|
|
|
Aa |
Aa is de welhaast
niet korter kunnende oude benaming voor een natuurlijke waterloop. Brabant: Aa; Drente: Aa of Ae; Friesland: Ee; Noord-Holland [West-Friesland]: Die, Di'e, D'ij, IJ of Y. Verwant: Het IJ en Wiel.. |
Aambeeld | aambeeld is een ander woord voor een cumulonimbus, zie wolken. |
Aanbrug | Aanbrug. Bij boerenvaartuigen ook wel koebrug genoemd. De klep aan een veerpont of boerenvaartuig die op de oever kan worden neergelaten. Aanbrug is ook de benaming voor de verbinding tussen de vaste wal en het brugdek van een verkeersbrug. |
Aan de reis | In de scheepvaart gebruikte term voor het vervoer van lading van A naar B. Men heeft een "reis(je)" of is "aan de reis" (onderweg). Zie ook de ingezonden reisverhalen van pleziervaarders in de periode 1992 - 2017. |
Aan de wind | Aan-de-wind of bij-de-wind, zie zeilstanden. |
Aanmeren | Aanmeren is het vastleggen van je schip aan de wal, strikt genomen het vastmaken aan een ander schip; zie afmeren. |
Aanschaf | Kijk bij aanschaf gebruikte boot. |
Aanslaan | Het vastmaken van een lijn, landvast, val, sleeptros of ankerlijn. Verder worden aanslaan en afslaan gebruikt in de betekenis van het zeil aanbrengen of afnemen. Verwant: beleggen. |
Aanvoer per as | De uitdrukking "aanvoer per as" wordt gebruikt als vis vanuit andere havens niet per schip, maar over de weg naar de visafslag wordt gebracht. |
Aardeschuit | Zie vlotschuit. |
Aarding |
Aarding is het bij schepen verouderde en slechte systeem om een
aardverbinding (de min) via de stalen scheepshuid tot stand te brengen. De
retourstromen veroorzaken galvanische corrosie. Zie
boordnet. Dat dit nog
niet zo lang bekend is getuige het volgende stukje uit de Maritieme
Encyclopedie van 1970. Aan boord van schepen is de 'aarde' de scheepshuid waarbij bedacht moet worden dat op hoger in het schip gelegen plaatsen de metalen dekken, schotten, enz. niet altijd zonder overgangsweerstand met de scheepshuid zijn verbonden. Uit veiligheidsoogpunt bezíen zal aarding aan een metalen schot zeker voldoende zijn. Voor werkeliik goede aarding van apparatuur voor hoge frequentíes, zoals radiozenders -ontvangers, enz. kan zulk een aarding niet steeds worden vertrouwd en zal een aan het dek gelaste aardbout of aardelektrode de voorkeur verdienen. |
Accu |
Van ouds
is een accu herlaadbaar en een batterij niet, maar sinds Benjamin Franklin een rij
elektrisch geladen glasplaten een batterij noemde, wordt een aantal gekoppelde
accu's ook zo genoemd. Hieronder worden accugroepen (twee of meer parallel geschakelde accu's) dan ook batterijen genoemd. Voor een optimale levensduur wordt aanbevolen een nieuwe accu te laden met niet meer dan 5% van z'n capaciteit bij 20 urige ontlading. Voor een accu van 120Ah betekent dat 6A. Eigenlijk is deze wetenschap onnodig, want over het algemeen wordt een accu door de leverancier in geladen toestand afgeleverd. Onderhoud: Regelmatig gebruik zonder diepe ontlading verlengt de levensduur. Een accu kan dan zo'n 10 jaar meegaan. Omdat de capaciteit toch terugloopt is het verstandig om bootaccu's na zo'n 6 tot 7 jaar te vervangen. De ladingstoestand van een accu kan je meten met een zuurweger. Groen is uitstekend. Wit is goed. Rood is slecht. Een zuurweger met soortelijkgewichtaanduiding geeft een beter inzicht in de ladingstoestand. Een voltmeter is ook te gebruiken, maar geeft pas goed inzicht nadat de accu een aantal uren met rust is gelaten:
Meerdere accu's: 1) Gebruik van 2 accu's zonder schakelaar of
scheidingsdiode: Een medewerker van Centurion, de enige accufabrikant van Nederland, vertelt het volgende: "Het is belangrijk de grenswaarden voor ontlading niet te overschrijden. Bij diepere ontlading zal de levensduur aanzienlijk verkorten! We noemen dit uitslikken. Het zuur wordt bruin doordat de actieve massa op de positieve plaat - de pasta (cement) welke op de roosters is uitgesmeerd - uiteen valt. Dat betekent een kleiner oppervlak en een steeds sneller leegrakende accu. Het is dus heel belangrijk het dagelijks gebruik te berekenen: hoeveel gebruikers en hoelang zonder oplading. Alleen zo kan een juiste accucapaciteit bepaalt worden". Gebruik daarbij de formule: vermogen = stroomsterkte x spanning (watt = ampère x volt), ofwel watt / volt = gebruik in ampère (Ah). Als aldus het dagelijks verbruik bij benadering is gevonden kan de accucapaciteit bepaald worden. Neem voor een semi-tractie loodaccu (ontladingsgrens 50%) tweemaal het berekend verbruik en voor een gel-accu (ontladingsgrens 80%) zo'n 20 tot 30% meer dan het berekend verbruik. Neem ook weer niet te veel capaciteit, want dan ontstaan andere problemen. Zie accucapaciteit hieronder. Tot slot zeer nuttige informatie op
Altijd stroom (PDF bestand)
en het Engelstalige
Smart
Gauge |
Accu voor boegschroef |
Probeer de afstand tussen boegschroef en accu zo kort mogelijk te
houden. Boegschroef en startmotor kunnen prima op
één accu worden aangesloten, maar wel
van een type dat voor korte tijd een hoge stroom kan leveren. Immers voor starten of boegschroefgebruik hoeft
zo'n accu slechts
korte tijd een hoge stroom te leveren en wordt dus niet diep ontladen. Hoog verbruik, maar kort,
waardoor de accu weer snel wordt
bijgeladen. De "startaccu" Optima Red Top is in dit geval een goede keuze.Verwant: aggregaat, omvormer, druppellader, walstroom. |
Accucapaciteit | Voor
de lichtbatterij of huishoudgroep wordt vaak gedacht "hoe groter, hoe
beter". Een misvatting! De capaciteit moet gebaseerd zijn op een combinatie
van gebruik en laadtijd. Maak dus een lijstje van apparatuur en verbruik.
