terug naar
binnenvaart

terug naar
visserij

Gaffelschip,  rivier gaffelvisschuit en zeegaande gaffelvisschuit.


Een gaffelschip. De man bij de fok is wellicht aan het loden.

 


Een rivier-gaffelvisschuit. Detail van een "riviergezicht met binnenvaart- en vissersschepen".

 


Beugvisserij op de Noordzee. De gaffelaar voert een druilmastje.
De beug is een lange lijn waaraan snoeren met vishaken en aas.

 

Executieverkoop van een gaffelschip met inventaris in 1814

Datum: 27 januari 1814, Dordtsche Courant: Verkoping op regterlijk gezag van het gaffelschip DWAAL IK, WAGT U.

Uit krachte van een vonnis door de regtbank van koophandel te Dordrecht, den 14 september 1813, ten verzoeke van de Heren Van den Hoge & Siebregt, zeilmakers te Dordrecht, domicilie kiezende ten huize van den heer A. Kist Ezn, procureur bij de regtbank van eerste instantie te Dordrecht, aldaar wonende in de Wijnstaat Lett. B. 63 / 72, welke voor hun ten deze occupeert tegen schipper Johannes van Ouwerkerk, mede te Dordrecht wonende, gewezen, waarbij gemelde Van Ouwerkerk is gecondemneerd in de betaling ener somma van ƒ 196:11:8, wegens geleverd zeil en touwwerk aan deszelfs na te melden schip, benevens in de interessen en kosten, zal op maandag den 31 januari 1814, des middags ten twaalf uren precies, ter rolle van bovengemelde regtbank van eerste instantie te Dordrecht, en ten overstaan van den Weled. Gestr. Heer Mr. H.P. Hoogh, als regtercommissaris, na eerste afkondiging der memorie van lasten en voorwaarden, worden overgegaan tot het ontvangen van openbare opbieding en inzetting van het gaffelschip DWAAL IK, WAGT U, gevoerd bij schipper Johannes van Ouwerkerk, groot ongeveer 40 lasten, lang over steven 70½ voet, breed tussen berghouten 17 voeten 5 duimen, diep onder de luiken 8½ voet, wijd onder de gangboorden 155 voet; liggende in het St. Maartensgat (in executie van het bovendus geen maatgenoemd vonnis der regtbank van koophandel, gearresteerd door de deurwaarder J.P. Salacroup, blijkens proces verbaal van den drie en twintigsten december 1813, behoorlijk geregistreerd den 24 december daaraanvolgende). En voorts met deszelfs staande en lopende want en gehele inventaris als volgt:

De grote mast, gaffel, boegspriet, kleine bezaanmast giek en botteloef, een groot zijl en een bonnet, een vlieger en een bezaanzeil, een staffok en grote linde kluiffok, een middelfok en twee drielingen, zes geteerde kleden en twee opgeteerde zo groot als klein, een kabel circa 80 vaam, een dito circa 40 vaam, een lange tros, twee dito kabelslagen meertouwen, twee dito rondslagen, een jaaglijn circa 30 vaam, een nieuwe dunne lijn, twaalf blokken zo takel als andere blokken, een yzere combuis voor in 't schip, achter hetzelve een staande en liggende plaat, twee grote yzere ankers wegende elk circa 250 pond, twee dito kleine elk circa 60 pond met yzere stokken, elf vrijfhouten, drie stuks bomen, twee waterputsen en een watervat met yzere banden, twee teerputsen en vier teerstokken, enig scheepsgereedschap met een partij rommelarij. Een boot met twee riemen.
Het schip kan dagelijks bezigtigd worden ter plaatse waar hetzelve thans is liggende, terwijl men zich bij de ondergetekende kan aanmelden om de conditiën en memorie van lasten dezer verkoop te kennen.
A. Kist Ez, Procureur

De toen gebruikelijke notatie in carolusguldens van "ener somma van ƒ 196:11:8" betekent 196 gulden, 11 stuivers en 8 duiten.