en
zeilschepen en werd China 's werelds grootste zeemacht.
|
Sogneboot | Verzamelnaam voor overnaadse voor en achter scherp gebouwde vissersvaartuigen met gebogen voorsteven en sterk vallende achterstevan uit de Sognefjord, het langste en diepste fjord van Noorwegen. |
Spéronare | De Speronare, of zoals de
Maltezers zeggen Xpruna, is een platboomd zeilvaartuig met
puntig uitstekende achtersteven en oplopende boeg in gebruik tussen het
eiland Gozo en Malta. Omdat het geroeid kon worden
was het ook in trek als smokkelboot. Het kon één tot drie masten hebben
met zeer uiteenlopende zeilvoering. Een tweemast spéronade werd een dghajsa-tal-pass genoemd. De romp was beschilderd in felle kleuren
met patronen op de boeg. Sommige publicaties spreken over drahisfa.
|
Spugnara | De spugnara (spugna =
spons) is een Grieks bootje waarmee op sponsen werd gedoken. Op de tekening
van etnograaf Cherini is men daarmee bezig. Het sprietzeil ligt geheel
gereefd tegen de mast.
|
Stick up | De "stick-up" is een
merkwaardig kluiverzeilmastje dat eind 19e eeuw schuin voor de voorsteven
uitsteekt op sommige sharpies (flatties) in de
Chesapeake Bay. Het idee was afkomstig van de tuigage van de prauwen van de
Nanticoke indianen die daar oorspronkelijk woonden. Hieronder een uitsnede
van een tekening van Howard Chapelle uit het "Small Boat Conservation
Project" van het Chesapeake Bay Maritime Museum.
|
Storebat | De storebat (letterlijk
"groot schip") was een kustvaartuig uit Noorwegen behorende tot de
nordlandjagten. Het werd gebruikt om vee en
landbouwproducten van boerderijen, via de fjordkanalen, naar de markten te
vervoeren. De romp, breed en lang, was zeer vol van vorm en had weinig
diepgang. Aan de voorzijde liep de voorsteven omhoog tot een grote paal die
de boeg verticaal beëindigde. Het was getuigd met een rechthoekig zeil,
voorzien van stukken canvas die verwijderd konden worden om te reven. Bij
matige wind werd een vliegend topzeil gevoerd. Normaal gesproken werden de
schepen in de winter aan land gezet.
|
Sultane | Volgens van Lennep is de sultane een "Soort van Turksche galei". |
Sunnmøreboot | Noorse open roei- en
zeilboot met emmerzeil voor de visserij op kabeljauw en haring in het
Sundrnoregebied. De romp is rond en scherp gebouwd met gepiekt onderwaterschip en overnaads beplankt. Typisch voor deze vaartuigen is de
beplanking die niet doorloopt van voor naar achter, maar van het
voorschip de zeeg niet volgt en recht blijft lopen tot op
ongeveer een derde van de scheepslengte. De planken van het achterschip
liggen met hun koppen tegen de schuinstaande planken van het voorschip.
|
Surfboat | De surfboat is ontworpen
als reddingsboot om vanaf het strand door zware branding of hoge golven te
kunnen roeien. De boten hebben een puntige voor- en achtersteven en
duidelijke zeeg ter voorkoming van broaching, het zijwaarts draaien in de
golven met vollopen of kapseizen tot gevolg. In Australië worden
surfcarnavals gehouden, wedstrijden in "shore break" (branding) varen.
|
Szkuta | De szkuta (bak) was een
platbodem rivierschip voor transport op het bevaarbare gedeelte van de Wisla
in Polen. De boeg was tot een punt omhoog gebogen. In het midden een
gestaagde mast. Aan de achtersteven een kajuit. Het enorme roer was nodig om
het schip stroomafwaarts in toom te houden. De szkuta kon stroomopwaarts
geroeid worden met 16-20 man, twee aan elke riem. Afbeeldingen: Cherini
etnografie.
|
T |
Taka | De Taka was het gevolg
van de uitvinding van de scheepsschroef. De speciale rompvorm van het bootje
ontstond in een korte tijdspanne in de 19e eeuw met gebruik van eeuwenlange
ervaring in de Turkse kustwateren van de Zwarte Zee. De lengte kan variëren
van 8 tot 12 meter met een laadvermogen van 5 tot 10 ton. Degene die in de
visserij worden gebruikt, zijn over het algemeen kleiner. Hoewel ze niet erg
snel zijn, zijn ze goed uitgebalanceerd en met de hoge boeg vooral geschikt
voor de massieve golven van de Zwarte Zee. Taka's worden gebruikt in de
visserij en voor het vervoeren van kleine ladingen en/of een beperkt aantal
passagiers.
|
Tami | De tami of morobe is een enkelvlerk
tweemastprauw uit de oostelijke provincie Morobe op Papoea-Nieuw-Guinea. De
postzegel vermeldt: Tami two master morobe. Vlerken zijn de aan één
of beide zijden van het vaartuig uitstekende drijvers
|
Tankwa | Papyrusboot uit Ethiopië,
vnl. rond het Tanameer. De tankwa wordt beschouwd als een rechtstreekse
afstammeling van de Egyptische papyrusboot.