Bij lang liggen zonder vaaruren en zonder
walstroom lijkt het voor de hand te liggen om een grote capaciteit te
kiezen. Er wordt echter vergeten dat dan heel lang gevaren moet worden om de
accu's weer vol te krijgen. Ten onrechte wordt gedacht dat dit in een paar
uurtjes gepiept is. Nee dus. Sommige mensen vertellen vol trots op
fora dat ze een tractiebank (huishoudbank) hebben van meer dan 500Ah en dan vijf
dagen kunnen stilliggen. Dat zal best, maar hoe lang duurt het bijladen?
Vaak wordt bovendien gekozen voor een 220V compressorkoelkast met inverter.
Waarom deze omweg? Zwakstroom compressorkoelkasten (12/24 volt) zijn er in alle
maten en vormen en denk ook eens aan
zonnepanelen. Ze leveren (in voldoende mate ingezet) meer dan je denkt. Laadtijd Een zwaardere dynamo zet ook al niet veel zoden aan de dijk. Een accu zal nu eenmaal naarmate hij verder geladen is, steeds minder stroom opnemen. Voor de laatste ruk van 80% naar volle lading zal dat niet meer dan een paar ampère per uur zijn. Het duurt dus zeer lang om de accu op volle sterkte te krijgen. Je moet ook niet denken dat de dynamo zijn laadcapaciteit vóór die tijd daadwerkelijk haalt. Het is een theoretisch gegeven en wordt alleen bereikt bij een lege accu. In de praktijk zal gemiddeld niet meer dan zo'n 30% laadstroom gemeten worden. Wat is dan de oplossing? Zonnepanelen bieden, mits in voldoende mate ingezet, zeker soelaas. Soms wordt gekozen voor een irritant zoemende windmolen of brommend aggregaat, maar dat is niet leuk voor mederecreanten. De echte oplossing? Gebruik de boot niet als stacaravan! |
Acculader | Voor het laden van accu's vanuit het lichtnet geldt de vuistregel dat een lader gekozen moet worden die tenminste 10%, maar niet meer dan 25% van de accucapaciteit levert. Bij gel- en spiraalcelaccu's kan een zwaarder type toegepast worden dat de laadsnelheid enigszins verhoogd. Verder is het bij de keuze van belang te weten met welk doel de lader wordt aangeschaft. Af en toe doorladen, of langere tijd en in de thuishaven zelfs permanent aangesloten? Kijk op de aparte pagina voor de verschillende laadkarakteristieken en toepassingsmogelijkheden. Verwant: aggregaat, omvormer, druppellader, walstroom. |
Achterlijker dan dwars | Bij o.a. de voorschriften voor plaatsing van navigatieverlichting wordt de kreet twee streken achterlijk dan dwars gebruikt. Wat betekent dit? Welnu, maak vooruitkijkend op het schip met de handen wijd een denkbeeldige dwarse lijn. Al hetgeen daarachter zit of vandaan komt is achterlijker dan dwars. Een kompasstreek is 11¼º, dus twee streken is 22½°. Zie ook het plaatje bij oploper. Alles beneden de stippellijn is achterlijker dan dwars. |
Achterpeiling | Achterpeiling wordt ook wel achtergrondpeiling genoemd. Het is de controle of en hoeveel het schip door stroom of wind wordt weggezet. Kijk over het achterschip naar een vast punt op de wal met een tweede object daarachter. Als deze ten opzichte van elkaar verschuiven heb je een ruwe methode om te bekijken of het schip wordt weggezet. Verwant: ankerpeiling. |
Adviesjacht |
Een adviesjacht is een snelvarend schip dat vroeger werd ingezet om de contacten tussen admiraliteit en oorlogsvloot te onderhouden. In de 17e eeuw werd waarschijnlijk ook de naam quelpaert gebruikt. De betekenis c.q. herkomst is niet duidelijk. Een lastpak of kwelgeest voor de vijand? |
Afborrelen | Een ruzie tussen twee vrienden kan afgeborreld worden. Het komt weer goed. In schippersjargon komt het niet meer goed. Afborrelen is zinken. |
Afhouden | Naast het - met handen en/of voeten - afhouden van de boot spreek je ook van "afhouden" als je een zeilboot een richting stuurt waarbij de wind meer van achteren invalt. Nicolaes Witsen [1641 - 1717] verklaarde afhouden als volgt: "Wanneer het anker ingwonden wert, hetzelve van de boegh afkeren, opdat geen schade aen het schip geschiede. Anders ruim windts zeilen oock van lant zeilen. Als het touw over een braetspit gewonden wert, is daer een Man, die het touw, dat gewonden is, afhout en te rugh haelt". |
Afhouder |
Een afhouder is het
jongste lid van de bemanning (11 t/m 13 jaar) van een drijfnetvisser, in het algemeen belast met het
vrijhouden van de reep tijdens het halen en
opschieten van de vleet.
