|
|
|
Vaam/vadem | Oude diepte- en lengtemaat van zes voet of 66 duim. Ook bekend als klafter of lagter. De Amsterdamse lengtevadem was 1,7 meter. Oorspronkelijk: "eene maat die men tot het meeten van de zee en rivieren gebruikt, zynde de lengte van twee uitgestrekte armen". Kettinglengtes worden zo wel aangegeven met als vuistregel dat een lengte ketting 15 vadem (27,5 mtr) is. Vamen wordt in schippersjargon ook als werkwoord gebruikt. "Invamen", een lijn binnenhalen of inkorten |
Vaantje | Windvaan of verklikker. Op zeilboten het lapje dat in een metalen frame om een pen in de masttop draait. Geeft tijdens varen de richting van de schijnbare wind aan. In plaats van het vaantje wordt ook wel een kleine stabielere windzak gebruikt; de koffiezak. Daarnaast wordt als handig hulpmiddel voor de grootzeiltrim ook wel gebruik gemaakt van tell-tales. Dat zijn draadjes, welke aan weerszijden van het zeil zijn genaaid, om elk vlaagje wind te kunnen waarnemen. |
Vaarbewijs
|
Misverstand 1: De verplichting tot het hebben van een vaarbewijs op binnenwater heeft niets te maken met motorvermogen. Wel met scheepslengte of vaarsnelheid. Voor schepen langer dan 15 meter of voor schepen die harder kunnen dan 20km/u is een Klein Vaarbewijs (KVB) verplicht en geldt net als voor een rijbewijs een minimum leeftijd van 18 jaar. Misverstand 2: Een bevaren zeeman met alle benodigde papieren heeft voor het varen op binnenwater met bovengenoemde schepen natuurlijk vrijstelling. Nee dus. Ook hij zal minmaal examen KVB1 en indien gewenst KVB2 (alle wateren) moeten afleggen. Waarschijnlijk met twee vingers in de neus, maar toch...
Er zijn vier
vaarbewijzen. Vanaf 2010 tevens geldend als ICC (International
Certificate for operators of pleasure Craft) Minder positief, nou ja. puntje van kritiek. Groot Pleziervaartbewijs,
Hetzelfde als het Beperkt groot vaarbewijs hieronder, maar dan zonder de vereiste drie
jaar vaartijd. In plaats daarvan moet men in het bezit zijn van het Klein
vaarbewijs, waarna het examen "CWO Groot Motorschip" bij de
Stichting VAMEX afgelegd moet worden. Er mag niet bedrijfsmatig gevaren worden. Zonder vaarbewijs, Vanaf 16 jaar (zie leeftijd)
mogen alle pleziervaartuigen tot 15 meter die niet sneller kunnen dan 20km/u
bestuurd worden. Per 1 januari 2020 worden de examens voor Klein Vaarbewijs 1 & 2 en Groot Pleziervaartbewijs niet meer afgenomen door de VAMEX maar door het CBR. Nieuw is dat je moet voldoen aan de keuringseisen voor de binnenvaart en dus een medische "Gezondheidsverklaring voor het vaarbewijs" moet invullen. Wanneer een of meer vragen met ja worden beantwoordt, zal een arts een toelichting moeten geven, waarmee de aard en ernst van de aandoening wordt verduidelijkt. Nieuw is ook dat het vaarbewijs niet direct na het examen wordt uitgereikt (was vanaf 2014), maar volgens het CBR binnen 5-10 werkdagen wordt thuisgestuurd. Weer een taak die het overbelaste CBR niet kan waarmaken? |
Vaarcursus | Zie opleiding. |
Vaardocumenten | Als je gaat varen in
het buitenland zijn papieren nodig. Douanepapieren en in sommige gevallen een bewijs van
bekwaamheid. Drie documenten die bij buitenlandse reizen van pas komen zijn: het
Internationaal Certificaat Pleziervaartuig (ICP), de Vlaggebrief (beide douanedocumenten)
en een bewijs van bekwaamheid, het International Certificate of Competence (ICC). Het
Nederlandse vaarbewijs is tevens ICC. Voor Duitsland geldt b.v. dat
bij een motorvermogen van meer dan 3,68 Kw (5 pk) al een ICC nodig is, dat alleen te
verkrijgen is op vertoon van minimaal vaarbewijs I. Houders van een ICC oude stijl (zonder
vaarbewijs) konden dit nog gebruiken tot eind 2003. Voor het varen in Oost-Duitsland is op
vaartips een Duitstalige
(mogelijk inmiddels verouderde)
brochure te downloaden met zeer
uitgebreide info: regelgeving, plaatjes, telefoonnummers etc. (met dank aan Frank Jansen). Voor Frankrijk is een ICC nodig voor vaartuigen met meer dan 7,28 Kw (9,9 pk) vermogen op
de schroef en een aan te schaffen watersportvignet [2013] gebaseerd op de
lengte van je schip. Inmiddels is voor pleziervaarders het ICC in het buitenland eigenlijk voldoende. Vanaf 1 januari 2010 is het ICC dan ook gekoppeld aan het Klein Vaarbewijs en wordt het als één document op creditcard formaat door het CBR uitgegeven. Het ICC heet tegenwoordig niet meer International Certificate of Competence maar Certificate for operators of pleasure Craft |
Vaargeul | Op groot water (meren en plassen) zijn vaargeulen gemarkeerd. Dat is hoofdvaarwater. Kruisende vaartuigen zullen voorrang moeten verlenen, want in alle omstandigheden geldt dat nevenwater wijkt voor hoofdvaarwater. |
Vaarregels | Het is verplicht
een recent exemplaar van de vaarreglementen aan boord te hebben. Een kleine open boot
zonder voor- of achterdek is vrijgesteld, BPR art 1.11. Het best kan daarvoor deel 1 van
de ANWB wateralmanak worden aangeschaft. Deze bevat de reglementen en bijzonder
waardevolle tips. Een exemplaar dat via een elektronisch middel op ieder moment
geraadpleegd kan worden is eveneens toegestaan. Je kunt op vaartips
het volledige BPR-20004 downloaden en op je laptop
installeren of uitprinten.
|
Vaarregels België | Vaarregels in Beeld is een uitgave van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer en brengt de belangrijkste regels uit het "Algemeen Politiereglement voor de Scheepvaart op de Binnenwateren" (APSB) van België in beeld. |
Vaarroutes | Op vaartips zijn zo'n 30 vaaroutes in Nederland verzameld, De beschreven routes in de Noordelijke provincies en Flevoland zijn bijna allemaal door de schipper zelf gevaren. De "vaarroutes en vaargebieden algemeen" zijn uit andere bron. |
Vaarschool | Zie opleiding. |
Val | Lijn om het zeil, gaffel of ra te hijsen. Bij zware
zeilen en ra's van grote schepen werd een takel met één of meerdere blokken toegepast en
werd dan kardeel genoemd. Het eigenlijke val heet dan draaireep.
Een val over een éénschijfsblok heet een wipper.
