Ontwikkeling van het gaffel- of tjalkmanstuig
vanaf begin 16de eeuw en meerdere tuigages.

 

1. Sprietzeil, zogenaamde hoognok: De mast kon relatief kort zijn. De schepen waren zeer wendbaar, maar bij laveren moest de spriet omgezet worden.
2. Ferrytuig: hierbij kon het zeil bij overstag gaan over de spriet gehaald worden.
3. Staande gaffel: een type zeil vanaf 1650 waarbij het zeil opgehangen was aan een ra en waarbij de gaffel niet gestreken kon worden.
4. Bezaantuig: Het bezaantuig was een samenvoeging van de goede eigenschappen van de staande gaffel en het ferrietuig

 

5. Giek en gaffel zijn vergroot waardoor het schip wel loefgieriger werd en dus ook een grotere fok nodig was.
6. Verdere groei vroeg alsmaar verlenging van gaffel en zeilsboom. Het doorbuigen van de gaffel werd opgevangen door een hoger aangrijpingspunt.
7. Hieruit ontstond de gebogen gaffel, die meer met status dat met effectieviteit te maken had.

 

8.Wegens de kosten van een gebogen gaffel en geen bewijs van zeilverbetering bleven de meeste schippers gewoon met de rechte gaffel varen.
9. Om meer lading te kunnen vervoeren werd de mast met zeilwerk in zijn geheel naar voren geplaatst.
10. Door de naar voren geplaatste mast kon de giek verlengd worden en dus ook het zeiloppervlak vergroot worden.

 

11.Bij beperkte en dure aanvoer van masthout van voldoende lengte ging men het voorlijk naar boven verlengen.
12. Met deze verlenging  moet de gaffel meer komen te liggen en kreeg weer (omdat men het mooi vond) een gekromde vorm.
13. Door het alsmaar vergroten van het grootzeil werd de boot steeds loefgieriger. Een grotere fok moest soelaas bieden.

 

14. Het hardvaren met skūtsjesilen vroeg weer om grotere mast en giek. Dit tuig is niet meer te "mannen" door alleen schipper, vrouw en knecht.
15. De mast gaat weer terug naar achteren, mast en giek houden wel lengte en botteloef en opsteker blijven gehandhaafd. De fok kan groter.
16. Floris Hin vroeg zich in 1979 af: "Zal het snelzeilen toch uitmonden in een tjalk met torentuig? In principe is een langere mast voldoende".

Bron en afbeeldingen: Floris Hin, 1979.


De hieronder door Floris Hin getekende masttop van een gemiddelde tjalkmast laat vele banden zien
Bovenop de top komt dan nog de trommelstok met vleugelhekje en vleugel. Het tuigje.

 


Verschillende tuigages van Friese tjalken omstreeks 1830
Links een ferrietuig, midden een bezaan- of gaffeltuig bezig met zeilstrijken, rechts met vlieger, stagfok en kluiver

 

 

 

 

 

 

frontpage hit counter