Victualielijsten uit zeventiende-, achttiende en negentiende eeuw,
alsmede rantsoenen voor schepelingen in de koopvaardij
en voorraden op het passagiersschip Willem Ruys rond 1950.
Oude benamingen voor lijftocht of leeftocht:  fictalje, victalie, victuaille, vivres en voeraezie.

Voor oorlogsschepen was dit midden zeventiende eeuw geregeld in een artikelbrief:

Brood werd bewaard in de beschuitkamers. Dat zijn ruimtes in het achterschip beslagen met blik. Kaas lag op planken in de kaaskamer. Verder waren er nog de azijnkelder en het botergat. Gort en erwten werden in zogenaamde spijskasten in het voorschip bewaard. Door ze regelmatig van de ene kist in de andere over te storten werd bederf tegengegaan. De kok en zijn maat waren belast met de bereiding van de schaft. Een dag van te voren werd het gezourtn vlees en spek geweekt in water. Elke vier uur werd het water ververst. De stokvis werd met een moker gebeukt en ook te week gelegd. Bij de gekookte gort en erwten werd "doop" geserveerd; een dressing van mosterd en azijn.
De adelborsten, officieren en hogere onderofficieren waren "dubbelrantsoengasten". Zij kregen van vlees, kaas, spek en boter een dubbele portie en aten over het algemeen apart in de hut op het achterdek. De commandant, adelborsten en officieren aten in de kajuit met servies en zilveren bestek. Op grotere schepen was voor deze kajuitsgasten soms een aparte kajuitskok. Ze aten hetzelfde als de bemanning, maar aangevuld met vers vlees, hammen, tongen, specerijen, vruchten etc. Het verse vlees was afkomstig van levende have, die verzorgd werd door de pluymgraaf.

Bron: Reizen door het maritieme verleden van Nederland, Anita van Dissel, Maurits Ebben en Karwan Fatah-Black.


1697
Lijste van Leeftogt ten behoeven van 100 Koppen voor een jaar.
Uit "De Nederlandsche Scheepsbouwkonst Opengestelt" pag. 286 [Cornelis van Yk, 1697].
 
16
11
13
4
6
9
4
1
7
80
4
150
8
6
8
10816
100
50
25
4
2704
330
12
½
75 ½
50
vaten Vleis.
vaten Speck.
aemen Spaense wijn.
aemen Franse wijn.
aemen Brandewijn.
oxhoofden Azijn.
aemen Oly.
quarteel traen.
tonnen Sout (2 tonnen fijn zout, 5 tonnen grof zout, yder 1½ zak)
tonnen klein (dun) Bier.
tonnen goet Bier.
tonnen Water (om Kaap de Goede hoop te halen was ca 35.000 liter drinkwater nodig)*
paar Hammen.
paar stucken gerookt Vleis.
paar gerookte Tongen.
pond hart Broot.
zacken Gort.
zacken witte en 25 zacken grauwe Erreten.
zacken Boonen, die in stee van Erreten, altemet geschaft werden.
vaten Boter.
pond Stockvis.
pond Zoetemelks-kaas.
pond Koeye-kaas.
zak Mostert-zaat.
pond was-karssen.
pond smeer-karssen.
Yder Man heeft op de reis nodig een Vaatjen Brande-wijn, of eenig ander sterk Nat: 't geen elk op zijn byzondere kosten verzorgt, na welgevallen.

*) Na het "Toemaaken en Fictaljeeren" van het schip werd drinkwater bij voorkeur op Texel ingenomen. Bij de Hoge Berg, achter Oudeschild waren de Wezenputten, waar het drinkwater werd opgepompt. Door de goede kwaliteit en het hoge ijzergehalte was dit water lang houdbaar [Anton Wegman SdZ 7 '14]. Het drinkwater werd opgeslagen in leggers, tonnen van zo'n 580 liter die onderin het ruim werden gestouwd. Op vreemde kusten werd ook wel drinkwater ingenomen. De sloepen of bijboten waren dan vanwege het gewicht voorzien van een halve legger of "varken", die natuurlijk nog steeds niet te tillen was en aan boord getakeld moest worden. Men rekende 5 kan water daags per kop.[WvS]

 

Algemeine Lijste, vande Lijftogt op een Schip, voor 100 Koppen ter Maand.
2250
40
450
5
400
4