Eigenlijk het gevaarlijkste werk aan boord.
Het halen van de vleet gebeurde altijd met de kop op de zee. De reep liep
van de kaapstander in de lengterichting over het dek en ging door het
kluisgat dat zich in de verschansing aan de voorsteven bevond naar het net.
Als er een nogal hoge zee stond werd de kop van het schip op zo'n golftop
naar boven gegooid. De reep kon op die momenten heel strak komen te staan en
schoot dan tegengesteld aan de haalrichting terug. Als de afhouder even niet
oplette, konden zijn vingers tussen de slagen van de reep raken en het
gevolg was dikwijls meer of minder ernstige verwondingen aan zijn hand. De
reepschieter, die zich in de reepkee (het ruim waar de reep werd opgerold) bevond, kreeg bij het terugschieten van
de reep ook wel eens een klap van de reep en kwam dan soms met een blauw oog boven. Na een aantal teelts werd de afhouder reepschieter. Bron: NicoPronk. |
Aflopen | Het "aflopen" van een schip is een vergeten woord voor gewapend oproer van schepelingen ofwel muiterij, maar ook voor het plunderen van een op de klippen geraakt of gestrand schip. |
Afmeren
|
Afmeren kent meerdere woorden met dezelfde betekenis en is afgeleid van meren.
Het vastleggen van je schip. Vroeger kende men ook nog maren, marren en moeren.
Tegenwoordig gebruikt men i.p.v. meren meestal afmeren. Het woord aanmeren
betekent eigenlijk vastmaken aan een ander schip, maar wordt door
beroepsschippers nauwelijks of niet gebruikt. Met aanleggen wordt
ook het
klaarleggen van netten en vistuig bedoeld, en "aanleggen op" betekent dat het
schip een koers vaart naar een bepaald doel. Het tegengestelde van meren, het
wegvaren, heet ontmeren of gewoon afvaren. In het
tenenkrommende RTL magazine "jotvizjun", je weet wel, het programma
(YachtVision, in 2013 omgedoopt tot VaarTV en na 2014 ter ziele) dat altijd
weer peperdure sloepjes met gebogen
vlaggenstok promootte, sprak de presentatrice over aanmeren voor vastleggen en afmeren
voor wegvaren. Nadat het programma omgedoopt was in
"vaartv" en alleen nog maar over "sportboten" ging, heette het slippend vasthouden in de sluis
ineens weer wel afmeren. Tja... Onderstaande tips zijn zonder gebruik van een boegschroef. Afmeren zonder wind en stroom met gebruikmaking van het wieleffect
van de schroef. In de laag meren.