|
Tapouille | De tapouille is een
traditioneel, multifunctioneel vaartuig dat nog steeds een cruciale rol
speelt in het leven van mensen in het Amazonegebied. Braziliaanse tapouilles worden nogal
eens aangehouden voor illegale visserij op gurijuba, uritinga en meerval in
Frans-Guyana. De naam tapouille komt waarschijnlijk uit het Frans-Guyanese
Creools of is afgeleid van de Tapouyes indianen uit Brazilie en ooit door
kolonisten werd overgenomen.
|
Tarquier | De tarquier is een vrij
brede Mediterrane pointu, vergelijkbaar met de
Provençaalse felucca, in gebruikt in de regio
Saint-Tropez voor de visserij. Het woord tarquier is afgeleid van de
tuigage; een sprietzeil en en een fok. De korte mast staat helemaal vooraan
en heeft een lengte van ongeveer driekwart boot. De spriet (balestron) is
langer dan de boot. Wanneer neergelaten rust de mast aan bakboord- en de
spriet aan stuurboordzijde. [amerami]
|
Tartaan | De tartaan of tartane was
een oorlogs-, koopvaardij- en vissersvaartuig van de westelijke Middellandse
Zee, dat gelijkenis vertoont met de polaca. Het schip
was voor en achter scherp gebouwd, hoewel sommige ook een spiegel hadden. De
romp had een vrij sterke zeeg en was licht gepiekt. Het voorschip van de
grotere typen was doorgaans gebouwd met een soort galioen met een stevenknie
waarop een vaste boegspriet. De romp was gedekt. De iets voor het midden
staande mast was getuigd met een latijnzeil met want, zoals bij een galei.
De roede van het zeil stond zeer steil. Als voorzeil werd een grote
vliegende fok gevoerd. Sommige tartanes voerden echter een tuig waarbij de
mast voorzien was van een steng en een topzeil dat op de roede uitgezet
werd. De vliegende fok was dan vervangen door een stagfok en een kluiver.
De linker afbeelding is naar een tekening uit 1789. De rechter is van een
zwaargetuigde (veel zeil) tartaan voor driftvisserij. Dat is op wind en stroom
meedrijvend (driftend) vissen.
|
Tatara (Tao-boot) |
De tatara of tatala was
een gladboordig twee- tot vierpersoons roei-vissersbootje van het Tao-volk
uit Orchid Island, Taiwan. Een grotere, gelijk uitziende versie voor 10 tot
14 personen heette ipanitika of chinedkulan. Daarmee werden reizen naar de
Batanes-eilanden in de Filipijnen gemaakt om handel te drijven. Tatara en
ipanitika hebben scherp omhoog gebogen verlengingen aan boeg en
achtersteven, waardoor het schip een halvemaanvormig profiel heeft. Ze
worden traditioneel beschilderd met patronen in wit, rood en zwart, gemaakt
van kalk, rode aarde en roet. Bron: Indigenous Boats, Bob Holtzman.
|
Tchichernee | Turks vrachtschip voor
de kustvaart op de Bosporus en Dardanellen, ook bekend als tchektirme of
tchektima. Kleine schepen zljn getuigd met een mast met
torenzeil. Als voorzeilen voeren zij
een stagfok, een kluiver en een buitenkluiver. Grotere typn als hieronder
zijn getuigd met een mast met vaste "opgenaaide" steng, zodat het een
polakkermast lijkt. Achter de mast wordt
een groot sprietzeil bijgezet. Dit kan worden ingenomen door het als een
gordijn naar de mast te schuiven op een loper. Dezelfde mast draagt ook nog
twee razeilen en een stagfok. De brassen van de ra's voeren naar de nok van
de spriet. Op een lange boegspriet worden nog een kluiver en een
buitenkluiver bijgezet.
|
Thames barge | De Thames barge is de
meest bekende met een spriettuig getuigde vrachtvaarder onder de Engelse
barges, die vooral voorkwamen op de Engelse zuidoostkust. Men onderscheidde
ondermeer stumpies, boomies en mulies. Alle types waren platboomd met
midscheeps een steil, recht boord. De voorsteven was doorgaans recht of
licht gebogen en het achterschip was afgesloten door een vlakke, hartvormige
spiegel. Sommige grotere types hadden evenwel een rond, ovérhangend
achterschip met een lage, in het dek verzonken roef. Alle types voerden
zwaarden.
|
Thonier | De thoniers waren
dundee getuigde tonijnboten uit o.a. Les Sables-d'Olonne, Yeu,
Etel, Groix en Concarneau.
|
Tikhvinka | De tikhvinka was een
zeilend vrachtschip, vernoemd naar de Russische rivier de Tikhvinka in de
oblast
Leningrad. De Tikhvinka werd voornamelijk gebruikt tussen Sint-Petersburg en
de jaarmarkt van Nizjni Novgorod. Het schip had volle stevens met aan de
voorsteven een opvallende stevenbalk.