½
½
35
4
pond hart Broot, tot 5 pont yder hooft ter week.
zacken weeck Broode.
pond kaes, is 1 pond voor yder hooft ter week.
tonden Vleesch, is 1½ pond yder Man daags: en twee dagen 's weecks.
pond Stockvis, daar men haring voert, anders moet men hebben 700 pont.
tonnen Haring.
ton Booter.
smalton Gort.
smalton witte of groene Erreten.
smalton bonen, of grauwe Erreten.
smalton wit Zout.
oxhooft Azijn.
tonnen Bier 's winters, 42 's Somers
vadem Branthout, 3 's Somers.
Voor de Cajuyt.
¼
4
2
1
¼
2
2
3
1

oxhoofd Fransche wyn ter maand.
stopen Spaense wijn ter maand.
stoop Brandewijn ter maand.
Ham, en zomers een stuk gerookt vleesch daar by.
Hollantze bover (boter?) voor 4 Maanden.
pont Zuyker ter maend.
tonnen witte Beschuyt voor de reys.
stoop Oly voor de reys.
Kruyd-doos gestoffeert.
Comijn (Ouwe Leidsche) en groene Kaes na behooren.
water tot genoogte.
Mostert saet na behooren.

Cornelis van Yk geeft als bron voor deze "Voorraads-Lyste": Sijn Ed.de Heer Nicolaas Witsen's boek pag. 280.

 

Toelichting op de toenmalige (Amsterdamse) inhoudsmaten en andere benamingen.
Vat (nat) 100 kan, 1000 maatjes = 100 à 120 liter.
Vat wijn of toelast 4 aem = ca 620 liter.
Vat (droog) 111,2 kg = 1/27 last
Okshoofd biervat van 232,75 liter = 1½ aem = één kwarteel.
Varken kleine drinkwaterton van 291 liter.
Aem of aam 4 ankers = 8 steekkannen = 24 viertels = 64 stopen = 128 mengels = 256 pinten = 1024 mutsjes = Zuid-Nederland ca 136 liter, Noord Nederland ca 155 liter.
Mutsje (mutsken) ca 15 cl. = 8 pimpelkens van ca 20 ml; men kreeg dagelijks 1 pimpelken limoensap.
Kan of flapkan 1 mengel = 1,2 tot 1,5 liter = 10 mutsjes = 2 pinten.
Stoop 2 mengel = 2,425 liter.
Emmer 16 stoop = 38.8 liter
Pont pond (halve kilo), althans 480 tot 494,09 gram, vaak verdeeld in 16 ons.
Schippond 300 pond.
Lb afkorting voor libra (Latijn) = een pond.
Kip pakket van 50 pond stokvis, opgeslagen in de walengang.
Lood 15 gram
Stuiver 300 gram.= 20 lood.
Ton (nat) 157,2 liter.
Ton (droog) 300 kg; vlees en spek werd in tonnen bewaard.
Ton (beschuyt) 5 kg.
Sack 83,4 kg = 3 schepels
Smalton (nat) 117,7 liter
Smalton (droog) 250 kg.
Grofton of dubbelton Tweemaal de inhoud van een smalton.
Quart 0,6 liter = een kwart stoop.
Quartel (kwarteel) 232,75 liter = één okshoofd. Mogelijk ook als ¼ okshoofd [Glos] of  "kwart el" of varrel, een maat voor vijftig haringen.
Quintaal 100 pond (centenaar), vanaf de 19e eeuw 100 kg.
Hart Broot Hardbrood = scheepsbeschuit.
Eskebaug Ierse whisky, soms i.p.v. brandewijn of genever.

Er waren in de 17e eeuw geen standaard maten en gewichten.
Ze waren sterk streekgebonden en afhankelijk van vervoerde waren. De vergelijking met liters en kilogrammen is alleen om een indruk te krijgen. Een last zout wordt anders omschreven dan een last graan. De maat van een vat b.v. verschilde sterk bij wijn, bier, olie of boter. Bederfelijke waar zat in kleine vaten (bommekijn = vaatje), houdbaar spul in grotere. Rotterdam week in alles een beetje af van Amsterdam. Holland week weer sterk af van Indië (Batavia). Het is vergelijken van appels met peren...