Afmeren met gasten aan boord. |
Afslacken | Afslacken is een term uit de zeevaart. Het betekent gas terugnemen, vaart minderen. |
Afsluiter | Afsluiters zijn kranen om leidingen af te sluiten. Kogelkranen, schuifafsluiters en vlinderkleppen. |
Afsnij | Vroeger werd vaak na afloop van een reis, nadat het schip was afgetuigd (afgesneden), het overschot aan proviand (het afsnijdje) onder de bemanning verdeeld. |
Afteutelen |
|
Afvaren
|
|
Afzinken (scuttelen) |
|
Aggregaat |
Een aggregaat is een apparaat dat elektrische stroom kan leveren, bestaande uit een
generator en een aandrijfmachine (wind, diesel- of benzinemotor). Een aggregaat aan boord
is natuurlijk prachtig, zeker als je voor langere tijd aan wal ligt. Nadeel is dat de
meeste aggregaten herrieschoppers zijn. Er zijn kleine handzame aggregaatjes op benzine
die volgens de fabrikant fluisterstil zijn. Het afgegeven vermogen ligt tussen de 400 en
1000 watt, voldoende voor de meeste apparaten en opladen van accu's. Toch is het gebruik
tussen andere watersporters niet aan te raden. Het begrip fluisterstil zal door hen niet
onderschreven worden. In overleg zal je best wel even kunnen draaien, maar zeker niet uren
achtereen. Denk er ook aan dat een benzine aggregaat nooit onderdeks mag draaien
of omkast mag worden. Het
uitlaatsysteem en de carburatie bij benzinemotoren is daar absoluut niet voor geschikt;
denk aan oververhitting en koolmonoxide. Wanneer je redelijk fluisterstil wilt
werken moet je de hoofdprijs betalen voor een dieselaggregaat die onderdeks geplaatst kan worden. Maar vergis je niet. Ook
een dieseltje heeft een hoorbare uitlaat.... Verwant: acculader, omvormer. |
AIS | Automatic
Identification System, of kortweg AIS. Het is een transpondersysteem voor zeegaande
schepen waarmee op een gemeenschappelijk marifoonkanaal doorlopend de identiteit, koers,
snelheid en eventuele andere gegevens worden uitgezonden naar alle andere zich in de buurt
bevindende schepen en eventuele walstations. De transponder kan voor
grafische weergave worden aangesloten op een waterkaart of radar. Inmiddels
ook steeds meer in gebruik bij de binnenvaart, waarbij het de bedoeling is
om ook niet-varende objecten als boeien en havenhoofden te voorzien van een
AIS-zender. Op plekken zonder stroomvoorziening is zelfs virtuele AIS
mogelijk. De zender staat dan (dichtbij) op een andere plaats, maar zend wel
de juiste coördinaten uit. Informatie over het systeem en het ShipPlotter programma, waarmee AIS te decoderen is en de positie van schepen op kaarten zichtbaar kan worden gemaakt is o.a. hier te vinden. Actuele positie van schepen en hun bestemming is te volgen op marinetraffic.com. |
Akertje |
Een
akertje is de drinkbeker die met een ketting aan het watervat zit. Om verspilling en
diefstal van kostbaar drinkwater aan boord van reddingsloepen te voorkomen werd tevens de
opening in het vat zo klein gehouden dat alleen het akertje erdoor kon. Een watervat van
ongeveer 30 liter heette een varken of verken, hoewel die
naam ook werd gebruikt voor een (voorraad)watervat van 291 liter [RmN]. Een geteerd watervat
heette een
legger en het akertje werd ook wel mutseke of mutsje genoemd. Het kleine bol gesneden razeil onder de boegspriet van oude schepen, soms blinde genoemd, heette ook wel aker, mogelijk terug te vinden in spinnaker. Direct na de oorlog [1946] komt varken in een andere hoedanigheid terug. Het werd de koos- of scheldnaam voor de krijsende keerkoppeling van de in snel tempo gemotoriseerde spitsen. |
Alle hens |
|
Allemansend |
|
Alluvium | Alluvium is aangeslibd land, aanwaskust of accumulatiekust. Oeverbewoners hadden wel "alluvierecht", het recht om zich het aangeslibde land toe te eigenen. Het tegengestelde, de afschavende werking van de branding welke kracht zelfs nissen in een rotswand kan veroorzaken, wordt abrasie genoemd. Abrasie is ook de benaming voor het zandstraaleffect van een zandstorm. |
Almanak | De ANWB geeft wateralmanak deel 1 en 2 uit. Deel 1 bevat vaarreglementen en vaartips, deel 2 bedieningstijden van bruggen en sluizen en kenmerken van wateren en jachthavens. Omdat het voor elke boot verplicht is vaarreglementen aan boord te hebben is almanak deel 1 daarvoor het aangewezen boekwerkje. Kleine open boten zijn overigens vrijgesteld. |
Alternateur |
Alternateur: of
op z'n Engels: alternator. Andere benaming voor wisselstroomdynamo
of wisselstroomgenerator. In de wandeling nog steeds dynamo genoemd. Google op: The 12 Volt Doctor's Alternator Book. |
Aluminium | Aluminium is een zeer licht, minder edel metaal dat snel corrodeert. Zuiver aluminium is bovendien absoluut niet sterk. Toch wordt het in de scheepsbouw steeds meer toegepast, met name voor masten en raamsponningen. Het lijkt merkwaardig, maar is het niet. Er worden n.l. kleine toevoegingen van andere elementen gebruikt, waardoor geweldige sterkte en betere corrosiebestendigheid wordt bereikt. Het eindproduct van zo'n legering wordt bovendien geanodiseerd. Dat is een elektrolytisch proces, waarbij het aluminium als anode fungeert en opzettelijk corrodeert. De oxidefilm die hierbij ontstaat beschermt het onderliggende aluminium en kan zelfs worden gekleurd. Voor scheepsgebruik wordt de zaak bovendien nog verzegeld door een chemisch aangebrachte afdeklaag. |
Aluminium ramen | Scheepsramen
in rubber zijn zo langzamerhand uit de tijd. Het is op groot water onveilig en de ergernis van zwarte strepen hangt menig
bootbezitter de keel uit. Er is weliswaar een grijze variant, maar die begint na een paar
jaar al te brokkelen. Tijd voor aluminium dus. De prijs lijkt een bezwaar, maar de
meerwaarde van je schip maakt dat ruimschoots goed. Het boren van bevestigingsgaten is
tegenwoordig niet meer nodig, de ramen worden d.m.v. een binnenrand in de sponning
geklemd. De kwaliteit van het geanodiseerd aluminium is bij de
meeste leveranciers gelijk. De montagemethode verschilt echter en kan soms problemen
opleveren. De goedkoopste en bij ombouw meest gebruikte methode is montage met z.g.n. parkertjes (zelftappende schroefjes), die
binnen- en buitenrand naar elkaar toetrekken. De binnenrand is voorzien van voorgeboorde
gaten, de buitenrand heeft afhankelijk van leverancier corresponderende gaten of een
sleuf. Dit soort ramen vraagt een mooi strak casco. Oneffenheden zijn niet of nauwelijks
op te vangen. Als de parker "dol" draait ben je de pineut. Een
bekende leveranciers van dit
type ramen is Vetus. Beter, maar duurder, zijn de ramen van Hora, RaFa, Smaal, Rhigo e.a. Deze leveranciers voor beroepsvaart hebben een systeem van
klemblokjes en/of boutjes, die tegen de binnenzijde van het casco gedraaid worden en
daarmee tot op zekere hoogte elke oneffenheid of kromming van het casco kunnen opvangen.
