Lichters (ligters), dragers en ponten


Gravure uit Reinier Zeeman: Verscheijde Schepen en Gesichten van Amsterdam. [ca 1650]
De Amsterdamse (koren)lichter had geen zeiltuig of jaagmast en werd alleen geboomd of geweegd.
Het schip is omhangen met poddingzakken om bescherming te bieden aan het stoten tegen de te lossen zeeschepen.

 


Uitsnede van een gravure van D.E.Lons: Een lichter zonder mast 1642
Te Lichten menich Schip bequaem
Daer af voert dit Schip sijn naem

 


Detail van een kaart van Amsterdam van Daniël Stalpaert uit 1662. In het Damrak, nabij de
Korenbeurs (nr.87), lagen de schuiten en lichters die met graan geladen waren. Particuliere collectie.

Twee maal per jaar kwam uit de Oostzee een grote vloot van graanschepen het IJ binnen waarop het graan werd overgeladen in korenlichters om het naar de korenbeurs aan het damrak te brengen. Op de kaart zien we de vloot op het IJ buiten de paling, het havenfront van Amsterdam, liggen.

 


De korenbeurs Damrak Amsterdam omstreeks 1660. Stadsarchief Amsterdam

Rond de graanhandel ontwikkelde zich in de stad een omvangrijke industrie. De gebouwen van de graanhandelaren, graanmakelaars, korenzetters en korenmeters lagen dicht bij elkaar in het gedeelte van de stad tussen het Damrak en de Nieuwezijds Voorburgwal. De eigenlijke graanhandel vond plaats in de Korenbeurs die in 1617 naast de Oude Brug boven het water van het Damrak gebouwd werd. Dit gebouw had een open binnenplaats, aan drie zijden omgeven door een houten galerij die de binnenplaats overdekte. Langs de wanden van deze galerijen stonden kisten met graanmonsters

 

Dragers


Korendragers aan het werk bij het lossen van graan uit lichters en het opbrengen in de pakhuizen.

Naast de korendragers waren er havenwerkers die ander stortgoed in buidels, zakken of tonnen losten. Zo waren er buideldragers, zakkendragers, turfdragers, kordewagendragers (met kruiwagen) , boomdragers (met juk) en tondragers.

Onder korendragers bracht men onderscheid aan tussen dragers van de ‘grote gang’ en die van de ‘kleine gang’. De eerste groep droeg het
graan over een gang of loopplank van de vaartuigen naar de pakhuizen. De tweede groep bestond uit zakophouders en havenarbeiders die het graan in kleinere schepen storten. In 1655 gingen de korendragers en korenstorters samen in één gilde en vormden het Korendragers- en Korenstortersgilde.
Bron: "Reekening bewijs en reliqua" Het financiële beleid van het Amsterdamse Korendragersgilde, artikel in het Tijdschrift voor Zeegeschiedenis door Ruud Paesie.

In 1896 kwam de eerste drijvende door stoom aangedreven graanelevator in Rotterdam in gebruik. Tot die tijd droegen havenwerkers zakken van wel 100 kilo met Petkuser rogge uit de Oostzeelanden. Dat was een nieuw roggeras genoemd naar het Duitse plaatsje Petkus bij Berlijn. Ze noemden die zware zakken 'Dooie Varkens'. De Rotterdamse zanger-dichter Koos Speenhoff [1869-1945] het niet zo op met die nieuwigheden en dichtte:

Vroeger loste men het graan
zonder elevator
Dat is altiid goed gegaan
zonder elevator
Toen kwam er een maatschappij
met een elevator
Die zei aan de koopvaardij:
neem mijn elevator
Zonder maat en zonder schop
lossen, lossen in galop
Strijken wij de centen op
met de elevator.


Foto rond 1890. Het graan ging via stortgoten in het ruim van een binnenschip. Stadsarchief Rotterdam

Ponten

Lichters, kleine vrachtscheepjes en zelfs een bepaald type visschuit werden tot in de 19e eeuw ook wel "pont" genoemd. Hieronder een tweetal tekeningen van pontjes uit de periode 1800 - 1835 van Johannes Christiaan Schotel en een derde anonieme prent van een pont met passagiers en paarden uit de Collectie van Het Scheepvaartmuseum.