Verwant: bierstrekker. Andere betekenissen: - Verval (zakken) van het water (eb). - Dieper gedeelte van het water (Val van Urk). - Dichtzet (afgesloten watergang door een visnet). |
Valling | De voor- of achterwaartse helling van een mast. Als voorbeeld: schepen met latijnzeil hadden meest een voorwaartse valling, schoeners een achterwaartse. |
Valreep |
De valreep is oorspronkelijk een stuk touw met knopen dat overboord hangt en waarlangs men van boord kon gaan of aan boord kon klimmen. Een "luxere" versie was de touw- of stormladder (ook wel dronkemanstrap) met treden. De naam valreep of valreeptrap wordt ook voor de staatsietrap gebruikt. |
Varen doe je samen |
Om de veiligheid op de
Nederlandse grote vaarwegen te vergroten is in 2007 het project 'Varen doe
je samen!' (VDJS) gelanceerd. Met de ondertekening van het nieuwe convenant
2015 – 2020 bevestigen Rijkswaterstaat, provincies, Unie van Waterschappen,
Havenbedrijf Amsterdam, Havenbedrijf Rotterdam, BLN - Koninklijke
Schuttevaer, KNRM, Reddingsbrigade Nederland, ANWB, HISWA Vereniging,
Platform Waterrecreatie, Sportvisserij Nederland, Waterrecreatie Nederland
en het Watersportverbond het project voort te zetten met een nieuwe
aangescherpte focus. De aktiviteiten omvatten: - De website varendoejesamen.nl. - Uitgave van zogenaamde knooppuntenboekjes met beschrijving van (mogelijk gevaarlijke) knelpunten met advies voor veilige passage. - Uitgave van diverse brochures met de belangrijkste vaarregels en tips voor recreatievaart. - Sinds 2011 worden "VDJS" praktijkdagen georganiseerd als aanvuling op het theoretisch vaarbewijs. - Een gratis varen doe je samen App. Je kunt hier je kennis testen over varen en vaarregels. De test bestaat uit 10 vragen. Na afloop kan je een nieuwe test doen met "at random" andere vragen. Toch even mopperen:: In 2007 werd schipper Cees gevraagd of een linkruil met de nieuwe "varendoejesamen" website mogelijk was. Natuurlijk. De VDJS banner werd op de openingspagina van vaartips geplaatst. Na een jaar was de opportunistische liefde voorbij. Varendoejesamen had de link naar vaartips verwijderd. Maar goed: Zowel vaartips als varendoejesamen zijn opgenomen in het webarchief van de Koninklijke Bibliotheek. |
Varend(e) | In artikel 1.01 D4° van het BPR wordt "varend" als volgt omschreven: "Niet ten anker of gemeerd liggend noch vastgevaren". Hieruit volgt dat een schip dat geen vaart loopt toch varend is, ook wanneer door motorstoring of een ongeval het schip stilligt of wanneer een zeilschip geen vaart loopt door windstilte. |
Varend monument | Een schip kan een
varend monument worden als het ouder is dan vijftig jaar en een Nederlandse ligplaats
heeft of onder Nederlandse vlag vaart. Voorts moet het meer dan vijftig jaar geleden
beeldbepalend op de Nederlandse wateren zijn geweest of typerend binnen de ontwikkeling
van de Nederlandse scheepsbouw. Er is korte tijd sprake van geweest dat een varend
monument geen pleziervaartuig meer was als het ging om het voorhanden hebben van
laagbelaste olie in de brandstoftank. Hieronder het tabelletje dat daarvoor begin
negentiger jaren nog door de douane werd gehanteerd. Categorie-indelingen zijn gerelateerd
aan romp, opbouw en voortstuwing.
|
Veerpont |
Een klein schip moet
voorrang verlenen aan een vertrekkende, kerende of overstekende veerpont, Art. 6.23 BPR.
Da's een duidelijk artikel, maar hoe kan je nu zien dat een veerpont vertrekt? Da's
dus gokken aan de hand van sluitende slagbomen of een omhoogkomende kabel. Het
Watersportverbond wil dan ook dat veerponten verplicht worden bij vertrek een wit rondom
schijnend flikkerend licht te voeren [augustus 2009].
In Rotterdam werd in 1911 het eerste wagenveer in gebruik genomen. Bij laag water was het voor paarden soms onmogelijk de steile helling van aanlegponton tot vaste wal te nemen. De wagenveren hadden een in hoogte verstelbaar rijdek dat aangepast kon worden aan de hoogte van een vaste aanlegsteiger. Het laatste wagenveer heeft in Vlaardingen tot 1976 dienst gedaan. In Amsterdam was er over het IJ vanaf eind 19e eeuw tot 1920 een stoom kettingboot als pont in de vaart. Het geratel van de opgehaalde ketting was tot ver in de omtrek te horen. Momenteel kennen we nog steeds vrijvarende ponten, kabel- en gierponten en tot 1 november
1972 waren er zelfs rijdende veerponten. Deze
veerwagens reden over op de
bodem liggende rails. Het Amsterdam-Rijnkanaal kende er een vijftal. De uitdieping van het
kanaal betekende echter het einde van de veerwagens. Verder waren er tussen Enkhuizen en
Stavoren tot het midden van de vorige eeuw nog twee treinveren in gebruik met aan dek een
dubbel spoor rails en aan de Distelweg een goederen spoorpont die tot in de
tachtiger jaren dienst heeft gedaan. Die ponten van rederij NACO uit Alkmaar
hadden allemaal de naam "Spoorpont" met een Romeins volgnummer.
|
Veiligheid | Veiligheid aan boord. Zie veiligheid per radio of marifoon. Verder de Veiligheidsfolder van "Varen doe je samen" en de Zeevast checklist van de KNRM met alarmeringskaart, motoronderhoud, verbandkist, scheepsapotheek en overzicht veiligheidsuitrusting. De KNRM heeft inmiddels ook een KNRM Helpt App. Helaas werken de KNRM-links niet meer. Ga in plaats daarvan naar de hoofdpagina. |
Veldschuit |
Punterachtig gebruiksbootje uit de kop van Noord-Holland, daar ook wel schietschuit of houtschuit (Andijk) genoemd. |
Vengeance | Wat de handel al niet verzint :-) Verkopers van schroeven (propellers) voor snelle motorboten noemen hun aanbod tegenwoordig vengeance. Het grappige is dat het buiten "heftig", "wraak" en "snelheid" (dat het een aard heeft) ook "niet zuinig" betekent. In de filmindustrie had vengeance overigens altijd met wraak te maken. Vanaf 1935 inmiddels zo'n 70 titels (moviemeter.nl). |
Ventjager |
De ventjager ontstond uit de haringjager. Haringjagen door hoekers was het overnemen van de haringvangst in volle zee, om die aan land te brengen, zodat de buis in zee kon blijven. Vanaf de 20e eeuw werd de naam ventjager gebruikt, waar niet een bepaald type schip mee werd aangeduid, maar een snel vissers- of vrachtschip dat bij de visgronden de vangst van de aldaar vissende schepen overnam of aankocht, om deze zo snel en vers mogelijk naar de visafslag te brengen, te jagen en tevens parlevinkten (venten van scheepsbenodigdheden en levensmiddelen). |
Verdagen | Door wind of stroom
afdrijven van een stuurloos schip, ook wel verzeilen. "Het schip verdaagt
door storm aan lager
wal". Verwant: verlijeren. |
Verfsoorten
|
Maritieme
coatings voor beroeps en pleziervaart. Verfsoorten hebben een basis van hars ( epoxyhars, poly-urethaan alkyd, vinyl, chloorrubber, acryl, epoxyester) waaraan oplosmiddelen, pigmenten en nog enige toevoegingen zijn gedaan. Door het eventueel toevoegen van verdunningsmiddelen wordt de viscositeit bepaald. Voor aflakverf worden vaak hardere (duurdere) harssoorten gebruikt zoals alkydhars of nog harder polyerethaanhars of een combinaties urethaan-alkyd. Primer. Hechtprimer. Grondverf. Aflak. Twee-componenten verf. Drinkwatertanks Antifouling Bron: artikelen van Elbert Vissers in de Scheepvaartkrant van 2 april 2003 en 26 juli
2006. |
Verhaalkam | Een verhaalkam is een in- of op de verschansing aangebrachte sleuf waarin een landvast loopt (plaatje links). |
Verhaalkluis | Een verhaalkluis
is een in de verschansing aangebrachte opening met verdikte rand (kluisbaard of dop)
waardoor een landvast loopt. Een verhaalkluis is beter dan
een verhaalkam omdat de landvast er onmogelijk uit kan springen, maar minder
handig (plaatje rechts).
|
Verhalen | Verhalen
of vervaren is het verplaatsen van het schip naar een andere ligplaats binnen de
haven. De meerlijnen worden verplaatst naar een andere meerpaal en het schip wordt
daarheen getrokken. Indien gebruik wordt gemaakt van de voortstuwing sprak men over verstomen. Hieronder de goede en "verkeerde" vastmaakpunten voor verhalen en jagen van een klein schip zonder roerganger. De pijltjes geven de richting aan waarin het schip wordt getrokken.
|
Verjongen | Wie wil het niet...