Simpelweg de bouten strakker aandraaien. Aan de binnenzijde wordt de zaak afgewerkt met
een aparte sierlijst, die helaas ook de meerprijs bepaalt. Lekkage bij aluminium ramen kan soms eenvoudig zonder demontage verholpen worden met Captain Tolley's Creeping Crack Cure, een polymeer met lage viscositeit dat zelf z'n weg vindt naar scheurtjes en spleten en deze doeltreffend afdicht. Verkrijgbaar bij de betere watersportzaak en op internet o.a. via correct.nl. |
Amfioen | Amfioen is de oude benaming voor opium. Dit "heulsap" was zeer lucratieve smokkelwaar bij de vaart op de Oost. |
Ammerstolse
boot |
De Ammerstolse boot was een vergroot exemplaar (7m) van de Hollandse boot, speciaal voor de visserij op zalm. |
Ampèremeter | Als je
regelmatig met een lege accu te maken hebt wordt het tijd voor controle van stroomverbruik
en bijladen. De eenvoudigste permanente meetmethode is via een ampèremeter op het
dashboard. Bij een analoge meter slaat de naald bij laden naar rechts uit en bij verbruik
(ontlading) naar links. Heel goed is te zien dat bij draaiende motor met tegelijkertijd
behoorlijk stroomverbruik de meter minder naar rechts uitslaat en er dus minder wordt
geladen. De ampèremeter heeft een B (+) en een L (-) contact en wordt geplaatst in de
plusleiding van accu naar boordnet met de B naar de accu. De laadstroomdraad van de dynamo
wordt aangesloten op het L contact. Bij gebruik van een diodebrug dient de laadstroomdraad
ACHTER de diodebrug gebruikt te worden. Als je in dat geval de laadstroom per accu wilt
weten is de simpelste manier om per accu een ampèremeter te plaatsen. Verder is het bij
zwaar gebruik noodzakelijk over het B en L contact parallel een speciale weerstand te
plaatsen, een shunt. Gebruik een shunt die bij de capaciteit van de ampèremeter past. Op
elke shunt staat een voltage, uitgedrukt in millivolt en de stroom in ampères. Als het
goed is moet zo'n 9/10 deel van de stroom door de shunt worden afgevangen. Raadpleeg
hierover de leverancier. Verwant: accu, bedrading, contactslot, diodebrug, elektriciteit, combinatie 24V/12V en boordnet. |
Amsterdammer |
Het Amsterdammertje is een fraai gelijnd motorscheepje. Zo genoemd omdat het oorspronkelijk gebruikt werd als grachtenslepertje in Amsterdam en qua kruiphoogte (de stuurhut was neerklapbaar) onder de vele vaste bruggen door kon. |
Anemometer | Een anemometer is een windsnelheidsmeter; meestal zo'n ding met drie schoepjes. Denk eraan dat bij een varend schip alleen de schijnbare wind wordt gemeten. Pas bij een stilliggend schip kan je de ware windsnelheid aflezen. |
Ankerboei | Een
ankerboei markeert de plek waar je anker ligt. Zie
neuring. |
Ankerbol |
Een schip dat
stilligt zonder direct of indirect aan de oever gemeerd te zijn moet een zwarte bol op het
voorschip voeren op een zodanige hoogte dat het van alle zijden zichtbaar is. Een klein
schip mag de bol op een andere geschikte plaats voeren. Als verlichting een wit rondschijnend licht [ankerlicht, meerlicht] waar dit het best kan worden gezien. Bron: BPR Art 3.20. |
Ankeren
|
Optornen. Anker op gaan (grondbreken). Oude en
veelal
nog steeds gebruikte benamingen die met ankeren te maken hebben:
Ploegschaaranker: komt door de ploegschaarvorm altijd goed op de grond te liggen. Werp, Werpanker of Gooi: licht anker of dreg dat b.v snel door een sloep of bijboot kan worden uitgezet. Vaaranker: idem. (binnenvaart) Springanker: klein anker dat als hulp gebruikt werd als een schip bij storm onder zeil moest gaan. Walanker: andere naam voor katanker. Landanker: idem Grondanker: zwaar walanker om b.v. hijspontons op hun plaats te houden. Hofstee: bestendig anker in de haven Dijkanker / Loopanker: licht anker met een greep aan de schacht om in de grond te graven. Daagse spijker (daags anker): bakboord anker. Zondagse spijker: stuurboord anker. Eénhander: stokanker met één hand. Ebanker: Tuianker dat bij een vertuid schip tegen de ebstroom wordt uitgezet. ook wordt wel een drijfanker toegepast. Vloedanker: Tuianker dat bij een vertuid schip tegen de vloedstroom wordt uitgezet. Op een getijstroom legt men zowel een vloed- als ebanker uit. De ankers zijn hetzelfde maar worden beurtelings vloed- of ebanker genoemd. Drijfanker: Een drijfanker is een sleepzak. Dreg: een werphaak met drie of vier bledjes als anker voor kleine boten, maar ook om ongerechtigheden of drenkelingen uit het water te halen. In het laatste geval kan de dreg er zo uitzien.