De hoge achtersteven bestond uit een spiegel
met ramen. Het zeil was een razeil.
|
Tilhole | De tilhole was een zeer
oud klein gedrongen relatief breed Frans riviervisbootje van vier tot vijf bij twee
meter, dat in het midden van de negentiende eeuw is verdwenen. Afbeeldingen:
Centre Culrurel du Pays d'Orthe. Een grotere versie als vrachtschip
was de chalibardon.
|
Tirada | Vaartuig van gevlochten twijgen uit het Irak van de oudheid. In tegenstelling tot de ronde quffa in de vorm van een boot. |
Tongkang | Tongkangs zijn Chinese
rivierschepen. De gravure links uit de 19e eeuw, die op het Franse ebay werd
aangeboden, toont een groot platbodem schip met jonkzeil
en brede hoge overdekte achterheve. De zware
stuurriemen worden door meerdere mensen bediend. Het onderschrift luidt
Bateau de transport de Canton (Guangzhou). Ernaast een soortgelijke jonk
van het
Poyangmeer met twee masten en voor en achter een heve door
Aldo Cherini..
|
Tonglaki | Dubbelprauw van de Tonga
Eilanden. Twee prauwen waren op afstand van elkaar verbonden met liggers met
daarover een dek. De tongiaki kon grote snelheid ontwikkelen. Op het dek
stond een kleine roef. Eveneens dwarsscheeps op het dek lag een lange spier
die ver buiten de romp uitstak en gestaagd werd naar achteren. De korte
mast, vlak voor de roef, helde naar voren en eindigde aan de top in een
gaffel die een lange, gebogen roede ondersteunde met een latijnzeil, aan de
onderkant voorzien van een boom met vaste broek. Aan de voorzijde was de
roede voorzien van schoten die naar de kop van de prauwen en naar de spier
voerden. Laveren was niet mogelijk. Verwant: waka-mahanga.
|
Tonie | Soort van Indiaansche schuit.
[JvL] Mogelijk bedoelde Jacob van Lennep de dhoni, tony, thoni of dhoney. Een traditioneel multifunctioneel vissersvaartuig met latijnzeil dat werd gebruikt op de Malediven, Zuid-India en Sri Lanka. Ze varieerden in grootte en vorm en worden inmiddels gemotoriseerd, ook gebruikt als veerboot, handels- en vrachtschip.
|
Topo | Venetiaanse roei- en
zeilboot voor de sleepnetvisserij op de lagune en in de omgeving van Triëst.
Het is een platboomd vaartuig met sterk vallende voorsteven en rond
achterschip. Het heeft weinig diepgang en daarom is er een vissend roer. In
de achterste van de twee doften, die op ongeveer een derde van de
scheepslengte van de achtersteven ligt, staat een korte mast die getuigd is
met een loggerzeil en een vliegende fok.
|
Toue | De toue is een traditionele all-purpose boot
van de Loire. Middelgroot, 10 tot 15 meter lang en 2,50 tot
3 meter breed. Door afmeting en minimale comfort leende hij zich voor
allerlei ambachtelijke diensten die op de rivier en haar zijstromen werden
verricht. De eenvoudige constructie bestond uit een vlakke bodem uitlopend
in heves of een heve en een
spiegel, met daarboven drie overnaadse planken
tegen spanten. Hieronder een paar toues met hun toepassing.
|
Toue cabanée | De toue cabanée (hut) was een
middelgrote kajuitboot met kenmerkende heve voor visserij en vrachtvervoer op de Loire. Sinds het
begin van de jaren negentig is er een grote herontdekking van het
riviererfgoed gaande langs de gehele loop van de Loire en haar zijrivieren.
Veel verenigingen hebben zich ten doel gesteld om de Loire-boten zo getrouw
mogelijk te reconstrueren, in een experimentele archeologische benadering
naar het voorbeeld van André Leroi-Gourhan en François Beaudouin. Zo hebben
in enkele jaren tijd vele kajuitboten het levenslicht gezien.
|
Toue de pêche | De toue de pêche (vissersboot)
of la toue cabanée du pêcheur hier afgebeeld met een kruisnet.
|
Toue sablière | De toue sablière
(zandloper) werd
gebruikt om zand van de zandbanken en -oevers van de Loire te halen. Het is een
platbodemboot van 10 tot 20 meter lang. Aan de achterkant van de boot
bevindt zich een kleine hut die dienst doet als opberghok en schuilplaats.
