Opkomst en einde van de Zuiderzee


De IJssel stroomde naar de Noordzee. De monding bevond zich ter hoogte van het huidige Marsdiep.

 


Uitsnede van een kopergravure van Menso Alting van de "Zvthera Zea" met het eiland Urch tussen 3e en 9e eeuw
"Algemeene Afteekeninge van geheel Friesland; als die naam op het wijtste uitgestrekt was naa het Verhuizen der Francken, En der Saksen Aankomste"

 


Romeinse tijd.

Rond de 10e eeuw.

Rond de 14e eeuw.

Heden.

Met dank aan Spiegel der Zeilvaart.

 

 

Vaarroute en beloodsing Zuiderzee in de 17e eeuw

Vaarroute van en naar Amsterdam via het Marsdiep of het Vlie ingetekend op een kaart van Damsteegt. De weg naar zee was lastig en tijdrovend, moeizaam te bezeilen en door de ondiepten die zich constant verplaatsten, vol risico voor bemanning, schip en lading. Vanaf het IJ koerste men noordoost naar Urk, maar zuidelijk van het gevaarlijke Enkhuizerzand (Enchuyser Sant). Vanaf Urk voeren de schepen naar het Breezand (Breesandt)  alwaar twee routes mogelijk waren. Westeliijk door het Wieringer Vlak en de Texelstroom naar het Marsdiep tussen Den Helder en Texel of oostelijk langs de westkust van Friesland naar het Vlie tussen Terschelling en Vlieland. De westelijke route werd genomen voor schepen richting Engeland of het Kanaal, de oostelijk route voor schepen op weg naar de Oostzeelanden.

 


"Liggende" zeekaart van Waddenzee en Zuiderzee van Hendrick Doncker. Schaal 1:250.000


Schaalverdeling in Duitse, Spaanse, Engelse en Franse mijlen


Cartouche

De handelsvloot van en naar Amsterdam werd op de heenreis geassisteerd door binnenloodsen van het Amsterdamse binnenloodsengilde en bij terugkeer door buitenloodsen uit Petten, Huisduinen, Texel, Vlieland en Terschelling. Zij kenden de scheepvaartroutes over Wadden- en Zuiderzee evengoed als hun collega-binnenloodsen van Amsterdam.
Aan het IJ, aan de voet van de Haringpakkerstoren, stond het ‘Lootsmans comptoir’. Hier moest iedere schipper die wilde uitvaren, één dag voor zijn vertrek aan de gildeknecht opgeven, dat hij een loods nodig had. Hij kon kiezen uit twee routes naar de zeegaten van het Noorderkwartier. Was zijn bestemming de Oostzee of Noorwegen, dan koos hij meestal de route naar de Vliestroom, het zeegat tussen Vlieland en Terschelling. Leidde zijn koers naar het westen of het Kanaal dan ging zijn voorkeur uit naar de route van de Texelstroom. Op de dag van afvaart liet de schipper met zijn sloep de loods van het kantoor halen indien het schip voor de palen in het IJ op stroom lag. Wanneer een binnenloods een schip over het Pampus had gebracht tot voor Urk, had hij recht op de helft van zijn loon; wanneer hij het over het Wieringer of Friese Vlak had gebracht, ontving hij zijn volle loon.
Bron: De Amsterdamse binnenloodsen tijdens de Republiek, Drs. C.F.L.Paul  (Tijdschrift voor zeegeschiedenis)


Het "lootsmans comptoir" van het binnenloodsgilde aan de voet van de Haringpakkerstoren, 1829.
 

Dick Dreux schreef in 1961 in zijn "Vals goud": De Zuyderzee was als een reusachtige tobbe waarop van alle kanten schepen te varen gezet werden. Vlaggen uit aller heren landen wapperden er in de bries, vissers en koopvaardijlui, ontdekkers, walvisvaarders, vermomde kapers en eerlijke vrachtzwoegers scharveelden, halsden en lensden langs elkaar en door elkaar.

 

Reiswijzer voor het Watertoerisme 1921


Zuiderzee-Routes II, Amsterdam-Geldersche kust-Kampen. Samengesteld door G.S.Vlieger, adviseur der Commissie voor het watertoerisme.
Zes jaar later in 1927 werd begonnen met de aanleg van de afsluitdijk die na sluiting in 1932 het einde van de Zuiderzee betekende.