Victualielijst VOC

De Lyste Van de Victualien en ordre op de Rantsoenen gold voor alle VOC schepen, zo groote als kleyne, Fluyten, Jachten en kleynder Schepen. In deze lijst worden alle hoeveelheden nauwkeurig aangegeven. De belangrijkste etenswaren zijn brood, vlees, vis, rijst en allerlei soorten erwten en kaas. Als drinken is er bier, wijn, brandewijn, genever en water aan boord. Op een groot schip van 160 voet moesten ook achttien levendige varkens en veertig hoenders mee. Voor officieren en zieken zijn specialiteiten als honing, anijs, gerookte tong en ham, beschuit en komijnekaas. Hieronder het rantsoen voor maandag uit het VOC Reglement dagrantsoen 1793.

De bemanning at 's avonds de restjes van ochtend en middag
Het gewicht-tekentje bij stokvis betekent waarschijnlijk een pond (ca. 480 gram)
Het halve mutsje was vier pimpelkens (zie hierboven) van 20 ml

Bronnen: Muiterij van J.R.Bruijn en E.S.van Eyck van Heslinga en Varen om Peper en Thee van Els M.Jacobs.


 1775
"Scheeps-Portie"

"Zoo noemen de Zeevaarenden het geene dat dagelyks aan iemant aan kost en drank gegeeven wordt. Zy wordt in geval van noodzaakelykheid, aan het arme Scheepsvolk bekrompen genoeg toegediend, niet tegenstaande de Compagnie, door eene schriftelyke Ordonnantie, op alles goede orde stelt, ten einde het een en het ander zyn eisch hebbe en alles behoorlyk toega. Ieder gemeen Bootsgezel heeft weekelyks vierdehalf pond tweebak; op Zondag en Donderdag 1 pond gezouten Vleesch, Dinsdag drie vierendeel pond gerookt spek; ieder dag 's morgens zeven en zeven (genaamd baksvolk om dat ze met hun zevenen uit één bak of schotel eeten) een diepe houten schotel met Gort, en een Lepel vol Boter daarover; des middags en 's avonds een gelyke portie dun gekookte Erwten, en in de drie Vleeschdagen graauwe Erwten. Ieder krygt 's morgens een zesdedeel van een Quart Brandewyn, maar in de drie Vleeschdagen, in plaats van Brandewyn, een agste deel van een Quart Spaanschen wyn. Voorts krygt een Baksvolk saamen weekelyks 8 pond Boter. Doch de boter duurt naauwelyks twee maanden. Naderhand wordt in de plaats van Boter weekelyks anderhalf Quart Boomolie en twee Quart Azyn gegeeven. Elk ontvangt dagelyks een kanne Bier, doch dit duurt ook naauwelyks een maand, wanneer aan ieder dagelyks een kan water gegeeven wordt. Op de gantsche Reis ontvangt elk 4 Kaasen, weegende elk omtrent 6 pond. Zoo lang de Scheepen op de Reede liggen, wordt dagelyks Stokvisch geschaft, en somwylen versch Vleesch met groente, waarvan een ieder zyn bekomst eet".

Quart: Zoo wordt op sommige plaatsen eene maat van vloeibaare dingen genaamd, zynde omtrent zoo groot als een kleine kan. Vier Quart maaken een stoop van welke 16, en op sommige plaatsen 20 een emmer maaken.

Uit het Nieuw en Volkomen Woordenboek van Konsten en Weetenschappen [Egbert Buys 1775]