Net als alle Loireschepen heeft de sablière een lage ver uitstekende
heve.
|
Trabaccolo | Koopvaardij- en
vissersvaartuig van de Adriatische Zee. Het voert twee masten met
loggerzeilen. Bij de grote koopvaarders werd aan de stengen een
marszeil gehesen en op de steil omhoog staande boegspriet een kluiver en
buitenkluiver. De kleinere trabaccolo voor de visserij voerde eveneens twee
masten, maar zonder topzeil en aan de boegspriet slechts een vliegende fok.
|
Trainière | Met de traînière (Frans)
of trainera (Spaans) die geroeid of gezeild werd, viste men langs de
Baskische kust op sardines, ansjovis, horsmakreel en witte tonijn. Er waren
ook langere en zwaardere versies, de txalupa en zabaleko ontzia, waarmee
soms zelfs tot aan de Ierse Zee tevens op rog en zeebaars werd gevist. De
zeilvoering kon uit twee masten bestaan, een grote achterover hellende
middenmast en een kleine voormast, of andersom, een grote voormast en een
kleine middenmast. Er werden loggerzeilen zonder voetra gevoerd.
|
Trebizonde | "Turksch vaartuig, op de kusten der
Zwarte zee in gebruik. Het draagt een vierkant zeil op een
grooten mast". [JvL] Jacob van Lennep verwijst hier naar het stadje Trabzon dat vroeger bekend stond als Trebizonde en mogelijk bedoelt hij onderstaand type boot uit Trabzon.
|
Trechadiri | De trechadiri is een
karakteristieke vissers- en transportboot van de Egeïsche Zee, met diepe
wortels in de maritieme cultuur van Griekenland en Turkije. Het
vertegenwoordigt traditie en zeevarende levensstijl van de regio. In
Griekenland wordt de trechadiri gezien als symbool van de traditionele
scheepvaart. De Turkse vissers visten ermee op de Zwarte Zee. De romp is
rond of bolvormig midscheeps, met een scherp toelopende boeg en een schuine,
rechte, hoog opstaande achtersteven. De Italiaanse etnograaf
Aldo Cherini
tekende twee trechadiri's onder Turkse vlag. Een latijn-getuigde met de
titel Mar Nero (Zwarte Zee) en een bewapende brigantijn-getuigde met
de titel: Trechadiri armato alla bombarda (1872).
|
Trehantiri | Trehantiri of trehandiri
is een verzamelnaam voor traditionele Griekse vaartuigen van de eilanden
Hydra en Spetses. Het meest opvallende kenmerk van de romp is de gebogen
vorm van de boeg en het rechte scherpe achterschip (oxyprymno) met
aangehangen roer. Het woord "Trehantiri" is mogelijk afgeleid van de
Byzantijnse term "trochantira", verwijzend naar de achtersteven. Sommige
Trehantiria op Spetses hadden een verhoogd overhellend achterdek. De tuigage kon
afhankelijk van herkomst sterk verschillen.
|
Trireme | Trireme betekent
drieriemer. Bij de Grieken en Phoeniciërs na ca.
550 v. Chr. als
dromon het belangrijkste oorlogsschip. Dit rank gebouwde schip
werd voortbewogen door roeiers, die (waarschijnlijk) in drie lagen
schuin boven elkaar zaten. Het gevaarlijkste wapen was een gepantserde
ramsteven in de vorm van een dierenkop. In de middeleeuwen werd de naam
trireme gebruikt voor een galei met drie roeiers per riem.
|
Troinik | Troinik is Russisch voor
"drieling" of "drietak". Het zou betrekking kunnen hebben op de drievoudige
kiel (middenkiel en kimkielen) van dit bootje van de Witte Zee en de
Noordelijke Dvina.
|
Troller | Trollers zijn vaartuigen
die gericht zijn op pelagische vissoorten zoals tonijn, dolfijnvis, makreel
en zwaardvis, door meerdere lijnen met aashaken of lokmiddelen te slepen.
Trollers variëren van kleine boten zonder dek tot industriële, gekoelde
vaartuigen van maximaal 30 m lang. Het vissen geschiedt door het slepen van
vislijnen aar 4 tot 6 lange staken, zodanig opgetuigd dat de lijnen van
elkaar vrijlopen. Elke lijn aan een staak verdeelt zich achter het schip nog
weer in twee lijnen. Aan het einde van elke lijn zijn een haak met aas of
kunstaas bevestigd. De troller vaart langzaam vooruit. Wanneer er aan een
haak een vis zit, wordt deze lijn met behulp van een liertje binnengehaald. Afbeeldingen: Food and Agriculture Organization of the United Nations
|
Tserniki | Tserniki's stammen uit de
oostelijke Egeïsche eilanden en Klein-Azië (Griekenland - Turkije) en werden
voornamelijk gebruikt voor de visserij, maar grotere exemplaren ook voor de
handelsvaart. Hieronder een tekening van
Aldo Cherini van een sponsenduiker
met Turkse vlag in top, zijn zeilen en sponsen drogend en de handelsversie
uit de 19e eeuw naar een afbeelding op naftotopos.gr.
|
Tso-tch'ouan | Chinese keizerlijke
jonk
voor het vervoer van hoogwaardigheidsbekleders en daarom mandarijnenschip
genoemd. Het was een zwaar gebouwd schip met plat vlak dat in het voorschip
opliep tot op dekhoogte, in het achterschip tot aan het dak van de opbouw,
die het grootste deel van het schip innam. De tuigage bestond uit twee
masten met rechthoekige razeilen van bamboematten of katoen. Het schip
voerde talrijke vlaggen en lantaarns. Tijdens de reis werd het vergezeld
door verschillende andere schepen, o.m. met proviand, met soldaten en door
een adviesjonk.