Deze merkwaardige benaming (ook wel slurpen) wordt gebruikt voor het geleidelijk
dunner maken van een tamp, door garens uit kardelen weg te snijden en nadien te bezetten met een takeling,
waardoor de lijn gemakkelijker door een blok gehaald kan worden. Ook wel
slurf. Te lastig zinnetje? Goed, hieronder nog een keer, maar dan cursief...: Deze merkwaardige benaming wordt gebruikt voor het geleidelijk dunner maken van een touweind, door garens uit de strengen weg te snijden en het eind nadien te omwikkelen met bindgaren, waardoor de lijn gemakkelijker door een katrol gehaald kan worden. Het dun uitlopende eind wordt ook wel zwieping genoemd. Bij het huidige kunststoftouw wordt het uiteinde met een brander of aansteker bewerkt en het gesmolten stuk steeds tussen een lap doorgetrokken tot de gewenste "verjonging" is bereikt en een geslurpt touwtje is verkregen. |
Verlijeren | Zijwaarts naar lij afdrijven van het schip. De wraak of drift. Vooral een knikspant of platbodem zonder gestoken zwaard heeft weinig laterale weerstand en zal bij matige snelheid bij zijwind verlijeren. De mate van verlijeren, ook wel neergaan of afdrijven genoemd, is te zien aan de de wraaklijn. Dat is de scheve baan van het kielzog (zeilschip), of schroefwater (motorschip). Manoeuvreren met stevige zijwind kan bij een motorschip op nauw vaarwater aanzienlijk worden bemoeilijkt. Ook bij afmeren zal daar rekening mee gehouden moeten worden en een ervaren motorschipper zal in zo'n situatie anticiperen door, b.v. ook bij het wachten voor een brug, gebruik te maken van het wieleffect van zijn schroef. Verwant: gebekt varen. |
Verschansing | Verschansing of kortweg schans is de benaming voor een dichte borstwering - boeisel - rond het gangboord of opperdek, die voorkomt dat golven over het dek spoelen en dat er bij storm bemanning overboord, "over de muur", gaat. Hoewel met "verschansing" oorspronkelijk zowel een gesloten als open borstwering (vertuining, voorscheen) werd bedoeld, gebruikt men tegenwoordig voor een open hekwerk meestal de naam reling. "Schans" was eertijds ook de duiding voor een tussendek in het achterschip. [MCC] |
Versebalie (varsebalie) |
Koksmaat.
Oorspronkelijk had de "versebalie" tot taak het zoutvlees en -spek alsmede
stokvis vóór bereiding in een kuip (balie, weekbak, of vuilebras) met
zeewater te weken, dat elke
wacht te verversen, om tot besluit het overtollige nat met de voeten uit te
"treden".
Reeds in de 17e eeuw begon een bekend uitporlied met: "Verse balie, malle gek;
rijs uit je kooi, ververs je spek". Dit "spekverversen" diende ook om de steeds erger wordende
stank van het bedorven vlees te verminderen. Geen wonder dat de meeste schepelingen door
dit zoutvlees constant dorstig waren, buikkrampen hadden en/of aan de schijterij waren.
Ook geen wonder dat ze daardoor dikwijls ziek te kooi lagen, of gewoon op jonge leeftijd
dood gingen. Een zeeman van veertig jaar was een ouwe taaie en een uitzondering. Toch was
niet het bedorven voedsel de hoofdoorzaak, maar het gebrek
aan vitamine C. Als een zeeman getroffen werd door
scheurbuik, dan had zijn laatste uur
geslagen. Het was een afschuwelijke ziekte, waarbij het bindweefsel degenereert, met
bloedend tandvlees als gevolg, loszittende tanden, en een naar verrotting ruikende adem.
Oude wonden gaan open en breukvlakken van geheelde botbreuken laten weer los. Als de
ziekte niet behandeld wordt, leidt het tot een langzame en uiterst pijnlijke dood.
Historici hebben voorzichtig geschat dat scheurbuik voor meer doden op zee zorgde dan
stormen, scheepsrampen, zeeslagen en alle andere ziekten bij elkaar. Meer dan twee miljoen
zeelieden zouden aan scheurbuik zijn bezweken in het tijdperk van de zeilvaart. Op de tweede plaats kwam vlektyfus. Een uitbraak van de zeer besmettelijke ziekte (als bron meestal een logement) bracht dagelijks nieuwe slachtoffers en woedde zo'n een tot twee maanden onder tweederde van de opvarenden van hoog tot laag, waardoor het schip ernstig belemmerd werd in de voortgang. Er waren ook sterfgevallen, maar velen herstelden en konden weer aan het werk. Echter wanneer een nieuwe uitbraak of andere ziekte, b.v. dysenterie of "rode loop" de kop op stak konden de verzwakte lichamen daar niet meer tegen en stierven ze "in groten getale". Pas vanaf 1774 kwam er bij de Compagnie een gezondheidskeuring bij inscheping. Op de derde plaats het feit dat zeeleui niet konden zwemmen. Bij een "overboord" peinsde de schipper van een zeilschip bij een vol zwaaar inkomende wind niet over een redding. Hij zou dan moeten gijpen, hetgeen volgerns Arne Zuidhoek meer levens kon kosten dan die ene. Verwant: scheurbuik, de pest van de zee, bottelier, victualiën, wachtnamen. |
Versteeg |
Willem Karel Versteeg (1880-1962) is bekend als modelbouwer en auteur van "Scheepsmodellen 1700-1900" uit 1947. Op zijn tekeningen staat altijd de bron vermeld: een eigen opmeting ter plekke, een werkplan uit een scheepswerf, een opmeting van een eerder gemaakt scheepsmodel, een oude tekening of zelfs een schilderij. Zijn tekeningen vormden ook de bron voor de aquarellen in "De scheepsbouw vanaf zijn oorsprong", het naslagwerk van ingenieur Emil van Konijnenburg. Versteeg besteedde tien jaar aan het opmeten en uittekenen van oudere scheepsmodellen, waarvoor hij scheepswerven bezoekt van Oost‑Friesland tot aan de Franse grens. |
Vertieren | In scheepvaartbetekenis is dit een oude term voor de voortgang van een schip. Zie onderaan bij kilometerraai. |
Verwaaid liggen | Het bij een zeilschip door hevige wind afdrijven of in een luwte vallen en daardoor geen voortgang maken. Maar ook het niet veilig kunnen uitvaren. "We lagen twee dagen verwaaid in Enkhuizen", of zoals men vroeger zei: "De schepen lagen daar beweerd". |
Verweerde verf | Verweerde verf op een stalen schip of krasjes bij een polyester schip? Over het algemeen met goed resultaat te behandelen door te cleaneren met Commandant nr 4 (groen blik) of Commandant 5 (geel blik) en daarna in de was zetten met een siliconenvrije was. Commandant nr 7 is niet te adviseren, want dat is een siliconenwas, hetgeen bij latere schilderwerkzaamheden dikke problemen kan geven. Schilderwerk hecht niet op sporen van siliconen. Het dient zorgvuldig verwijderd te worden met een rubbing compound als Commandant nr 3 (rood blik). Een heidens karwei. |
Verzekering | Bootverzekering: Merkwaardigerwijs bestaat er geen verzekeringsplicht voor pleziervaartuigen. Er zijn maatschappijen waarbij in de AVP polis (aansprakelijkheid particulieren) kleine bootjes automatisch zijn meegenomen voor letselschade. Men hanteert dan de norm van een motorvermogen tot 3kW (4pk) en/of een zeiloppervlak tot 16m². Uiteraard is een All-Risk bootverzekering verstandiger, daarmee is schade aan het eigen schip ook gedekt. Bij veel maatschappijen is de voortstuwingsinstallatie na enkele jaren echter beperkt verzekerd of uitgesloten. Kies daarom voor een gespecialiseerde scheepsverzekeraar, die over het algemeen volledige vergoeding van alle reparatiekosten zal geven, zonder "aftrek nieuw voor oud" tegen een verhoudingsgewijs lage premie. Denk eraan dat voor snelle motorboten op sommige wateren een WA verzekering verplicht is en dat voor snelle motorboten kleiner dan 6,50 m een relatief hogere premie gevraagd kan worden. Een goede scheepsverzekering is ook nodig als je bedenkt dat de aansprakelijkheid op binnenwater anders in elkaar zit dan op de weg. |
