![]() |
De toegang tot Rotterdameind zestiende eeuw |
Omdat de Maasmonding (Mase) gaandeweg was
verzand liepen de vaarroutes naar Rotterdam aan het eind van de
zestiende eeuw via het Goereese Gat of het Brouwersgat naar de
Dordtse Kil, de verbinding van het Haringvliet met de Oude Maas
(ingetekend op een kaart uit het werk van
Damsteegt). Op
last van de Staten van Holland in 1597 was de Kil uitgediept tot 'eene
publycque ende ghemene vaert tusschen Hollandt en Zeeland'. Met
Dordrecht was overeengekomen dat de schepen die deze route volgden
vrijgesteld zouden worden van het 'Maasrecht' dat gold voor schepen
die de Maasmonding binnenvielen en oorspronkelijk met ongebroken
last naar Dordrecht dienden op te varen. Maar de route via het
Goereese Gat kende ook nadelen. De verbinding via Haringvliet, Kil,
Oude en Nieuwe Maas rond het eiland IJsselmonde betekende een
dagenlange
omweg en bleek de diepte niet altijd toereikend, zodat met verlies
van tijd en geld een deel van de lading in lichters moest worden
gelost. De aanslibbing van de Oude Maas werd voor een deel geweten aan de zalmsteken,
een paal- en rasterwerk dwars op de stroom voor netten waardoor het
neerslaan van slib werd bevorderd. In 1593 werd onoordeelkundig
plaatsen hiervan verboden en sinds 1658 hield een permanente
commissie uit de Rotterdamse vroedschap toezicht op de naleving van
dit verbod. De ondiepten, krapten, in de Oude Maas die gepasseerd moesten
worden heetten de Beer, de Lindt, de Kil (niet de Dordtse) en
toepasselijk de Krap.en vanaf 1830 tot 1872
Bronnen: Maritieme geschiedenis der Nederlanden en
Glorietijd van het zeilschip. |