|
Turkse zeilen | Etnoloog
Aldo Cherini maakte een aantal
schetsjes van specifiek, nogal merkwaardig, oude zeilvoering van
Ottomaanse schepen op de Bosporus en de Zee van Marmara
|
Turuma | Zwaar bewapend Zweeds
oorlogsvaartuig op de Zweedse en Finse scheren. De eerste turuma werd
voltooid in 1761 en vertoonde aanzienlijke overeenkomsten met kleine
fregatten die op zee voeren. Het had een lage romp zonder vooronder, alleen
een laag achterdek en geen achterdek. Het had drie masten met aanvankelijk
latijnzeilen, later vervangen door een conventionele vierkante fregattuigage
met top- en bramzeilen. Voor extra wendbaarheid was de turuma uigerust met
19 paar roeiriemen van vier man per riem. Ze roeiden zittend op het dek
boven het kanonneerdek, met de riemen aan een rechthoekige uitlegger die was
ontworpen om de hefboomwerking te verbeteren. Desondanks roeiden turuma's
slecht. Bij kalm weer
was de gemiddelde roeisnelheid
een halve knoop en bij tegenwind waren ze niet vooruit te krijgen.
|
Twakow | Platboomd Chinese
kustvaarder / rivierboot / lichter rondom Singapore. De romp wordt voor en
achter
afgesloten door een U-vormige schuinstaande spiegel, de voorste groter dan
de achterste. De Maritieme Encyclopedie spreekt over "een openvallend boord
zonder voor- of achtersteven". Als tuigage werden twee masten gevoerd met typische Chinese
loggerzeilen van katoen, later één mast met stagfok (postzegel).
|
Txalupa | De Txalupa was een
tweemast open vissersboot uit de Golf van Biskaje van ongeveer dertien meter
lang met tien tot elf roeibanken. De romp met geringe diepgang en midzwaard
was rond met ingetrokken en gebogen uiteinden. Ze voerde latijnzeilen en de
voorste mast bevond zich helemaal vooraan. In de zomer werd op bonito's
gevist (de txalupa werd ook wel bonitera genoemd) en in de winter op rode
zeebrasem. [Bertan - Bateaux Basques - 2010].
|
U |
Udema | De Udena was net als de
turuma een zwaar bewapend Zweeds roei- en zeilvaartuig voor de oorlogvoering
in Zweedse en Finse scheren. De eerste udema werd gebouwd in 1760 en had twee masten (hoofdmast en voormast) die oorspronkelijk waren opgetuigd met Latijnse zeilen. Later werd het voorzien van een vierkante zeiltuigage dat leek op die van een polacca zonder bramzeilen. Het had een lage romp met een kleine achterdekstructuur en een opstelling van kanonnen die uniek was voor die tijd. De hoofdbewapening bestond uit een enkele rij van acht 12-ponds kanonnen langs de middellijn van het schip en twee 12-ponders in de boeg die naar voren gericht waren. De middellijnkanonnen gebruikten draaibare onderstellen die 360 graden konden worden gedraaid en vanuit beide kanten van het schip konden vuren.
|
Ulak | De Ulak wordt al
eeuwenlang gebruikt voor het vervoeren van goederen over de Ganges, de
Brahmaputra en de Meghna en hun zijrivieren in Bengalen. De boot heeft een
razeil op de boeg en vaart sneller voor de wind dan de meeste andere soorten
boten in de omgeving. Bij windstilte of tegenwind wordt het schip met één of
meerdere roeiriemen voortbewogen. Een opvallend detail is het grote vrij
draaiende roer dat aan bakboordzijde is gemonteerd en waarvan het blad de
vorm heeft van een omhoog wijzende driehoek.
|
Umiak | De Umiak (Umyak) is een huidboot
(kajak) van zeehondenhuid van de Eskimo's van Oost-Siberie tot Groenland. Er kon gezeild worden met een
razeil van rendiervel. Volgens Amiral Pâris, in 1871
directeur van het Musée national de la Marine in Parijs, werd de umiak
uitsluitende door vrouwen gevaren. Hieronder de gravure van een onbekend
kunstenaar met uitgelicht onderschrift ter illustratie van de reis naar de
vrije zee van de Noordpool, door dokter Hayes, chirurg van de Amerikaanse
marine, in 1860-1862. Verwant: Baidara.
|
Uru | De Uru, ook wel "dikke
boot" genoemd , is een groot type dhow dat nog steeds
gemaakt wordt in Beypore, Kerala, aan de zuidwestkust van India. Het type
wordt al sinds de oudheid door de Arabieren gebruikt als handelsvaartuig, en
zelfs nu nog worden er uru's geproduceerd en vanuit Beypore naar Arabische
landen geëxporteerd.