Kinderanker: embleem, sieraad of borduursel van een stokanker waarvan stok en armen in hetzelfde plat vlak liggen. Uithanganker: stokankertje dat aan de gevel van de kapiteinswoning werd gehangen ten teken dat hij op de komende reis nog vracht kon vervoeren. Vloedanker: tweede anker tegenover het daganker om te voorkomen dat het schip bij opkomend water om het eigen anker zwaait. Rijanker: anker voor op het strand dat diende om het vissersvaartuig bij opkomend water rijdende (deinend in het water) te houden. Paddestoelanker: een anker met een ingravend deel als schelp of paraplu. Zeer goed houdvermogen, maar moelijk te lichten. Was in gebruik bij lichtschepen. Schietanker: anker dat als een kogel in de grond wordt geschoten voor de vertuiing van booreilanden. IJsanker: Ter voorkoming van het moeten uithakken van een vastgevroren walanker laat het Handboek voor Zeemanschap uit 1963 onderstaande constructie zien. Er wordt een kuil in het ijs gehakt, waarin een houten balk (deadman) met strop wordt gelegd. De kuil wordt gevuld met water dat bevriest. Aan de strop wordt met behulp van een stuk rondhout de meerlijn bevestigd. Bij vertrek blijft de deadman met strop in het ijs achter. Staagsgewijs: de ankerketting is ingedraaid tot hij strak als een
stag schuin omlaag wijst.
|
Ankerketting |
Gebruik als ankerlijn bij voorkeur een ketting of een kettingvoorloop aan de ankerlijn, waarbij
met "voorloop" bij pleziervaart een stuk ketting van ongeveer een bootlengte aan de
roering (ring)
van het anker bedoeld wordt. Een oude naam voor dat eerste stuk
ankerlijn was voorganger. Door het gewicht van de in een bocht hangende ketting zal het
anker evenwijdig aan de bodem worden getrokken en kunnen de vloeien
zich goed ingraven. Wanneer de ankerlijn te kort wordt ingedraaid zal de
lijn staagsgewijs strak komen te staan (de richting van het stag van
een zeilschip) en kan het anker zich niet ingraven of loskomen. Zie ankeren hierboven. Verwant: kettinglengte, neuring.
|
Ankerpeiling |
Een ankerpeiling is de controle of het anker niet krabt. Kijk naar twee vaste punten op de wal die
in elkaars verlengde liggen. Als de punten na een tijdje ten opzichte van elkaar niet
verschoven zijn houdt het anker. Als het schip wat giert is
deze methode echter onbruikbaar. Simpeler en zuiverder vind ik het gebruik van
een wachtlood. Dat is een handlood, een zwaar voorwerp aan een lange dunne lijn. Laat
het lood rechtstandig tot de bodem te water, vier een flink stuk extra lijn zodat de zaak
goed loos hangt en zet het uiteinde vast. Na verloop van tijd haal je de loodlijn op tot
hij strak staat. Wijst hij niet meer recht naar beneden, maar schuin in de richting van
het anker dan is je schip op drift. Remedie: steek meer ankerlijn en/of laat een zwaar
gewicht met een hulplijntje langs het ankertouw zakken, zodat het beter kan doorhangen of
breng een tweede anker onder een hoek van 45°, of een gekat
anker uit.