Verzetten | Eén van de drie translatiebewegingen van een schip. |
Vetkoord |
Een
vetgesmeerde gland, wordt afgesloten door een
schroefaspakking van één of meerdere vetkoorden. De gland mag geen water lekken. Als dat
na wat aandraaien van beide moeren toch gebeurt dient een nieuw vetkoord toegevoegd te
worden. Dit kan gedaan worden terwijl het schip in het water ligt. Gebruik een koord dat iets dikker is dan de beschikbare opening. Tik het met een hamer enigszins plat tot de juiste diameter. * Wikkel het overlappend om de schroefas en breng het bij de overlap met een schuine snede op lengte. Duw het in de gland en draai de sluitbus zover aan dat de schroefas met de hand nog net draaibaar is. (De snijvlakken van een tweede of derde koord mogen niet tegenover elkaar zitten, dus "verschervend" aanbrengen). Na een uurtje varen nog een keer op dezelfde wijze aandraaien. De gland mag inmiddels handwarm zijn, maar niet echt heet. Zorg dat beide moeren een gelijk aantal slagen krijgen zodat de sluitbus zuiver recht zit. Bij twijfel (slagen niet bijgehouden) de flensruimte links en rechts controleren met een schuifmaat. Na een aantal jaren of een paar honderd vaaruren zal het nodig zijn oude hardgeworden restanten te verwijderen alvorens nieuw koord aan te brengen. Met een haaknaald kunnen die verwijderd worden. Dit klusje kan het best op de wal gedaan worden, maar is in het water ook mogelijk. Draai dan van te voren wat extra (lithium)vet in de schroefaskoker en houd emmer en dweil bij de hand. *) Het enigszins afplatten van het koord is een gruwel voor ons forumlid Joson ex-machinist bij de Koninklijke Marine. Hij zegt: "Mijn haren rijzen te berge. Toen ik in 1972 geplaatst werd bij de technische opleidingen van de KM om daar het vak te leren was een van de allereerste dingen hoe je een as moet verpakken en ga in ieder geval het vetkoord niet met een hamer plat slaan. Je verprutst de structuur van het gevlochten koord en een deel van het vet verdwijnt al uit de pakking. Handel als volgt:
|
Vette pik | Niet gelijk lachen. Pik of pek is de zwarte brandbare en stroperige vloeistof die overblijft na destilatie van steenkool. Steenkoolteer werd toegepast bij het breeuwen van schepen. Oorspronkelijk werd gebruik gemaakt van houtteer (stockholmteer), maar later werd er overgeschakeld op koolteer omdat dit veel goedkoper was. Omdat de schippers een uitstekende ervaring hadden bij het onderhoud van hun houten schepen is het gebruik doorgezet bij de latere ijzeren schepen. Het grote voordeel was de goede bescherming in combinatie met relatief weinig aangroei. Aangroei maakt de scheepshuid ruw en dat kost brandstof. Vette pik is een mengsel van pek en kaarsvet, Het geheel gaf na smelting een beter vloeibare substantie om te gieten. Verwant: pikbroek. |
Victualiën |
Mondvoorraad of proviand. Eten en drinken. Oude benaming fictalje. Zie ook zeemansvoeding in vroeger eeuwen. Verder victualiënlijsten uit 1697, 1775 en begin 20e eeuw. De eerste [1697] voor een tocht van een jaar en een overzicht van de "lijftocht" op een oorlogsschip voor een maand, ieder uitgaande van een equipage van 100 man. Daarna een "scheeps-portie" uit 1775 en tot besluit rantsoenen voor de koopvaardij uit de 20e eeuw per man per week en voorraden voor een reis van 50 dagen op het passagiersschip Willem Ruys dat vanaf 1947 met max. 785 passagiers op Indie pendelde. Verwant: parlevinker, katschip, aan boord van een VOC schip. |
Vierkant getuigd |
Vroeger
waren zeegaande schepen vierkant getuigd. Vierkante zeilen, nou ja, ietwat trapeziumvormig
met een licht naar boven gebogen onderlijk aan een ra. De zeilen
waren niet uit één stuk gemaakt, maar uit banen, waardoor ze heel zwaar werden. De
onderste razeilen van het zwaarste doek nr. 00 wogen (droog) wel een ton en waren nat
haast niet te buigen. Pas in de loop der tijd ging men combineren met een langsscheeps
getuigde mast voor betere wendbaarheid en de mogelijkheid beter in de wind te zeilen. De Amerikaanse schoeners waren
bij mijn weten de eerste grote schepen met een volledig langsscheeps tuig en waren snelle hoog aan de wind zeilers. Om voor de wind en met ruime
wind nog betere stuwkracht te krijgen werd toch terug gegrepen op vierkante zeilen. In
de fokkemast werden op die koersen boven het schoenerzeil nog één of twee razeilen
gevoerd. Je had dan de snelste all-round zeiler van die tijd, een topzeilschoener. Zie ook overstag met een zeegaand volschip. |
Vingerling | Een
aangehangen roer hangt met pennen (roerhaken) in ringen die aan de achtersteven bevestigd
zijn. Zo'n ring heet een vingerling en bij grote diameter vroeger ook wel duimling.
De vingerling is soms beschermd door een metalen bus, het/de panstel. Een schip
met aangehangen roer zal optimaal wendbaar zijn, omdat de gunstigste plaats voor een roer
zover mogelijk naar achteren is. Verwant: vissend roer. |
Vinkennet |
Vinkenet (oorspronkelijk met één n) kan meerdere betekenissen hebben, maar is altijd een touwnet.
|
Visbout | Visbouten
zijn kolomschroeven om gaten in een stalen schip te dichten. Oorspronkelijk bedoeld als
tijdelijke vervanging van een verroeste klinknagel. De visbout heeft een platte kop met
daaronder een zacht metalen plaatje of ring. Het draadeind loopt taps toe en is voorzien
van een gaatje waar een touwtje doorheen kan om de bout van buiten naar binnen door het
gat te vissen. De visbout wordt aan de binnenzijde vastgedraaid met een moer. De site van
de Vereniging Woonboten Groene
Staart Watergraafsmeer geeft uitleg over het zelf maken en aanbrengen
van een visbout. In de 2e wereldoorlog werd een keilbout gebruikt om kogelgaten te dichten. Deze
"kogelbout" werd van binnen uit door het gat gestoken en hoefde dus niet gevist
te worden. De uitstulping aan de buitenkant was niet erg, het was slechts een
thuiskomertje. Verwant: nagelziek, klinkwerk, joggelen. |
Visbun | Bun of
beun. De ruimte in een schip of bootje waarin de gevangen vis levend bewaard wordt. De
visbun kan je zien als een kist op het vlak met een deksel dat
afgesloten kon worden door een schuifslot of grendel, de scheuter, waarbij in de
scheepsbodem gaatjes zijn aangebracht, die voor de doorstroom van vers water zorgen, of
zoals bij botters een min of meer dubbele bodem. Daarbij is het deksel de loopvloer die deken
genoemd wordt. De bijbehorende inhouten heten dekenpoten.
De bak op de rechthoekige opening wordt trog of keel genoemd. De bovenkant
van de trog moet een stuk boven de waterlijn uitsteken. De bun werd ook wel kaar genoemd en met het werkwoord karen werd het met
een schepnet (kisnet) verwijderen van dode vis uit de bun bedoeld. De visserman
zelf noemde het beunhazen van verzopen vis. Deze werd verwerkt tot
gezouten vis of in later tijd op ijs gezet en vers aangevoerd. Er waren ook
drijvende bunnen in alle vormen en maten die meestal in de thuishaven bij de
visafslag te water werden gelaten om de vis levend te houden. Denk aan
manden, kisten, korven, troggen, kuipen, potten, kruiken enz. die
waterdoorlatend waren. Afbeeldingen:
Spiegel der Zeilvaart en Scheepvaartmuseum Antwerpen.