Rantsoenen bij de marine waren nog gelijk aan het voedingsreglement van 1654. Het ging nog steeds vrijwel uitsluitend om hard en zacht (mits "op eene reede') brood, gort voor ontbijt en poespas, gezouten en vers vlees, gerookt spek, kaas, groene, grauwe en witte erwten, boter, azijn, zout en mosterd. In de Oost werden brood en erwten ten dele door rijst, aard noten en aardappelen vervangen. Dit alles was de scheepskost voor manschappen en onderofficieren. De hogeren vulden deze kost met allerlei etenswaren aan. Zij hadden eigen koks. Een laat achttiende-eeuwse kajuitsinventaris spreekt over: banket, krakelingen, gedroogde appelen, gekonfijte peren, vijgen, ingelegde en gedroogde groenten, stroop, chocolade, koffie, thee, gepelde amandelen, morellen, gember enz.
Toch kwam er in de gewone scheepskost iets meer afwisseling en werd het tekort aan vitamine C verminderd. Soepgroente en uien verschenen wekelijks op de menu's evenals zuurkool, augurken en knoflook, maar deze om de veertien dagen. Scheurbuik verdween meer en meer. Behoud van kwaliteit der levensmiddelen gedurende lange reizen was een bekend probleem. Conservering in blik werd pas later in de negentiende eeuw toegepast. Destilleermachines voor het zoet maken van zeewater bleven nog in het stadium van experimenteren. Jenever deed in de loop van de achttiende eeuw zijn intrede aan boord en ging tot de vaste dagelijkse verstrekkingen behoren. Bij matig gebruik werd het nuttig voor de gezondheid geoordeeld. De invoering vond niet overal gelijktijdig plaats, getuige een klacht van de Rotterdamse zeekapitein Pichot uil 1781: "wijl bij het dikmael hooren kleppen van de klok bij het geeven van genever op die ( = Amsterdamse) scheepen een groot jalouzie ontstaat bij ons volk".

Uit Maritieme geschiedenis der Nederlanden.


1816
Rantsoenen per maand en per week voor personen in 's Konings dienst in Indië.


stuiver = 300 gram, lood = 15 gram, hagjesdag = vleesdag

Tegen het midden van de negentiende eeuw kwam in binnen- en buitenland een beweging op gang om jenever van boord te weren. Bieren wijn werden minder vanzelfsprekend en werden ten dele door koffie vervangen. Elke opvarende, in welke vaart ook, had altijd recht op gratis verschaffing van voedsel en drinken. De monsterrol bij de koopvaardij schreef voor wat en hoeveel een schipper minimaal zijn bemanning moest voorzetten. Dat was minder dan bij de VOC en de oorlogsvloot, maar in de praktijk was het eten bij de koopvaardij vaak afwisselender. In de Europese vaart waren de trajecten niet lang en de bemanningen klein. Inkoop van vers vlees, groenten en fruit kon geregeld gebeuren.


Rond 1950
Rantsoenen voor de koopvaardij tot in de zestiger jaren van de 20e eeuw per man per week.


Met dank aan Jan de Jong, member van het Kroonvaardersforum.

 

 

Voorraden voor een reis van 50 dagen op het passagiersschip Willem Ruys dat vanaf 1947 met max. 785 passagiers op Indie pendelde. Het emigrantenschip kende zoals toen gebruikelijk drie klassen. De verdeling was: 1e klasse 334 passagiers, 2e klasse 320 passagiers, 3e klasse 131 passagiers.

20 ton uitgebeend vlees in alle soorten.
Ook wild en gevogelte, zoals soep- en braadkippen, piepkuikens, wilde en tamme duiven, poulardes, patrijzen, fazanten, sneeuwhoenders, korhoenders, wilde eenden, talingen, hazen en konijnen, kalkoenen, reebout e.d.
Verder vele soorten vis, ook rolmops. Nauwelijks was de eerste nieuwe haring aangevoerd of waren de eerste kievitseieren gevonden, waren de eerste asperges, aardbeien, kersen of bessen op de veiling, de Willem Ruys kreeg ze met spoed aan boord.
70 tot 80.000 kg aardappelen en alle soorten, groente en fruit.
En verder:
800 kiloblikken tomatenpuree.
10.000 blikken compote.
2.000 kg jam en enkele honderden kilo's honing.
70.000 eieren.
9.000 kg boter en vetten.
1.500 kg peulvruchten
8.000 kg rijst.
50.000 theebuiltjes.
2.000 kg koffie.
8.000 kg suiker.
380 balen tarwemeel van 50kg.
2.500 kg kaas (binnen- en buitenlandse).
25.000 blikjes melk.
1.500 kg melkpoeder.
Drank in 175 verschillende soorten:
40.000 flesjes bier.
18.000 liter bier op fust.
50.000 flesjes limonade, mineraalwater etc.
2.600 liter jenever.
5.000 flessen wijn, likeur, buitenlands gedestilleerd etc.
1,5 miljoen sigaretten.
14.000 sigaren.
grote hoeveelheden pijptabak en shag.
baby- en kindervoeding in een volledige sortering.

Bron: "Drank en deining", PB Book Productions.