|
Anode | Verschillende
metalen ondergedompeld in een geleidende vloeistof zijn onderhevig aan een
elektrisch stroompje dat het minst edele metaal zal invreten. Zo'n proces wordt
galvanische corrosie genoemd. Dit komt o.a. voor bij een stalen scheepshuid en een bronzen schroef. Om het ter plekke invreten van de scheepshuid tegen te gaan kunnen blokken van een minder edel metaal geplaatst worden. Deze blokken (anodes) offeren zich op. Dit heet kathodische bescherming. De anode ontvangt elektronen uit de scheepshuid. Daardoor loopt er een stroom van anode naar het schip. Het minder edele mataal van de anode lost door deze stroom op en deponeert zich als een dun beschermend laagje op de scheepshuid. Een veel toegepaste anode is de zinkanode, maar in zoet water heeft de schipper de beste ervaring met minder edele soorten als aluminium of magnesium. Denk eraan dat anodes nooit geschilderd of geteerd mogen worden en dat de bevestigingsbouten of draadeinden van gewoon staal moeten zijn, het liefst gelast aan het schip. Maak ook niet de goedbedoelde fout de anodes schoon te maken met een staalborstel of vijl. Er kunnen restjes staal achter blijven die de werking sterk doen verminderen. Een pokdalig uiterlijk betekent dat de anode werkt. Afblijven dus! Een goede methode om galvanische corrosie te beperken is er voor te zorgen dat geen elementen met een groot potentiaal verschil naast elkaar worden gebruikt, dus zeker geen RVS koelpijpen onder het schip. Zie daarvoor de galvanische reeks van elementen. Er is een vuistregel voor het aantal/gewicht van zinkanodes. Het is afhankelijk van de grootte van het natoppervlak (onderwaterschip: lengte waterlijn x (breedte + diepgang). Tot 30m²: 2 x 4kg, tot 60m²: 4 x 4kg, tot 90m²: 6 x 4kg enz, met voor het roer 2 x 1kg. Bij gebruik van aluminium of magnesium dezelfde aantallen aanhouden, maar uiteraard minder in gewicht. Klik op het plaatje voor een indruk van een goed werkende anode. Baars Anode heeft zelfs een rekentool. Hetzelfde probleem bij huiddoorvoeren. Ook hier gaat het vrijwel altijd om andere metalen dan staal op staal, waardoor minieme elektrische stroompjes gaan lopen waarbij het staal rondom gaat corroderen en op den duur, > 10 jaar, mogelijk lekkage en in het ergste geval zelfs afborrelen kan optreden. Gelijke metalen kunnen ook onderhevig zijn aan galvanische corrosie. De oorzaak is dan elektrische stroom van buitenaf. Ze gaan zich gedragen als anode en kathode met een verwoestend effect. Het lijkt een tombola, want het is niet bekend welk deel anode wordt en als gevolg van heftige corrosie in snel tempo sneuvelt. Meestal is aansluiting op foute walstroom de boosdoener, hoewel ook een ouderwets enkeldraads boordnet zonder hoofdschakelaar de oorzaak kan zijn. Raadpleeg voor het veilig aanleggen van zo'n aansluiting een van de bekende specialisten in jachtelektro zoals Victron, Mastervolt of ASA. Een uitgebreidere uitleg over diverse vormen van corrosie en het voorkomen ervan is te vinden op Aan & Uitleg in een artikel van Michel Groen. Verwant: putvorming, damwand. |
Antifouling |
Antifouling, nog niet zo lang geleden gewoon huidverf genoemd,
beschermt het onderwaterschip tegen aangroei (de baard).
Men noemde dat vroeger een vuil schip: "buitenom bewossen met groente,
schelpen en ander tuig". Een goed werkende antifouling is koper- of tinhoudend.
Tussen januari 2000 en maart 2005 was het gebruik echter niet meer toegestaan. Fabrikanten
deden hun uiterste best een vervangend product te ontwikkelen, hetgeen niet echt lukte.
Het probleem was een werkzame stof te vinden die aangroei voorkomt maar tevens niet
schadelijk is voor het milieu. Ze spanden een kort geding aan tegen het ministerie van
VROM, dat op 11 maart 2005 resulteerde in een tussentijdse uitspraak van de
voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven (CBB), waarin het
verbod voor koperhoudende antifouling is opgeschort. Organische tinverbindingen zijn wel
definitief verboden, wereldwijd ook voor de beroepsvaart. Hieronder een
afbeelding van mossel/schelp aangroei aan een zeilboot met buitenboordmotor. Afb: Waterkampioen no 6 2018 . |
Antivries | Antivries is een vorstbeschermingsmiddel op basis van ethyleenglycol dat zelf verdund moet worden. Zeer giftig, daarom niet geschikt voor drinkwatersystemen en vanwege corrosiewerking van het leidingwater ook niet geschikt voor motorblokkoeling. Gebruik liever koelvloeistof. |
Apostelen |
Apostelen zijn de verticale stootranden aan weerszijden van de voorsteven, meestal als verbinding tussen onder- en boven berghout. Bij motorjachten wel voor de sier en heel kenmerkend toegepast bij de barkas. Apostelen worden aan de bovenzijde soms verlengd met judasoren (bolders). Oorspronkelijk waren apostelen echter de stutten of stempels die onder de oplopende zijden van voor- en achterschip op de sleden van een scheepshelling stonden tijdens de tewaterlating. De naam zou komen van het oud-latijnse apposta of appostella, waarin het begrip "stut" ligt besloten, hoewel het Etymologisch Woordenboek spreekt over scheepstaal voor het wegzenden van schepen, gevormd uit apo- weg- en stéllein zenden. |
Aquaduct
|
Aquaduct is van oorsprong de
benaming voor een Romeinse waterleiding, die als overdekt kanaal bovengronds over
gemetselde bogen was aangelegd. Tegenwoordig de constructie waarmee een waterweg over een
uitholling in het terrein, waar een verkeersweg, spoorbaan of andere waterweg loopt,
geleid wordt. Verwant: naviduct,
stevelduct.