|
Viscositeit | De dikte aanduiding van vloeistoffen. Je zou ook kunnen zeggen de mate van stroperigheid. Bij smeerolie als een SAE getal (Society of Automotive Engineers). Olie vormt een film tussen de bewegende delen van motor of keerkoppeling en dient om wrijving en slijtage te voorkomen, maar zorgt bij de motor ook voor koeling en een goede afdichting tussen zuigerveren en cilinder. Voor elk type motor of transmissie is olie met een voorgeschreven viscositeit nodig. Bij te hoge viscositeit (te dik) zal de olie niet voldoende spreiden, waardoor onvoldoende smering. Bij te lage viscositeit (te dun) zal de olie het metaal-op-metaal contact niet kunnen voorkomen, dus ook onvoldoende smering. Met de toevoeging van de letter W wordt aangegeven dat de olie geschikt is voor lage temperaturen. De SAE classificatie van motorolie kan niet vergeleken worden met die van transmissieolie. Deze heeft hogere getallen, maar is niet dikker. De viscositeit van SAE 80 transmissieolie b.v. is ongeveer gelijk aan SAE 20 motorolie. Multigrade motorolie is geschikt voor zomer en winter en is herkenbaar aan een twee getalsaanduiding b.v. 10W 30. De olie zal zich bij -17º C gedragen als een SAE 10 en bij 100º C als een SAE 30. De letters HD (Heavy Duty) geven aan dat de olie speciaal geschikt is voor dieselmotoren. Verder wordt een kwaliteitsaanduiding gehanteerd, de z.g.n. API-classificatie (American Petroleum Institute). De laagste kwaliteit is A. Een C geeft aan dat de olie geschikt is voor dieselmotoren. Voor moderne motoren wordt steeds vaker synthetische olie voorgeschreven. Synthetische oliën zijn beter vloeibaar dan traditionele minerale olie, hetgeen volgens oliemaatschappijen een betere motorbescherming biedt. Wanneer een motor wordt gestart, heeft minerale olie eerst wat tijd nodig om te circuleren en ontstaat er dus wrijving tussen niet-gesmeerde onderdelen. Synthetische smeermiddelen beginnen meteen te circuleren en beschermen dus direct. Bovendien is de uitstoot "schoner", de motorslijtage minder en het olie- en branstofverbruik lager door minder wrijving, hoewel dit effect ook weer niet overdreven moet worden. ;-) |
Vissend roer |
Een aangehangen roer, ook wel visroer genoemd, dat voor een deel onder het vlak uitsteekt en zo is ingericht dat het bij droogvallen omhoog gehaald kan worden zonder uit de vingerlingen te schieten. Het is aannemelijk dan de benaming komt van "opvissen" en niet uit de visserij, hoewel het daar in getijgebieden veel werd toegepast. Een gebruikelijke constructie is dat zowel aan roer als achtersteven ringen zijn aangebracht welke scharniergewijs op elkaar vallen met daar doorheen lange roerhaken of één stang waarlangs het roer omhoog kan komen. Een vissend roer wordt toegepast op schepen met weinig diepgang. Verder kwam ik op BVT de naam viskoproer tegen. Een verbastering van vissend koproer. Dit boegroer werd ook wel ondertrekker genoemd omdat het alleen bij een leeg motorschip werd "ondergetrokken" om verwaaiing van de voorsteven tegen te gaan. Het in het gareel houden van de kop was op smalle wateren soms noodzakelijk en geschiedde op de voorplecht d.m.v. een platliggend stuurrad. Verwant: rotorkoproer. |
Visserman | Natuurlijk
de naam voor een persoon die vist, maar vroeger meer gebruikelijk de aanduiding voor ieder
soort vissersvaartuig, behalve een walvisvaarder. Je spreekt b.v. over een vissermanaak of
vissermanschouw wanneer het schip voor de visserij gebouwd is en niet voor vrachtvervoer
of pleziervaart. Wanneer een zeilboot met gehesen zeilen op de motor vaart dient een
zwarte kegel met de punt naar beneden gevoerd te worden. De zeilboot vaart dan vissermannend
of eigenlijk vissermandend, waarschijnlijk afgeleid van de vissermand
die een binnenvisser voert of de zwarte driehoek met de punt naarboven uit de zeevisserij.
Voor het BPR is de zeilboot
dan een motorboot! De boete voor het niet of niet op juiste wijze voeren is
80 euro [tarief 2022] |
Vissermanroer |
Vissermanroer is een niet zoveel gebruikte benaming voor een aangehangen roer met helmstok onder de klik. Meer in het bijzonder een achterovend hellend houten roer zoals dat voorkwam bij schepen met hellende achtersteven, al of niet bevestigd aan een achtersteven- of roerbalk. Niet zelden was het een vissend roer dat bij droogvallen langs een stang omhoog kon komen. Denk aan Zeeuwse schouw, hoogaars, hengst e.d. |
Visserij |
Een
vissersschip is volgens het BPR
een schip dat vist met netten, lijnen, sleepnetten of ander vistuig, die de
manoeuvreerbaarheid beperken [Art 1.01 13º]. Een niet vissend vissersschip is dus
geen vissersschip. Het vissersschip voert in het want twee zwarte kegels met de punt
naar elkaar toe. Uit de verte ziet dit eruit als een zandloper en aan de kleur zwart moet
je niet te veel waarde hechten, want meestal wordt een zandlopervormige rieten mand
gehesen. Bovendien wordt vaak "vergeten" het dagmerk te strijken als het schip
van de ene stek naar de andere vaart. Toch zal je als pleziervaarder moeten uitwijken. De
verlichting is hetzelfde als bij een vrij varende veerpont, het
vissersschip mag echter een wit toplicht voeren, maar hoeft dat niet [Art 3.37b].
De binnenvisserij is bij lange niet meer wat het geweest is. Werd er vroeger met name op
de rivieren gevist op trekvissen als zalm, forel, steur, elft, fint, houting en paling; tegenwoordig is daar door vervuiling, kanalisering en bedijking eigenlijk alleen nog maar
mondjesmaat paling overgebleven. Daarnaast wordt ook op snoekbaars gevist. In de schoner
wordende rivieren zien we gelukkig weer een aantal trekvissen terugkomen, maar nog te
weinig voor een broodwinning. Bovendien heeft de visserman te maken met stroperij. Het is
een serieuze bedreiging voor de weinige beroepsvissers. Hier een stukje uit de Schuttevaer
van 13 maart 2010: Het Visstroperijteam Friesland heeft zondagmorgen 7 maart op het Sneekermeer een visstroper aangehouden. De man had 500 meter staandwant uitgezet. Hij werd betrapt terwijl hij zijn vistuig aan het ophalen was. In zijn netten werden zestig snoekbaarzen en 25 kilo witvis aangetroffen. Het vistuig en de boot van de man zijn in beslag genomen. Tegen de stroper werd proces-verbaal opgemaakt, waarna hij in vrijheid werd gesteld. Het was voor de tweede maal in enkele maanden dat hij bij het stropen van vis werd betrapt. Vistuigen, vaar-en voertuigen van stropers worden in beslag genomen. Stropers kunnen rekenen op forse boetes, die tot 16.750 euro oplopen. Altijd al willen weten wat de thuishaven van een vissersschip is? Verder een hele pagina met beschrijvingen en afbeeldingen van oude vissersschepen. Verwant: sportvisserij.
|
Vissing |
De ronde of ellipsvormige
opening in het dek, waar de mast doorheen gaat, heet van oudsher -
ook bij zeegaande schepen - vissing of mastvissing. Een uitzondering was de
haringbuis. Daar werd het mastgat kering (keering)
genoemd. De vissing was van binnen met
eikenhout bekleed. Ook de klampen of keggen, die de masten etc. in alle richtingen
steunen, heetten vissings, vischiens of visschers, maar ook wel wangen,
balksplanken of balksbalken. Verder de benaming vissingstuk of
fissingstuk voor de
middendrager in het langsverband van het voordek van een sloep. De blokken om een
mastvoet (hieling) op de kiel te verankeren heetten mastsporen
of prikkels [NvW]. Verwant: beting, lijfhout, marsschootknecht.
|
Vlagtekens |
En dan waren er de nog nauwelijks gebruikte lettervlaggen, cijferwimpels, vervangwimpels en onderscheidimgswimpels van de internationale vlaggen-code, de dubbele prinsengeus (Koninklijke Marine), de enkele prinsengeus (watersport), de sleepvlag (niet meer) en de vertrekvlag (letter P, blauw met wit vierkant). Zie hier. |
Vlagvoering | Met de etiquette van vlagvoering op
pleziervaartuigen wordt soms vreemd omgesprongen. Een correcte vlagvoering betekent de juiste plek op het schip en voor het recht om de natievlag te mogen voeren een grootte die klopt met de afmetingen van het vaartuig (Art. 3.03 lid 4, BPR). De minimum afmeting voor een natievlag is zelfs bij kleine boten zo'n 1½-kleeds (75 x 112 cm). Dat betekent een vlaggenstok van minimaal een meter. Natuurlijk dienen vlaggen schoon en niet gerafeld te zijn en vrij van het schip en niet in het water te hangen. Voor motorboten gelden de volgende regels: (Zie ook thuishaven). Waar op het schip? Wanneer? Wetenswaardigheden:
Op 4 mei wordt door alle Hollandse schepen waar ook ter wereld na 18.00u plaatselijke tijd tot zonsondergang halfstok gevlagd. Althans zo hoort het. De vlag wordt dan eerst in top gehesen en daarna op 2/3 van de lengte van de vlaggestok naar beneden gelaten. Bij overlijden van een lid van het Koninklijk Huis wordt tot de bijzetting alle dagen (behalve op zondag bij overheidsgebouwen) tot zonsondergang halfstok gevlagd.