|
V |
Va'a | Va'a is in Polynesië
en Melanesië het woord voor "boot", waarmee over het algemeen een boomstamkano of een uit planken
vervaardigde vlerkprauw wordt bedoeld, ook bekend als vaka of waka. Een achtervoegsel
geeft de soort va'a aan. Va'a-alo is een kleine opgebouwde vlerkprauw uit
Samoa voor de visserij in diep water. De va'a-tele is een groter en langer
vaartuig dat bestaat uit twee kano's verbonden met dwarsbalken.
|
Vaquelotte | Bootje voor kleinschalige
visserij vanuit Barfleur op het schiereiland Cotentin in Normandië. Daarom
Vaquelotte du Cotentin genoemd, maar ook wel Canot de Barfleur.
De bootjes hadden een bourcet-malet tuigage, waarven de bourcet (grootzeil)
aan de grote mast, die sterk naar voren staat en de malet (achterzeiltje) loggerzeilen zonder voetra waren. Op de
boegspriet een kluiver.
|
Varino | Traditioneel Portugees vaartuig van de Taag. Oorspronkelijk een scheepje met
latijnzeil dat de gevangen kabeljauw
die in Seixal was uitgeladen verder transporteerde. Het scheepje ontwikkelde
zich vanaf de 19e eeuw via sprietzeil tot een
hedendaags vaartuig met gaffelzeil. In de loop
van de 20e eeuw werden de schepen bij de bouw al uitgerust met een
hulpmotor, essentieel in verband met de forse getijdestroom tot 3 knopen op de Rio Tejo
(Taag).
|
Velacciere | Siciliaanse
driemastkustvaarder, die werd ontwikkeld uit de chebeck. De tuigage bestaat
in meerdere varianten. Er zijn er met drie masten, waarvan de fokkemast
geheel vierkant is getuigd met als voorzeil een vliegende fok en de twee
andere kortere masten een latijnzeil voeren. Een ander type (afbeelding)
voert aan de voormast ook een vierkante tuigage, maar in dit geval met twee
voorzeilen, een stagfok en een kluiver. De grotere middenmast voert een
gaffelzeil, en de ver achterwaartse bezaansmast een latijnzeil.
|
Vetka | De vetka is een kleine
boot die door de Tsjoektsjen in Noord-Siberië werd gebruikt in de monding
van de Anadyr. De boot is vernoemd naar het vissersdorpje Vetka dat
tegenwoordig ligt in het natuurreservaat Bhitarkanika. De vlakke bodem
bestaat uit drie planken; de zijkant uit één plank De planken zijn genaaid
en met hars afgedicht [Kerchove].
|
Vezo | Vezo betekent letterlijk
"visserman of -mensen", waarmee het vissersvolk en hun
lakana's uit het zuidwesten van Madagaskar wordt aangeduid. Bij de tekening
van Aldo Cherini schreef hij: "piroga per ragazzi ad un bilancere", vrij
vertaald: "jongenskano met enkele uitlegger". Het zeil bestaat uit aan elkaar genaaide lappen.
De foto rechts is van Jonathan Talbot met als titel "Madagascar -Traditional
fishing pirogue".
|
Vikingschip | Vikingschip is de algemene
benaming voor schepen die in de vroege middeleeuwen werden gebruikt door de
vikings. In het algemeen
doelt men hiermede op de 'langskibe' of lange schepen zoals de
drakar of de snekke, die beide oorlogsschepen waren.
De meest bekende vikingschepen zijn het Osebergschip en het
Gokstadschip, beide tentoongesteld in het
Vikingmuseum te Oslo. Maar ook de rondgebouwde koopvaarders als de
knörr kan men bij de vikingschepen te
rekenen. Een voorloper van de vikingschepen is de Nydamboot.
|
Vinta | Dubbelvlerkprauw van de
Filippijnen. Oorspronkelijk bestond de romp uit een boomstamkano. De
afbeelding is van een moderne versie van deze traditionel Filippijnse
vissersboot, ook wel bangka of banca genoemd.
|
Voadeira | Het Portugese voadeira
betekent letterlijk "snelle boot". Voadeira's zijn van oorsprong lange
smalle houten peddelboten van het Amazonegebied waarmee de inheemse
bevolking met speer of pijl en boog viste. Tegenwoordig wordt in Brazilië
met voadeira een speedboot met buitenboordmotor bedoeld.
|
Voyageur | De voyageur is een
Canadese kano ontwikkeld door Franse kolonisten naar inheemse modellen. Het
was een zeer lichte boot van berkenbast die gemakkelijk over land gedragen
kon worden, maar daardoor vaak gerepareerd moest worden. De naam is
afkomstig van de Franse bonthandelaren die "voyageurs" werden genoemd. Uit
de voyageur is rond 1740 de robuustere York-boot ontstaan
|
W |
Wa | De wa is een traditionele
éénuitlegger-prauw (kano) van de
Caroline eilanden, een archipel in de westelijke Stille Oceaan, ten noorden
van Nieuw-Guinea.