|
Ark |
Ark is de benaming voor een rechthoekige drijvende bak, het meest bekend als woonark, een stalen of betonnen bak met woonhuisopbouw. Amsterdam kende echter ook arken als bedrijfsvaartuig. Het waren vierkante houten schuiten die grond, zand of kalk vervoerden. Zie ook Ark van Noach. |
Armazoen |
Oude benaming - armasoen - voor een slavenschip, maar eerder voor een tussenlading of scheepslading op thuisvaart (retourlading). Verwant: cargazoen, (uitgaande scheepslading). |
ATIS | ATIS = Automatic Transmitter
Identification System. Een signaal dat automatisch de gecodeerde roepletters van het schip
bij marifoongebruik meezendt. De ATIS code bestaat uit 10 cijfers. De Nederlandse code
begint met 9, daarna de gecodeerde radioroepnaam, waarvan voor Nederland de eerste letter
een P is die wordt weergegeven door "Maritime Identification Digits" als
MID-code 244. PH is b.v. 24408 (P = 244, H = 08, achtste letter v.h. alfabet), gevolgd
door de vier cijfers van de roepnaam. De ATIS van PH8784 is dus 9 244 08 8784. Elke
goedgekeurde marifoon heeft deze voorziening. Het
ATIS-signaal wordt automatisch verzonden bij het loslaten van de spreeksleutel en bij
langere uitzendingen om de vijf minuten tussendoor. Bij koop of verkoop van een gebruikte
marifoon dient herprogrammering plaats te vinden. Het is al jaren niet meer nodig om de roepnaam te gebruiken. Tot in de negentiger jaren werd een schip-wal telefoongesprek in dit voorbeeld als volgt aangevraagd: Scheveningen Radio, Scheveningen Radio: Hier Papa Hotel Acht-Zeven-Acht-Vier., graag een telefoongesprek met nul-vijf-twee-acht-drie-zes-acht-zes- vijf- acht ( 0528 368658). Waarna de vebinding tot stand werd gebracht en iedereen in de buurt van het schip kon meeluisteren. |
Averij-grosse | Het inroepen van
averij-grosse of "gemeene averij" was een gangbare praktijk in zeevarend
Amsterdam, getuige vonnissen uit de periode 1700-1810. Als tijdens een
zeereis schade ontstaan was aan een schip of de lading werden er extra
kosten gemaakt. Als deze schade was ontstaan door overmacht, en dus buiten
de schuld van schipper of bemanning, kon een beroep worden gedaan op
averij-grosse een regeling waarbij de kosten verdeeld werden over de
eigenaren van het schip en de eigenaren van de belading. Een recent voorbeeld is het containerschip Dali van 10.000 teu, dat op 26 maart 2024 door een storing tegen een peiler van de Francis Key Bridge in Baltimore voer en daarmee de gehele brug deed instorten. Omdat de schade en herbouw van de brug op een onvoorstelbare vier miljard dollar worden geschat, heeft de eigenaar averij-grosse over het schip uitgeroepen ondanks het feit dat het merendeel van de 4700 containers leeg was. Bronnen: archief Amsterdam en weekblad Schuttevaer. |
Azipod |
De azipod is een 360º
draaibare gondel met propellor welke onder het schip hangt, ook wel
roerpropeller genoemd. De azipod zorgt voor een
optimale wendbaarheid. De naam "pod" komt uit de luchtvaart waar deze gondels
bij luchtschepen (zeppelins) werden toegepast. Vooral grote passagiersschepen worden
tegenwoordig uitgerust met azipods. De aandrijving is dan diesel-elektrisch, d.w.z. dat
een of meerdere dieselaggregaten de stroomvoorziening verzorgen van de elektromotoren die
de schroeven van de azipods laten draaien. De elektromotor bevindt zich in of op de
gondel. Inmiddels is gebleken dat passagiersschepen met POD's tien tot vijftien procent
zuiniger varen dan met conventionele voortstuwing. Bovendien wordt bespaard op
sleepboothulp bij afmeren in havens. ZF Marine Krimpen ontwikkelde een
roerpropeller die ingetrokken kan worden in een tunnel, waarbij het vlak
afgesloten wordt en dus minder weerstand biedt. De "Azimuth Thruster" wordt
dus boegschroef. Bij
het varen over langere afstanden vergt dat minder energie. Naamsverwant:
hexapod.
Bronnen: elektrischvaren.info,
Schuttevaer.
|
Heel graag op- of aanmerkingen. |
Op alle materiaal (layout, tekst en afbeeldingen) rust het auteursrecht
van schipper Cees e.a.
Overname van artikelen of delen daarvan is slechts geoorloofd na schriftelijke
toestemming.
Mocht je ondanks
alle in acht genomen zorgvuldigheid menen rechten te kunnen ontlenen
aan in deze pagina gebruikt materiaal, laat de schipper dat dan zo spoedig mogelijk weten.