Een oude en vrijwel weggesleten manier van groeten. Het wordt met de natievlag gedaan door haar neer te halen en neer te houden totdat de ander hetzelfde heeft gedaan (de groet heeft beantwoord). Pas als de ander de vlag weer voorgehesen heeft gaat de eigen vlag ook omhoog. Deze ceremonie speelt zich af tijdens passeren. Traditioneel salueert een kleiner vaartuig of een oploper als eerste en een varend schip voor een stilligend. Voor de marine wordt altijd gesalueerd. Dit kan een onverwacht tafereel opleveren. Vrienden van de schipper met een motorkruisertje van 10 meter kwamen eind negentiger jaren op de Wadden een marineschip tegen. Als proef op de som haalden zij de natievlag naar beneden. Het antwoord was verbluffend. Vrijwel direct renden twee matrozen naar het achterdek om daar de grote natievlag naar beneden te halen en weer voor te hijsen. Verwant: zeilstrijken. Topstander. Vlag aan het uiterste puntje van steng of masttop.
In de beroepsvaart moest vanaf midden zestiger jaren door de oploper op de Gelderse IJssel en Maas een blauwe oploopvlag getoond worden. Deze rechthoekige vlag werd aan stuurboordzijde in de voorste mast gehesen. In het donker te vervangen door een wit vooruitschijnend oplooplicht laag op de voorsteven. Voor zover bekend gold deze regel uit het vaarreglement (VR) tot in de tachtiger jaren. Vaandel. Een vaandel is een aan een stok gedragen doek met de kleuren of emblemen van een land, vereniging of korps. In 1962 werden vaandels aan de Kon. Marine toegekend. Het heeft de Koningin behaagd de marineluchtvaartdienst en de onderzeedienst te begiftigen met een vaandel. De feitelijke uitreiking was pas twee jaar later. Zo ging dat toen. Koningin Juliana "deed" de onderzeedienst en Prins Bernhard drie dagen later de marineluchtvaartdienst. Aan een vaandel worden dezelfde eerbewijzen gebracht als aan de Koning. Fanion. Kleine vlag aan een stok met koperen punt als vervanging van een vaandel om door een marcherende troep te worden meegevoerd. Aan een fanion worden geen eerbewijzen gebracht. Uitdrukkingen. De vlag legt (ligt) voor geel. Oude uitdrukking voor windstil weer. Volgens Witsen schijnt het te komen van het stilhangen van de vlag tegen het gele hout van de mast. De vlag waait van de kajuit. Het is feest aan boord. Er wordt iets gevierd. Vormen:
Onder goedkope vlag varen:
|
Vlak | Komt van vlaak, de bodem van een schip tussen de kimmen. De oude benaming voor bodem was boom hetgeen we terugvinden in b.v. platboomd. In sommige Zuiderzeehavens als Volendam, Monnikendam, Makkum, Harlingen, De Lemmer en Den Oever sprak men over flak. Dat zou echter best een scherp uitgesproken "V" kunnen zijn, zoals de Amsterdammers van een "Z" een "S" maken, want op Marken en Urk was het gewoon vlak. Vlaak is ook de benaming voor een zandplaat (Wieringer Vlaak). |
Vlakkevet | Vlakkevet of ruim(en)vet is de gangbare benaming voor een een hard vet dat gebruikt werd/wordt voor het preserveren van de binnenzijde van het stalen ruim. Bij mijn weten is het groen/geel van kleur en dient verwamd opgebracht te worden. Een beproefd ouderwets, maar zeer doeltreffend middel tegen roestvorming door vocht. Nadeel: het blijft kleverig en trekt dus vuil aan. |
Vlasvaart |
De vaart met vlas ging van de noordelijke provincies naar de verwerkingscentra in Zeeland, West-Brabant en Vlaanderen, een tak van binnenvaart met een lange traditie. De vlasvaart werd in de vijftiger jaren verdrongen door de vrachtauto die, vanaf de boerderij, de lading sneller en eenvoudiger kon vervoeren. |
Vleet |
De vleet
is de benaming voor een strook aan elkaar geknoopte drijfnetten die een bom, buis, of logger uitzette voor de haringvangst. Het drijfnet, ook wel
want hangt verticaal in het water en wordt rechtop gehouden door drijvers. Er
wordt met grote aantallen netten naast elkaar een kilometers lang gordijn uitgezet tot een
"muur des doods". Oud visserman Leo Rog, die van 1953 tot 1969 op visserijschepen werkte, vertelde het volgende: Er waren twee soorten vleten, een Schotse vleet en een Hollandse vleet.
|
Vlet |
De vlet is van oorsprong een overnaads gebouwde roeiboot met rond vlak, weinig diepgang en overhangende, lepelvormige boeg om op het strand te kunnen landen. De boten werden vooral in Noord-Holland voor de Zuiderzeevisserij op de westwal gebruikt. Men denkt dat ze van Noorse herkomst zijn. |
Vlieboot |
Het zeegat Vlie tussen Vlieland en Terschelling was het toneel van diverse zeeslagen, maar ook de naamgever voor een koopvaarder van 30 tot 70 last uit de 16e eeuw met een spiegel en smakzeil die zou zijn ontstaan uit het type scheepjes dat ter doggevaart ging en oorspronkelijk in gebruik was bij de Vlielanders. De vlieboot werd tijdens de Tachtigjarige Oorlog bewapend voor de oorlogvoering. |
Vlieger |
|
Vliegroest | Vliegroest is een
bruine aanslag van miniscule deeltjes roest en dient onmiddellijk verwijderd te worden.
Het ontstaat "vliegensvlug" bij slijp- of boorwerkzaamheden na niet
zorgvuldig wegvegen en kan, alleen als het kort
geleden is veroorzaakt, verwijderd worden met oxaalzuur. Verdunning 100 gram op een liter
water. Zo'n oplossing wordt wel ontweringswater genoemd omdat dezelfde verdunning
ook goed bruikbaar is om het "weer" uit hout te halen. Daarrna grondig naspoelen
(afspuiten of afsponsen) met
leidingwater. De volgende dag zullen overgeslagen plekjes zichtbaar zijn. Bouwmarkten verkopen kant-en-klaar ontweringswater dat redelijk werkt. Een product dat naar eigen ervaring, althans
op twee-componenten verf, verbazend goed werkt is
Zep Brite Stalume van Zep Industries uit Bergen op Zoom. Het middel is ontwikkeld als
desoxideerder en ontvetter van niet geanodiseerd aluminium, maar inmiddels hebben
reparatiewerven ontdekt dat ook (zelfs oudere) vliegroest als sneeuw voor de zon
verdwijnt. Het dient dan onverdund met een plantenspuit o.i.d. te worden aangebracht,
waarna het begint te bruisen. Even in laten werken, daarna afvegen en met
veel water naspoelen.