|
Wai pi-ku | Wai pi-ku boten zijn
typische Chinese rivierboten met weinig diepgang waarmee de kolkende
rivieren in Fujian werden bevaren. Deze z.g.n. "crooked stern" jonken hebben een markante
achtersteven
(wai-p`i-ku = kromme achtersteven), aan één kant, meestal bakboordzijde, omhoog gebogen,
waarop een enorme stuurriem van wel 15 meter lang ligt, die wordt
bediend vanaf een hoge stuurstand boven het overdekte ruim. De Chinese
schippers konden hun boten met behulp van de twee stuurriemen over de
stroomversnellingen van de rivier manoeuvreren. Stroomopwaarts
moesten de jonken door dieren of een meerdere mensen worden voortgetrokken. Deze ongebruikelijke opstelling zien we ook bij sommige schepen op snelstromende Europese rivieren. De Portugese rabelo heeft zo'n zelfde lange stuurriem vanaf grote hoogte en de Franse sisselande had ook een enorm stuurriem, dat echter met een knik was uitgevoerd zodat er lager gestuurd kon worden. De tekeningen links zijn van Aldo Cherini.
|
Waka-mahanga | Zeegaande dubbelprauw
gebruikt op de Chatham Eilanden. De twee slanke rondspantrompen, die elk
uit een boomstam zijn gehouwen, worden op korte afstand naast elkaar
bevestigd met vijf dwarsbalken. Daar over wordt een dek gelegd. Er wordt
gestuurd met een grote peddel. Zo nodig wordt een soort latijnzeil (krabklauwzeil) bijgezet
in de vorm van een omgekeerde gelijkbenige driehoek. De vaartuigen zijn zeer
zeewaardig en er worden vrij lange zeereizen mee ondernomen. Verwant:
tonglaki. Zie ook
waka
in wikipedia
|
Walap | De Walap is een
traditionele "zeilkano" met uitlegger voor open water, afkomstig van de Marshalleilanden.
De walap kon tot wel 30 meter lang zijn en geschikt zijn voor maximaal 50
personen en voedselvoorraden voor zeven maanden hebben. Tot de walaps worden ook de
volgende prauwtypen gerekend: Korkor: een kleine roei-/zeilkano die gebruikt wordt voor de visserij en het vervoer in de lagunes van het atol. Hij heeft een bemanning van één of twee personen. Wordt tegenwoordig gebruikt bij zeer populaire regatta's. Tipnol: een middelgrote zeilkano. Gebruikt voor reizen en vissen in de lagunes en korte afstandstochten over open water. De minimale bemanning is twee personen met maximaal tien passagiers.
|
Walvissloep | Open roei- en zeilboot
waarvan meerdere exemplaren werden meegevoerd aan boord van een
walvisvaarder om walvissen te
harpoeneren. Zie verder bij Groenlandse boot.
|
Weidling | De weidling is een
platboomd bootje van zo'n 10 meter lang uit de omgeving van Schaffhausen. De boot wordt staand geroeid, waarbij de riem met een touw is
gezekerd. Tegenwoordig in gebruik als pleziervaartuig, veerbootje en voor
wasserfharen of weidlingfahren, waarbij zo snel en correct mogelijk een
gemarkeerde route afgelegd moet worden. Er bestaan ook langere versies voor
meer roeiers en als vissersbootje Illernache op de
Ill. De weidling schaart men onder de zillen.
De Illernache en Illernachechel vertonen verwantschap met de
fûtreau
|
Wherry | Een wherry is een Engels roeivaartuigje
en een binnenvaartuig van de Norfolk Broads.
|
X |
Xavega | De xavega is een
saveiro vissersboot uit het Portugese Murtosa. Er
wordt gevist volgens de "Arte Xavega" (xavega kunst) methode met een
zegen. De boot had
naast de vlakke bodem een zeer verhoogde en scherpe boeg en een "gesneden"
achtersteven om te branding te trotseren om daarna het net in een cirkel uit
te gooien.
|
Xebec | Een kleine driemaster
oorspronkelijk uit Algerije, handelsschip op de
Middellandse Zee, maar vooral bekend als kaperschip van
Barbarijse piraten.
Det latijnzeilen van de xebec stelde het schip in staat dicht aan de wind te
varen, wat het een voordeel gaf bij achtervolging of ontsnapping. Het
gebruik van roeiriemen of riemen stelde de xebec in staat om schepen te naderen
bij windstilte.
|
Xingu-mu | De Xingu-mu is een
uitgeholde kano met een platte bodem en planken, gebouwd door de Gilyak-stam
in de Beneden-Amoer (Noord-Siberië). Hij heeft vierkante kimplanken en
verticale zijkanten. De puntige boeg bestaat uit twee naar boven gevormde
planken, terwijl de onderkant een verlengstuk van de planken is. De
achtersteven is uitgezaagd om een spiegel te vormen en als zitplaats voor
de stuurman te dienen. De naden van de planken zijn afgedicht met mos en
bedekt met een vastgepinde lat. Tijdens het varen wordt een voetplank
aangebracht om het vrijboord te vergroten. Soms wordt een vierkant zeil
gehesen dat op twee rondhouten is gemonteerd. [Kerchove]
|
Xpruna | "Xpruna" is de Maltezer
naam voor een
Speronare, een all purpose boot van Malta, die in vele gedaantes en
tuigages kon voorkomen. De schetsjes zijn van de Italiaanse etnograaf
Cherini.