Pas op: geen ervaring met gewone "één-component" verf! Verwant: ontroesten, roest en kruipolie. |
Vliegwiel |
In tegenstelling tot een auto wordt een schip niet in beweging gezet door een koppeling(pedaal). De kracht van de stationair lopende motor wordt door het inschakelmechanisme in één klap via de keerkoppeling overgebracht op de schroef. Om te voorkomen dat de motor door deze plotselinge weerstand af zou slaan, wordt gebruik gemaakt van een verzwaard vliegwiel met daaraan een demperplaat. De massa van deze twee tezamen dempt de schakelklap waardoor de motor draaiende blijft. De hoofdfunctie van de veren of kunststof nokken in de demperplaat is echter het dempen van torsietrillingen van de motor (vooral bij lage toerentallen). |
Vloed | Zie getijwater. |
Vloeien | De gepunte bladen van een anker worden vloeien of handen genoemd. Hoe groter het oppervlak van de vloeien hoe beter het anker zich zal ingraven en zal houden. "Lange handen" voorkomen dat het anker alleen vuil of wier verzamelt en daarachter blijft haken in plaats van in de grond. De afstand tussen de ene en de andere hand noemt men greep. Een Danforthanker heeft geen greep, de handen zitten vrijwel tegenelkaar. De verbrede handen van een ouderwets stokanker heten wem en degene die zich in de grond graaft noemt men onderwem of onderhand. Streekgebonden komen we ook namen als klauwen, bladen en schoppen tegen [TrN]. Zie ankeren. |
Vlotschuit |
Vlotschuiten kwamen al vanaf de 17e eeuw in en rond Amsterdam voor [NW]. Het waren lichters met een open ruim die geboomd werden en zich ook op de Zuiderzee waagden om bij Pampus een gedeelte van de lading van de Zeeschepen over te nemen, zodat die gemakkelijker de ondiepte konden passeren, getuige enkele in de voormalige Zuiderzee opgegraven exemplaren. |
VOC |
De Verenigde Oostindische Compagnie (VOC) werd in 1602 opgericht als de Generale
Vereenichde geoctrooieerde Compagnie en zou uitgroeien tot het grootste
handelsbedrijf ter wereld. De VOC richtte een handelsnetwerk op tussen
diverse handelsposten in de Aziatische regio. Deze handel zorgde vele jaren
voor grote winsten. De VOC sloot daartoe contracten af met oosterse
potentaten en vorsten. Er werd zelfs gehandeld in gevangen olifanten,
die werden verkocht aan agenten van Indiase vorsten. Een bul zonder
slagtanden bracht 6000 tot 7000 gulden in het VOC-laatje. Later werd met steun van de Staten-Generaal
ook de West-Indische Compagnie
(WIC, 1621–1792) opgericht naar het voorbeeld van de VOC om soortgelijke
activiteiten te ondernemen in West-Afrika, de Caraïben en Noord- en
Zuid-Amerika, maar de WIC kwam na 1648 in grote financiële problemen en ging
zich meer richten op de slavenhandel.
Verwant: Middelburgse Commercie Compagnie (MCC) |
VOC mentaliteit |
Jef Last [1898-1972] schetste in 1945 - met literatuurverwijzing - in zijn "Het eerste schip op de Newa" een onthutsend beeld van de VOC. In 2006 dacht onze premier daar anders over. Hij was trots op die "VOC mentaliteit". Overigens geen reden om het verleden te verloochenen. Er doet zich de laatste jaren bij een jonge generatie een zorgelijke ontwikkeling voor. Alles wat in het verleden volgens hun terechte opvatting fout was moet worden verdoezeld of zelfs gewist. Verder hoe de Japanners tegen de Nederlanders op de VOC factorij op het eilandje Deshima in de baai van Nagasaki aankeken. Verwant zeehelden. |
Voering | Bij de VOC mochten zeelui als aanvulling op hun gage handelswaar meenemen. Hoe belangrijk dit was blijkt uit een citaat uit 1675: "Niemand zou immers zulk een zware en penibele reize als die na Oost-Indië is bij der hand nemen met intentie om daar vliegen te vangen of om het sobere tractementje te genieten, dat de Compagnie aan hare dienaren is gevende, hetwelk nauwelijks toereiken kan om daarmede maandelijks des wijfs theebak naar behooren te voorzien, zoo kostelijk en dierkoop leven is 't daar te lande, en als men dan niets van zijn zeiver en hadde of door behoorlijke middelen niet en wiste te prospereeren, waarvan zoude men leven en wijf en kinderen onderhouden, en wat zou er tegens den oude dag overschieten, wanneer men met de oude honden aan de dijk gejaagd wordt?" Zie pactouw. |
Voet | Deze oude lengtemaat wordt traditioneel in scheepvaartkringen nog steeds gebruikt. Het verwarrende is dat er meer soorten waren. De belangrijkste drie waren de Amsterdamse 28,3 cm, de Rijnlandse 31,4 cm en de Engelse 30,48 cm. De laatste met als aanduiding ft (foot) is de enige waar nu nog mee gerekend wordt. Hoewel... Op de Bataviawerf wordt natuurlijk nog de Amsterdamse voet gebruikt. Deze bestond niet uit 12 duim, maar uit 11 duim van elk 2,57 cm. Zie ook de schippersmaatlat. |
Voith-Schneider |
De naam van een
scheepswerf uit Heindenheim a.d. Brenz, die de door de Oostenrijkse ingenieur Ernst
Schneider uitgevonden cycloïdeschroef in 1929 verbeterde en daarmee bekend werd onder de
naam Voith-Schneider propeller (VSP). Het is een propeller, die bestaat uit een horizontale
schijf waar vertikaal een krans van (doorgaans zes) lange smalle bladen is aangebracht; een reusachtige
slagroomklopper die onder de scheepsromp hangt en daardoor niet bruikbaar is
in ondiep water. Via een mechanisch kantelsysteem kunnen de bladen worden versteld,
waardoor de grote stuwkracht in elke gewenste richting kan worden geleid en in principe geen
roer nodig is. Voldoet uitstekend bij sleep- en veerboten, maar ook bij
bevoorradingsschepen van platforms, die tijdens lossen op ruw water
gemakkelijk in positie gehouden kunnen worden. De VSP, hier ten lande kantelbladschroef
genoemd, kan zich onder elk punt van vlak bevinden, maar wordt meestal in paren enigszins voor het midden
geplaatst. De relatief stille VSP was een gewilde aandrijving bij Duitse en
Japanse mijnenvegers in de Tweede Wereldoorlog bij het ruimen van
akoestische mijnen. Verwant: Dynafin, O-foil voortstuwing. |
Volschip |
Als bij een
zeilschip alle masten vierkantgetuigd zijn spreekt men van een volschip. Een volschip kan
wel tot zes of zeven masten voeren, maar heeft dan een uitgebreide bemanning nodig. Zie windjammers.
|
Voor de wind | Zie zeilstanden. |
Voorhaven | Een voorhaven dient voor
de afwikkeling van sluisverkeer. Aankomende schepen krijgen de gelegenheid
om vaart te minderen en zonodig af te meren aan de opstelruimte
(wachtsteiger) van het remmingwerk. Soms is er tevens een wachtruimte voor "overliggers"
die niet met de eerstvolgende schutting mee kunnen. Beroepsvaart zal over
het algemeen bij wachttijden korter dan 15 minuten niet aanleggen. Bij
bruggen wordt de aanlegmogelijkheid ook voorhaven genoemd. |
Voorliggen | Een bepaalde koers (streek van het kompas) varen: "Welke koers ligt dat schip voor?". |
Voorrang | Voorrang op het water bestaat niet, wel moet je in bepaalde gevallen voorrang verlenen of uitwijken. Je kan je afvragen of dit taalzifterij is, maar er wordt bedoeld dat voorrang nooit genomen mag worden, hetgeen overigens ook geldt voor het wegverkeer (artikel 5a). Rechts heeft geen voorrang, maar krijgt voorrang. Het vernieuwde BPR [2004] verstaat onder "uitwijken" een daadwerkelijke koersverandering en onder "voorrang verlenen" een koers- of snelheidswijziging. Zie verder vaarregels, laveren en zeilschepen onderling (ook voor windsurfers). |
Voorspanboot | Ander woord voor
een sleepboot. Eigenlijk een extra sleepboot die bij moeilijke passages in bergvaart voorgespannen kan worden. De voorspanboten lagen
op de Rijn op strategische punten klaar. Zelfs bij de huidige duwvaart wordt bij harde
dwarswind nog wel gebruik gemaakt van deze sleepboten. Verwant: sleepboten, kar-ga-door.. |
Vormt | Het Vormt is een beruchte ondiepte in het IJsselmeer. Het stamt uit de ijstijd en bestaat uit een enorme bult zand en keien waaruit Urk is ontstaan. De ondiepte ligt pal west van de vuurtoren met een uitloper naar het noorden. Ondanks een goede betonning lopen vooral onervaren pleziervaarders hier omhoog met vaak behoorlijke schade door de keien. |
Vouwfiets
|
Voor het
overbruggen van afstanden tot zo'n 10 kilometer is een vouwfiets aan boord ideaal. De
betere fietsjes zijn snel in/uit elkaar te vouwen en hebben voor niet te grote afstanden
door hun versnelling uitstekende rij-eigenschappen. In een test van de Waterkampioen
uit 2003
kwamen twee merken als beste uit de bus. De dure "Brompton" met naar keuze derailleur- of naafversnelling
en de "Di Blasi" met derailleurversnelling die hoofdzaklijk in
watersportwinkels wordt verkocht. De laatse is ook
leverbaar in een RVS uitvoering. Voor langere tochten zijn ze minder geschikt. Voor de
echte luiaards heeft Di Blasi zelfs een opvouwbare brommer en een
elektrische vouwscooter! Het zijn de R7, die ook in RVS leverbaar is als R7S
en de R70. Dit gemak heeft wel een prijskaartje: ruim 2400 euro (RVS 3000
euro) voor de brommer en 3200 euro voor de elektrische scooter (prijsstelling 2013).
|
Vreetschip |
Een meerkeuzevraagje: Wat is of was een vreetschip? A. parlevinker. B. bevoorradingsschip. C. party- of salonboot. D. geen van bovenstaande. --------------------------------------------- Antwoord onderaan de pagina |
Vrijboord | Bij pleziervaartuigen de hoogte van het deel van het schip vanaf de waterlijn tot het dek (bij open vaartuigen tot het boord). Anders gezegd, het gedeelte dat boven de waterspiegel uitsteekt. Bij binnenvaartuigen spreekt men liever van minimum vrijboord, omdat het de afstand aangeeft tussen het vlak van de grootst toegestane diepgang en de bovenkant van de denneboom. Kijk voor zeeschepen bij plimsollmerk. |
Vrijzetten | Term uit de zeevaart. Iets overboord (over de muur) zetten, werpen. "De jonen zijn vrijgezet". Het tegengestelde van iets aan boord hebben. "De visborden zijn scheep (gezet)". |
Vuilwatertank | Een
vuilwatertank in bestaande schepen is niet verplicht, maar omdat pleziervaart vanaf 2009 niet meer
op oppervlaktewater mag lozen worden nieuwe schepen er wel van voorzien.
Reeds vanaf 26 augustus 2003 geldt volgens de Wet Pleziervaartuigen (denk
aan rondvaartboten) dat
nieuw gebouwde schepen waarin toiletten zijn aangebracht dienen te
beschikken over reservoirs of voorzieningen om reservoirs aan te brengen (bijlage
1 bij de Richtlijn 94/25/EG). Inbouw in
bestaande schepen is niet altijd makkelijk. Voor het mooi zou de tank lager dan de afvoer
van kombuis en toilet/douche moeten zitten, omdat anders bij elk van deze voorzieningen
een aparte mechanische afvoer gerealiseerd moet worden. Gelukkig is er een slimmere
oplossing, waarbij de tank op elke plek (hoog of laag) in het schip geplaatst kan worden.
In de bilge wordt dan een kleine buffertank (b.v. 50 liter)
geplaatst waar alle - uit zich zelf weglopende - afvoeren op uit komen. Middels een
vlotterschakelaar wordt deze "dagtank" automatisch leeggepompt naar de grote
vuilwatertank. Ondanks relatief schoon water is af en toe reinigen noodzakelijk, want
aangekoekt vuil (grijze drab) maakt de vlotter na een jaar of twee onbetrouwbaar. Helaas willen vuilwaterpompen het nogal eens af laten weten door verkeerd gebruik. Dat is de
reden dat er op veel plekken alleen begeleid (havenmeester) gebruik van mag worden
gemaakt. Een ander probleem is de sterke zuigcapaciteit. Die is natuurlijk nodig, maar
heeft volgens onderzoek al een aantal keer tot implosie van een tank geleid. Mogelijk
waren de tanks te dunwandig uitgevoerd of hadden een beluchter/geurfilter met te weing
luchtcapaciteit. De beluchter zou minstens dezelfde doorsnede moeten hebben als het
afzuigpunt. Een te kleine tank kan bij de afzuiginstallatie ook problemen geven. Je kan je
voorstellen wat er gebeurt als een tankje van jerrycanformaat aan een vuilwaterpomp met
grote capaciteit wordt aangesloten. Een beetje vuilwatertank heeft al gauw een
inhoud
van 150 tot 200 liter, |
Vuistregels
|
In de
pleziervaart
worden zoals op veel andere gebieden vuistregels gehanteerd. Denk eraan dat een vuistregel
niets anders is dan een regel die ongeveer opgaat. Hieronder een
alfabetische opsomming. De schipper kan niet instaan voor de juistheid. De laatste
twee met
een knipoog!
|
Vuurfles | Een vuurfles zou je de voorloper van de molotovcocktail kunnen noemen. Het was een kruik met buskruit en een lont welke tijdens een zeeslag op het dek van vijandelijke schepen geworpen werd. |
Vuurtoren
|
De benaming vuurtoren stamt uit de tijd dat men vuurbakens gebruikte. Die
meestal houtgestookte vuurbakens werden toegepast om een haveningang te
markeren. De latere min of meer officiele benaming lichttoren voor hedendaagse automatische lichtbakens
(ook op lichtschepen) heeft voor landbakens nooit opgang gevonden. Elke vuurtoren heeft bij duisternis zijn eigen lichtritme
en is daardoor herkenbaar als landopdoeming
voor de scheepvaart. Minder bekend is dat de torens ook overdag kenbari
(herkenbaar) moesten zijn. Het boekje "Vuurtorens,
lichtschepen en reddingsboten" van Olwen Reed geeft een paar voorbeelden. - Witte vuurtoren tegen een achtergrond van donkere rotsen. - Witte vuurtoren met brede zwarte band als contrast met de achtergrond van witte krijtrotsen. - Rode vuurtoren die duidelijk afsteekt tegen de heldere lucht (Nederland). - Wit met rode vuurtoren tegen een half-lichte, half-donkere achtergrond. Met de huidige satelietnavigatie raken vuurtorens buiten gebruik. De meeste torens worden alleen nog als monument in stand gehouden. De oudste vuurtoren van Nederland, de Brandaris op Terschelling is zo'n rijksmonument. De toren is herkenbaar aan de rechthoekige blokkendoosvorm en nog steeds in gebruik voor de scheepvaart, maar nu als kustwachttoren. Multifunctioneel zelfs, want de daar gevestigde verkeerscentrale beluistert en volgt visueel 24u per dag de scheepvaart, terwijl de eerste verdieping is ingericht als officiele trouwlocatie. De naam Brandaris is goed gekozen want de oude betekenis is "vuurbaak" [NW], maar verwijst tevens naar de Middeleeuwse Brandarius-kapel, een kapel met toren gewijd aan St. Brandaan. De verre zeereizen van de Ierse Brandaan leidden ertoe dat hij de beschermheilige van de zeevarenden en kustverlichting werd.
|
Antwoord Vreetschip: | Antwoord D (geen van bovenstaande) is juist. Vreetschip was in de tijd van Witsen een (verbasterde?) benaming voor een vrede(s)schip. De vredeschepen, ook wel convojers of tegenwoordig escorteschepen genoemd, waren bewapende schepen die handels- en vissersvaartuigen tegen vijandelijke activiteiten moesten beschermen. Ons land kende in de 16e en 17e eeuw zelfs watte convoyers of uytleggers. In huidig Nederlands: waddenkonvooiers. Dat waren zwaar bewapende, op admiraliteits- of statenjacht gelijkende vaartuigen, die schepen op de Waddenzee beschermden. |
Op alle materiaal
(layout, tekst en afbeeldingen) rust het auteursrecht van schipper Cees e.a. Mocht je ondanks
alle in acht genomen zorgvuldigheid menen rechten te kunnen ontlenen
A
B
C
D
E
F
G
H
I
J
K
L
M
N
O
P
Q
R
S
T
U
V
W
X
Y
Z
Heel graag op- of aanmerkingen.
Overname van artikelen of delen daarvan is slechts geoorloofd na schriftelijke
toestemming.
aan in deze pagina gebruikt materiaal, laat de schipper dat dan zo spoedig mogelijk weten.