|
Y |
Yathra dhoni | Yathra dhoni, of dhoney,
ook als maha oruwa, waren zeilboten met één uitlegger (vlerk) die werden
gebruikt om vracht overzee te vervoeren tussen India en Sri Lanka.
|
Yoal | De yoal , vaak aangeduid
als de Ness- of Shetland yoal, is een klinkergebouwd
vaartuig dat traditioneel wordt gebruikt in Shetland. Voornamelijk ontworpen om te roeien, maar ook goed te
zeilen onder het
traditionele vierkante zeil als het voor de wind of op ruime wind vaart.
De yoal werd geroeid met één man per paar riemen, in tegenstelling tot de sixareen
met één
man per riem.
|
York boot | Een York-boot of
York-type boat is een historisch vaartuig dat in Canada, vooral bij de Hudson’s Bay Company, werd gebruikt in de 18e en 19e eeuw,
rond 1740 ontwikkeld als
zwaardere vervanging/alternatief voor de canadese (voyageur) kano bij de
bonthandel. De naam komt van
York Factory, het grote
hoofdkwartier van de Hudson’s Bay Company aan de westkust van Hudsonbaai (nu
in Manitoba). De boot werd geroeid door een bemanning van 6–8 man (meestal
Métis, Schotse of inheemse roeiers), maar kon ook gezeild worden. Tekening
van Aldo Cherini.
|
Z |
Zabra | De Zabra was een vierkant
getuigd, goed bewapend Mediterraan handelsschip uit de 13e tot eind 16e
eeuw, dat ook geroeid kon worden en qua vorm deed denken aan de
latere brigantijn. Hoewel
ontworpen voor de Cantabrische Zee werd de oversteek naar Amerika in 30
dagen of minder niet geschuwd. Niet verwonderlijk, dat 13 zabra's werden
toegevoegd aan de
Spaanse armada van 1588, waarvan de Santiago
hieronder de grootste was.
|
Zaruk | Zaruk (zarug, zaroug). Arabisch vaartuig van het
dhow type met sterk vallende steven, vooral gebruikt voor de visserij in de
Rode Zee en als smokkel en slavenboot. Droeg één of twee masten met latijn-
of setiezeil. De tekening links van
Aldo Cherini is van
een zaruk uit Aden.
|
Zeinschip | "Soort van schepen, in oude tijden hier in gebruik, open, zonder vast roer of mast, welke beiden zy opzetteden als zy in zee gingen. Smal voor zoo wel als achter, en spits toegaande, waarvan zy wellicht hun naam van Zein (zen of seis)- schip ontleenden; voerden zy niet meer dan drie man en een jongen en zeilden wonder snel."[JvL] |
Zille | Zille (platbodem, aak,
praam) is de benaming voor eenvoudige platbodemscheepjes met rechte boorden
en meestal smal toelopende steven uit het Donaugebied. Zillen met bredere platte stevens
(heves),
worden wel Schugge of Plätte genoemd. Kleine zillen werden voor de
visserij gebruikt, grotere exemplaren voor goederen transport en uitsluitend
stroomafwaarts als einwegschiff
in de zillenschlächterei.
|
Zoppolo | Een traditioneel
vissersbootje van de Sloveense kust. De zoppolo werd in het Sloveens čupe
genoemd en werd in Triest lange tijd in stand gehouden vanwege het gebrek
aan havens. De boot, die al in de oudheid en de middeleeuwen in gebruikt was,
kon namelijk gemakkelijk zonder beschadiging worden droog getrokken omdat de
romp bestond uit een stevige uitgeholde boomstam met planken opzet.
Karakteristiek was het staand roeien. De riemen die in dollen op een lange
dwarse balk lagen werden niet getrokken maar geduwd. De
laatste zoppolo hieronder bleef in gebruik tot 1947. [Museo della pesca del
litorale Triestino]
|
Zulu | Schots vissersvaartuig
dat ca. 1880 in gebruik werd genomen. De romp met scherp voor- -en
achterschip was gladboordig. De tuigage bestond uit twee masten met een
loggerzeil. De fokkemast stond vrij ver naar voren en kon gestreken worden.
De schoot van het bezaanzeil werd uitgehouden op een papegaaistok, Op de
boegspriet werd een kluiver bijgezet.
|
Heel graag op- of aanmerkingen. Op alle materiaal
(layout, tekst en afbeeldingen) rust het auteursrecht van schipper Cees e.a. Mocht je ondanks
alle in acht genomen zorgvuldigheid menen rechten te kunnen ontlenen
|